06.09.2025

 0    104 Datenblatt    justynagintowt89
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Moja zona nie ma na sobie zadnej sukienki
Lernen beginnen
Mijn vrouw draagt geen jurk
On moze spi
Lernen beginnen
Hij slaapt misschien
To jest kolega mojej corki
Lernen beginnen
Dit is de vriend van mijn dochter
Mam na sobie skarpety, ale zadnych butow
Lernen beginnen
Ik draag sokken, maar geen schoenen.
Sukienki sa dobre
Lernen beginnen
De jurken zijn goed
Dziecko nie nosi chodakow
Lernen beginnen
Het kind draagt geen klompen
Zwierzeta nie nosza chodakow
Lernen beginnen
De dieren dragen geen klompen
Przepraszam, nie mam reklamowki
Lernen beginnen
Sorry, ik heb geen tas.
Kobieta nosi spodnie
Lernen beginnen
De vrouw draagt broeken
Czy tshirty sa dobre?
Lernen beginnen
Zijn de t-shirten goed?
Mezczyzni maja plaszcze
Lernen beginnen
De mannen hebben de jassen
Czy macie sukienki i plaszcze?
Lernen beginnen
Hebben jullie jurken en jassen?
Czy macie spodnie?
Lernen beginnen
Hebben jullie broeken?
Truskawka jest przepyszna
Lernen beginnen
De aardbei is lekker
Mam sol i wode
Lernen beginnen
Ik heb zout en water
Skarpety to ubrania
Lernen beginnen
Sokken zijn kleren.
Mezczyzna je truskawke.
Lernen beginnen
De man eet een aardbei.
To jest pomidor
Lernen beginnen
het is een tomaat
My ubieramy ubrania
Lernen beginnen
Wij dragen kleren.
Dzieci nie pija wina
Lernen beginnen
Kinderen drinken geen wijn
Ja nie pije wina
Lernen beginnen
Ik drink geen wijn
Owoc jest przepyszny, poniewaz jest swiez
Lernen beginnen
Het fruit is heerlijk omdat het vers is/ het fruit is lekker want het is vers.
Dzieci jedza makaron
Lernen beginnen
De kinderen eten pasta
Macie makaron i wode
Lernen beginnen
Jullie hebben de pasta en het water.
Ja gotuje a ty jesz
Lernen beginnen
Ik kook en jij eet
Szybki kon idzie
Lernen beginnen
Het snelle paard loopt
Maly kot ma krotki ogon
Lernen beginnen
Het kleine kat heeft een korte staart
Chce mi sie pic, dlatego pije wode
Lernen beginnen
Ik heb dorst, dus ik drink water
Mezczyzni gotuja duze danie
Lernen beginnen
De mannen koken een grote maaltijd
Powolny pies czy wolny kon?
Lernen beginnen
Een Langzame hond of een langzaam paard?
nie martw sie
Lernen beginnen
Maak je geen zorgen
Wszystko bedzie dobrze
Lernen beginnen
Het komt wel goed
Jestem tu dla ciebie
Lernen beginnen
Ik ben er voor je
Glowa do gory
Lernen beginnen
Kop op!
Jestes silniejszy niz myslisz
Lernen beginnen
Je bent sterker dan je denktM
Masz rozpiety rozporek
Lernen beginnen
Je gulp staat open
Ale jest przeciag! mozesz zamknac okno?
Lernen beginnen
Wat een tocht! Kun je het raam dichtdoen?
marchewka
Lernen beginnen
de wortel
ogorek
Lernen beginnen
de komkommer
pomidor
Lernen beginnen
de tomaat
to jest zielony sweter
Lernen beginnen
dit is een groene trui
usiasc (to sit down)
Lernen beginnen
gaan zitten
ide w twoim kierunku (I’m walking toward you)
Lernen beginnen
Ik loop naar je toe
jestem daleko od ciebie (I’m far from you)
Lernen beginnen
Ik ben ver van jou
jestem tutaj (I’m over here)
Lernen beginnen
Ik ben hier
jestes tam (you are over there)
Lernen beginnen
jij bent daar
Idę
Lernen beginnen
Ik loop van je weg
czy moglabys powtorzyc?
Lernen beginnen
Kunt u het herhalen? / zou je het kunnen herhalen?
gdzie jest najblizszy...? (where is the nearest...?)
Lernen beginnen
Waar is de/ het dichtstbijzijnde...?
ile to kosztuje? (how much does it cost?)
Lernen beginnen
Hoeveel kost het? (Hoeveel kost het?)
ktora jest godzina? (what time is it?)
Lernen beginnen
Hoe laat is het?
mam inne spotkanie (I have another appointment)
Lernen beginnen
Ik heb een andere afspraak
czy jablko jest zielone?
Lernen beginnen
is de appel groen?
tam jest jego torba!
Lernen beginnen
daar is zijn tas!
tam jestes!
Lernen beginnen
daar ben je!
czasami jesz mieso (sometimes you eat meat)
Lernen beginnen
soms eet je vlees
tutaj ona jest (here she is)
Lernen beginnen
hier is ze
teraz ja ide (now I am going)
Lernen beginnen
nu ga ik
teraz szklanka jest pusta
Lernen beginnen
nu is het glass leeg
tutaj sa Twoje skarpety (here are your socks)
Lernen beginnen
hier zijn jouw sokken
moze Ty nie gotujesz (maybe you are not cooking)
Lernen beginnen
misschien kook je niet
czasami my pijemy wino
Lernen beginnen
soms drinken we wijn
teraz nie nosi on kapelusza (now he is not wearing a hat)
Lernen beginnen
nu draagt hij geen hoed
czasami mnie widzisz (sometimes you see me)
Lernen beginnen
soms zie je mij
tam jestes! (there you are)
Lernen beginnen
daar ben je!
moze jestes kaczka (maybe you are a duck)
Lernen beginnen
misschien ben je een eend
to mleko sie zepsulo (this milk is spoiled)
Lernen beginnen
deze melk is bedorven
czy mozesz mowic wolniej? (can you speak slowly?)
Lernen beginnen
kun je langzamer praten?
czy mozesz to zapisac? (can you write it down?)
Lernen beginnen
Kun je het opschrijven?
jak sie mowi...? (how do you say...?)
Lernen beginnen
hoe zeg je...?
jak to sie nazywa? jak sie na to mowi? (what’s this called?)
Lernen beginnen
Hoe heet dit? Hoe noem jij het?
czy mozesz mi pomoc? (can you help me?)
Lernen beginnen
kun je mij helpen?
moglbys mi pomoc? (could you help me?)
Lernen beginnen
zou je me kunnen helpen?
dziwny
Lernen beginnen
raar
zachowywal sie troche dziwnie po przyjeciu
Lernen beginnen
hij deed een beetje raar na het feest
brudny
Lernen beginnen
vies / vuil
moje buty sa cale brudne po spacerze
Lernen beginnen
mijn schoenen zijn helemaal vies/vuil na de wandeling
nigdy wiecej
Lernen beginnen
nooit meer
prawie nigdy
Lernen beginnen
bijna nooit
zawsze zle
Lernen beginnen
altijd slecht
idz stad
Lernen beginnen
ga weg
bedzie dobrze
Lernen beginnen
komt goed
prawie weekend
Lernen beginnen
bijna weekend
nie zupelnie, nie do konca, nie calkiem
Lernen beginnen
niet helemaal
zupelnie nie, calkowicie nie
Lernen beginnen
helemaal niet, helemaal niet
mozg
Lernen beginnen
de hersenen
serce
Lernen beginnen
het hart
watroba
Lernen beginnen
de lever
pluca
Lernen beginnen
de longen
nerki
Lernen beginnen
de nieren
zoladek
Lernen beginnen
de maag
jelita
Lernen beginnen
de darmen
pecherz moczowy
Lernen beginnen
de blaas
smutny
Lernen beginnen
verdrietig
zmeczony
Lernen beginnen
moe
zly
Lernen beginnen
boos
zakochany
Lernen beginnen
verliefd
zdezorientowany
Lernen beginnen
verward
zawstydzony
Lernen beginnen
beschaamd
nerwowy
Lernen beginnen
zenuwachtig
zadowolony
Lernen beginnen
tevreden/ blij
zaskoczony
Lernen beginnen
verrast
chory
Lernen beginnen
ziek
idziesz jak burza
Lernen beginnen
je gaat als een speer/ je gaat heel snel

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.