2

 0    697 Datenblatt    Vinceq
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
wchodzić
Lernen beginnen
invoeren
dojrzały
Lernen beginnen
volwassen
zawrót głowy
Lernen beginnen
duizeligheid
zaparcie
Lernen beginnen
verstopping
biegunka
Lernen beginnen
diarree
senność
Lernen beginnen
sufheid
ciąża
Lernen beginnen
zwangerschap
senny
Lernen beginnen
slaperig
senność
Lernen beginnen
slaperigheid
wysypka
Lernen beginnen
huiduitslag
zapalenie płuc
Lernen beginnen
longontsteking
jedzenie
Lernen beginnen
voedsel
efekt uboczny
Lernen beginnen
bijwerking
jelita
Lernen beginnen
darmen
ostrzeżenie
Lernen beginnen
de waarschuwing
błonnik
Lernen beginnen
de vezels
produkty pełnoziarniste
Lernen beginnen
volkorenproducten
środek przeczyszczający
Lernen beginnen
het laxeermiddel
Karmienie piersią
Lernen beginnen
de Borstvoeding
niewystarczający
Lernen beginnen
onvoldoende
leczenie
Lernen beginnen
de behandeling
umysł
Lernen beginnen
het verstand
powstanie
Lernen beginnen
de opstand
niezależny
Lernen beginnen
onafhankelijk
umierać
Lernen beginnen
sterven
odziedziczyć
Lernen beginnen
erven
nagle
Lernen beginnen
ineens
niezadowolony
Lernen beginnen
ontevreden
heretyk
Lernen beginnen
de ketter
karać
Lernen beginnen
straffen
naród, grupa ludzi
Lernen beginnen
het volk
armata
Lernen beginnen
het kanon
walka
Lernen beginnen
de gevecht
obiecywać
Lernen beginnen
beloven
zakopywać
Lernen beginnen
begraven
hymn narodowy
Lernen beginnen
het volkslied
pokój (brak wojny)
Lernen beginnen
de vrede
prasować
Lernen beginnen
strijken
pokazać
Lernen beginnen
tonen
korzyść
Lernen beginnen
de voordeel
dzisiaj, obecnie
Lernen beginnen
tegenwoordig
zgadzać się z
Lernen beginnen
zijn het eens met
przystąpić do walki o
Lernen beginnen
aangaan de strijd
prawo wyborcze kobiet
Lernen beginnen
het vrouwenkiesrecht
wprowadzić
Lernen beginnen
invoeren
pozwolenie
Lernen beginnen
de toestemming
robić porządki domowe
Lernen beginnen
het huishouden doen
około
Lernen beginnen
ongeveer
urna wyborcza
Lernen beginnen
de stembus
W imieniu
Lernen beginnen
namens
bić, walczyć
Lernen beginnen
vechten
włączać, wliczać, zawierać
Lernen beginnen
inbegrijpen
zapalenie, stan zapalny
Lernen beginnen
ontsteking
porwać np. dziecko
Lernen beginnen
ontvoeren
były, dawny
Lernen beginnen
voormalig
założyciel (np. organizacji)
Lernen beginnen
de oprichter
przewodniczący
Lernen beginnen
de voorzitter
wprowadzenie
Lernen beginnen
de invoering
samoobsługa
Lernen beginnen
de zelfbediening
tak zwane
Lernen beginnen
zogenaamde
nagroda
Lernen beginnen
de prijs
rocznica śmierci
Lernen beginnen
sterfdag
próba
Lernen beginnen
de poging
wpływ
Lernen beginnen
de invloed
wpływać (na coś)
Lernen beginnen
beïnvloeden
wysiłek
Lernen beginnen
de moeite
majsterkować
Lernen beginnen
knutselen
zamiatać (miotłą)
Lernen beginnen
bezemen
wygodny
Lernen beginnen
gemakkelijk
ręcznie robiony
Lernen beginnen
handgemaakt
z drewna
Lernen beginnen
houten
z plastiku
Lernen beginnen
plastieken
sztuczny
Lernen beginnen
kunstmatig
podrobiony
Lernen beginnen
vervalst
majsterkowanie
Lernen beginnen
het knutselen
dół (dolna część)
Lernen beginnen
de bodem
korzystny
Lernen beginnen
gunstig
lokalizacja
Lernen beginnen
de ligging
w pobliżu
Lernen beginnen
vlakbij
korytarz
Lernen beginnen
de gang
przestronny
Lernen beginnen
ruim
poznać, spotkać,
Lernen beginnen
treffen
poddasze
Lernen beginnen
zolder
charakterystyka
Lernen beginnen
kenmerk
wyrażenie
Lernen beginnen
uitdrukking
współlokator
Lernen beginnen
de medebewoner
kaucja
Lernen beginnen
de borg
parter
Lernen beginnen
gelijkvloers
ukończyć
Lernen beginnen
vervolledigen
ścielić łóżko
Lernen beginnen
bed opmaken
na przedmieściach
Lernen beginnen
in de buitenwijken
Puls
Lernen beginnen
de polsslag
ciśnienie krwi
Lernen beginnen
de bloeddruk
raport
Lernen beginnen
de verslag
układ pracy
Lernen beginnen
de werkindelig
przywództwo
Lernen beginnen
het leiding
za co?
Lernen beginnen
waarvoor?
wiele
Lernen beginnen
meerdere
nazwa
Lernen beginnen
de benaming
ukończyć
Lernen beginnen
afronden
jeśli, w przypadku gdy
Lernen beginnen
indien
znak, szczegół
Lernen beginnen
het kenmerk
strach
Lernen beginnen
de angst
korytarz
Lernen beginnen
de overloop
wymagać
Lernen beginnen
vereisen
zaoszczędzić
Lernen beginnen
versoberen
rozwiązać
Lernen beginnen
oplossen
pięta
Lernen beginnen
de hiel
gardło
Lernen beginnen
de keel
łydka
Lernen beginnen
de kuit
środkowy palec
Lernen beginnen
de middelvinger
pacha
Lernen beginnen
de oksel
mały palec
Lernen beginnen
de pink
pośladki
Lernen beginnen
de billen
palec serdeczny
Lernen beginnen
de ringvinger
palec wskazujący
Lernen beginnen
de wijsvinger
wzrok
Lernen beginnen
het zicht
słuch
Lernen beginnen
het gehoor
węch
Lernen beginnen
de geurzin
smakować
Lernen beginnen
proeven
zmysł smaku
Lernen beginnen
de smaakzin
zmysł dotyku
Lernen beginnen
de tastzin
rozpoznawać
Lernen beginnen
herkennen
mózg
Lernen beginnen
de hersenen
wątroba
Lernen beginnen
de lever
żołądek
Lernen beginnen
de maag
jelito grube
Lernen beginnen
de dikke darm
jelito cienkie
Lernen beginnen
de dunne darm
śledziona
Lernen beginnen
de milt
nerki
Lernen beginnen
de nieren
tchawica
Lernen beginnen
de luchtpijp
strawić
Lernen beginnen
verteren
oddychać
Lernen beginnen
ademen
żuć
Lernen beginnen
kauwen
przełykać
Lernen beginnen
slikken
mieszać
Lernen beginnen
mengen
dodawać, dorzucać
Lernen beginnen
toevoegen
fałszować, podrabiać
Lernen beginnen
vervalsen
oszczędzać (pieniądze)
Lernen beginnen
besparen
po prostu
Lernen beginnen
gewoon
podziwiać
Lernen beginnen
bewonderen
postawić, nastawić, położyć
Lernen beginnen
zetten
poszedłem
Lernen beginnen
ik ben gegaan
byłem
Lernen beginnen
ik ben geweest
Miałem
Lernen beginnen
ik heb gehad
kupiłem
Lernen beginnen
ik heb gekocht
szukałem
Lernen beginnen
ik heb gezocht
zrobiłem
Lernen beginnen
ik heb gedaan
piłem
Lernen beginnen
ik heb gedronken
zjadłem
Lernen beginnen
ik heb gegeten
Patrzyłem
Lernen beginnen
ik heb gekeken
Chodziłem
Lernen beginnen
ik heb gelopen
Stałem się
Lernen beginnen
ik ben geworden
Poleciałem
Lernen beginnen
ik heb gevlogen
Przyszedłem
Lernen beginnen
ik ben gekomen
Przeczytałem
Lernen beginnen
ik heb gelezen
napisałem
Lernen beginnen
ik heb geschreven
zacząłem
Lernen beginnen
ik heb begonnen
ekscytujący
Lernen beginnen
spannende
zużyty
Lernen beginnen
versleten
podekscytowany
Lernen beginnen
opgewonden
przerażony
Lernen beginnen
bang
rozczarowany
Lernen beginnen
teleurgesteld
zawstydzony
Lernen beginnen
beschaamd
wściekły
Lernen beginnen
woedend
zmartwiony
Lernen beginnen
bezorgd
zazdrosny
Lernen beginnen
jaloers
zadowolony
Lernen beginnen
tevreden
pewny siebie
Lernen beginnen
zelfverzekerd
przygnębiony
Lernen beginnen
depressief
leniwy
Lernen beginnen
lui
nieśmiały
Lernen beginnen
verlegen
skromny
Lernen beginnen
bescheiden
uparty
Lernen beginnen
eigenwijs
rozsądny
Lernen beginnen
redelijk
skąpy
Lernen beginnen
gierig
niegrzeczny
Lernen beginnen
onbeleefd
cierpliwy
Lernen beginnen
geduldig
uprzejmy
Lernen beginnen
beleefd
wrażliwy
Lernen beginnen
gevoelig
pracowity
Lernen beginnen
druk
odważny
Lernen beginnen
moedig
głupi
Lernen beginnen
stomme
odpowiedzialny
Lernen beginnen
verantwoordelijk
ambitny
Lernen beginnen
ambitieus
hojny
Lernen beginnen
vrijgevig
uczciwy
Lernen beginnen
eerlijk
towarzyski
Lernen beginnen
sociaal
niecierpliwy
Lernen beginnen
ongeduldig
nieuczciwy
Lernen beginnen
oneerlijk
gadatliwy
Lernen beginnen
spraakzaam
akceptować
Lernen beginnen
aanvaarden
jajecznica
Lernen beginnen
het roerei
pyszne
Lernen beginnen
heerlijk
uśmiechać się
Lernen beginnen
glimlachen
tlen
Lernen beginnen
zuurstof
wdychać
Lernen beginnen
inademen
niedojrzały
Lernen beginnen
onvolwassen
wydychać
Lernen beginnen
uitademen
przełyk
Lernen beginnen
slokdarm
odbytnica
Lernen beginnen
endeldarm
żółć
Lernen beginnen
gal
trzustka
Lernen beginnen
alvleesklier
układ trawienny
Lernen beginnen
spijvertering
mielić
Lernen beginnen
malen
ugniatać
Lernen beginnen
kneden
sok żołądkowy
Lernen beginnen
maagsap
papka
Lernen beginnen
brij
szkło powiększające
Lernen beginnen
vergrootglas
lornetka
Lernen beginnen
verrekijker
tęczówka
Lernen beginnen
de iris
niezdarny
Lernen beginnen
lompe
dookoła tego
Lernen beginnen
omheen
pod spodem
Lernen beginnen
onderdoor
nad czyms
Lernen beginnen
overheen
iść naprzód
Lernen beginnen
vooruitgaan
mylić się
Lernen beginnen
zich vergissen
nudzić się
Lernen beginnen
zich vervelen
smutny
Lernen beginnen
bedroefd
odebrać
Lernen beginnen
ophalen
dodawać
Lernen beginnen
toevoegen
mieszać
Lernen beginnen
mengen
doświadczać
Lernen beginnen
beleven
zepsuć
Lernen beginnen
breken
niekorzyść, wada
Lernen beginnen
de nadeel
myśleć o czymś
Lernen beginnen
denken aan iets
smażyć
Lernen beginnen
braden
drapać, skrobać
Lernen beginnen
krabben
pozostawać
Lernen beginnen
overblijven
katastrofa
Lernen beginnen
de ramp
magazynowanie, przechowywanie
Lernen beginnen
de opslag
miska
Lernen beginnen
de kom
przede wszystkim
Lernen beginnen
vooral
generować prąd
Lernen beginnen
elektriciteit opwekken
dzielić, rozdzielać
Lernen beginnen
splitsen
mianowicie
Lernen beginnen
namelijk
rozłam
Lernen beginnen
de splitsing
dużo
Lernen beginnen
heleboel
taki
Lernen beginnen
zulke
odpady
Lernen beginnen
afvalstoffen
węgiel
Lernen beginnen
de kolen
komin
Lernen beginnen
de schoorsteen
jak, tak jak
Lernen beginnen
zoals
promieniować
Lernen beginnen
uitstralen
nowotwór
Lernen beginnen
kanker
przechowywać
Lernen beginnen
bewaren
przetrwać, przeżyć
Lernen beginnen
overleven
przetrwać, przeżyć
Lernen beginnen
overleven
irytujacy
Lernen beginnen
lastig
leniuchować
Lernen beginnen
luieren
zaczynać
Lernen beginnen
aanvangen
awansować
Lernen beginnen
avanceren
informacje osobiste
Lernen beginnen
persoonlijke gegevens
bankructwo
Lernen beginnen
bankroet
kariera
Lernen beginnen
de loopbaan
zwrot podatku
Lernen beginnen
de belastingaangifte
urzędnik
Lernen beginnen
de ambtenaar
stan cywilny
Lernen beginnen
burgerlijke staat
podatek
Lernen beginnen
de belasting
zarabiać
Lernen beginnen
verdienen
podwyżka pensji
Lernen beginnen
loonsverhoging
dostać podwyżkę
Lernen beginnen
loonsverhoging krijgen
organy podatkowe
Lernen beginnen
de belastingdienst
ogromny, świetny
Lernen beginnen
geweldig
oba, oboje, obydwoje
Lernen beginnen
allebei
Wow
Lernen beginnen
amai
poręczny
Lernen beginnen
handig
preferencje
Lernen beginnen
voorkeuren
dochód
Lernen beginnen
de opbrengst
przedstawić
Lernen beginnen
voorstellen
doceniać
Lernen beginnen
waarderen
natknąć się, natrafić
Lernen beginnen
tegenkomen
traktować, leczyć
Lernen beginnen
behandelen
krzyczeć
Lernen beginnen
uithalen
powinien
Lernen beginnen
zou moeten
powiesić
Lernen beginnen
ophangen
chociaż
Lernen beginnen
hoewel
tak daleko jak
Lernen beginnen
voor zover
jakby, jak gdyby
Lernen beginnen
alsof
jak tylko
Lernen beginnen
zodra
choćby
Lernen beginnen
zeelfs als
nawet
Lernen beginnen
zelfs
chyba, że
Lernen beginnen
tenzij
kiedy tylko
Lernen beginnen
wanneer dan ook
gdziekolwiek
Lernen beginnen
waar dan ook
ani
Lernen beginnen
noch
oba i
Lernen beginnen
beiden en
cel
Lernen beginnen
het doel
przebierać się
Lernen beginnen
zich verkleden
skończyć
Lernen beginnen
af te maken
być uzależnionym od
Lernen beginnen
verslaafd zijn aan
uzależnić się od
Lernen beginnen
verslaafd raken aan
odrzucać
Lernen beginnen
afwijzen
martwić się o
Lernen beginnen
zorgen maken om/over
rozważać
Lernen beginnen
overwegen
poznawać (np. nową osobę)
Lernen beginnen
leren kennen
Ik leer hem kennen
na moją 18stke
Lernen beginnen
op mijn achttiende
pierwszy, pierwsza, pierwsze
Lernen beginnen
eerste
trzeci
Lernen beginnen
derde
ósma
Lernen beginnen
achtste
dwudziesty
Lernen beginnen
twintigste
dwudziesty czwarty
Lernen beginnen
vierentwintigste
setny
Lernen beginnen
honderdste
tysięczny
Lernen beginnen
duizendste
dom wolnostojący
Lernen beginnen
alleenstaand huis
dom szeregowy
Lernen beginnen
rijtjeshuis
Dom do wynajęcia
Lernen beginnen
huurwoning
przedmieście
Lernen beginnen
buitenwijk
głośny
Lernen beginnen
luidruchtig
Dzielnica
Lernen beginnen
woonwijk
Parter
Lernen beginnen
het gelijkvloers
koc
Lernen beginnen
deken
stać
Lernen beginnen
staan
leżeć
Lernen beginnen
liggen
siedzieć
Lernen beginnen
zitten
wisieć
Lernen beginnen
hangen
mdły(odczuwać chęć wymiotów)
Lernen beginnen
misselijk
moje... mnie boli
Lernen beginnen
mijn ... doet pijn
Boli mnie...
Lernen beginnen
ik heb pijn aan mijn
cierpię na ból
Lernen beginnen
ik heb last van mijn
recepta
Lernen beginnen
voorschrift
zobowiązany
Lernen beginnen
verplicht
wymiotować
Lernen beginnen
overgeven
poparzyć się
Lernen beginnen
zich verbranden
pęcherze
Lernen beginnen
blaren
nieprzytomny
Lernen beginnen
bewusteloos
roztrzepany
Lernen beginnen
draaierig
wydmuchać nos
Lernen beginnen
neus snuiten
skurcze żołądka
Lernen beginnen
buikkrampen
złamanie
Lernen beginnen
breuk
prawy przedsionek serca
Lernen beginnen
rechter boezem
zastawki serca
Lernen beginnen
hartkleppen
prawa komora
Lernen beginnen
rechter kamer
tętnica płucna
Lernen beginnen
longslagader
naczynia włosowate
Lernen beginnen
haarvaten
komórki (w ciele)
Lernen beginnen
cellen
zatrzymanie akcji serca
Lernen beginnen
hartstilstand
układ krążenia krwi
Lernen beginnen
de bloedsomloop
tętnica
Lernen beginnen
slagader
żyła
Lernen beginnen
ader
na przeciwko
Lernen beginnen
tegenover
przeciąć się
Lernen beginnen
zich snijden
zapisać się
Lernen beginnen
zich inschrijven
tłumaczyć się
Lernen beginnen
zich excuseren
robić sobię makijaż
Lernen beginnen
zich opmaken
przystosowywać się
Lernen beginnen
zich aanpassen
mylić się
Lernen beginnen
zich vergissen
wysuszyć się
Lernen beginnen
zich afdrogen
wyszykować się, przygotować się
Lernen beginnen
zich klaarmaken
irytować się
Lernen beginnen
zich ergeren
zaręczać się
Lernen beginnen
zich verloven
odprężyć się
Lernen beginnen
zich ontspannen
czasami
Lernen beginnen
weleens
Znaczki pocztowe
Lernen beginnen
Postzegels
ciężarówka
Lernen beginnen
de vrachtwagen
fascynować
Lernen beginnen
boeien
okoliczność
Lernen beginnen
omstandigheid
zastanawiać się
Lernen beginnen
zich afvragen
wokół
Lernen beginnen
rond
po prawej stronie czegoś
Lernen beginnen
aan de rechterkant van iets
uważać
Lernen beginnen
opletten
zatruć
Lernen beginnen
vergiftigen
użyteczny
Lernen beginnen
nuttig
być spragnionym
Lernen beginnen
dorst hebben
być głodnym
Lernen beginnen
honger hebben
kłamać
Lernen beginnen
liegen
dekorować, ozdabiać
Lernen beginnen
versieren
wytrwały
Lernen beginnen
volhouden
opiekuńczy, troskliwy
Lernen beginnen
zorgzaam
uporządkowany
Lernen beginnen
ordelijk
kierowca
Lernen beginnen
bestuurder
kasjer
Lernen beginnen
kassamedewerker
kelner
Lernen beginnen
ober
Śmieciarz
Lernen beginnen
vuilnisman
budowniczy
Lernen beginnen
bouwvakker
opiekunka
Lernen beginnen
verzorgster
stolarz
Lernen beginnen
schrijnwerker
krawcowa
Lernen beginnen
naaister
krzak
Lernen beginnen
struik
kajdanki
Lernen beginnen
handboeien
mundur
Lernen beginnen
uniform
pałka
Lernen beginnen
wapenstok
kask
Lernen beginnen
helm
wąż pożarowy
Lernen beginnen
brandslag
wóz strażacki
Lernen beginnen
brandweerwagen
drabina
Lernen beginnen
ladder
gąbka
Lernen beginnen
spons
cegła
Lernen beginnen
bakstenen
rusztowanie
Lernen beginnen
stelling
trakcja kolejowa
Lernen beginnen
spoorweg
Przejazd kolejowy
Lernen beginnen
spoorwegovergang
ciasto
Lernen beginnen
deeg
wypieki
Lernen beginnen
gebak
łopata
Lernen beginnen
spade
kapitan
Lernen beginnen
kapitein
rolnik
Lernen beginnen
landbouwer
kwiaciarz
Lernen beginnen
bloemist
dekarz
Lernen beginnen
dakwerker
Urzędnik bankowy
Lernen beginnen
bankbediende
tapeciarz
Lernen beginnen
behanger
prawnik
Lernen beginnen
advocaat
ratownik
Lernen beginnen
redder
burmistrz
Lernen beginnen
burgemeester
sklepikarz
Lernen beginnen
winkelier
radosny
Lernen beginnen
opgewekt
podawać
Lernen beginnen
doorgeven
przemyśleć
Lernen beginnen
nadenken
odetchnąć
Lernen beginnen
ademhalen
chodźmy!
Lernen beginnen
laten we gaan
Poczekaj, proszę!
Lernen beginnen
wacht even!
zrób tak, proszę!
Lernen beginnen
doe maar!
no, użyj swojego rozumu!
Lernen beginnen
gebruik toch je hersens
próg
Lernen beginnen
de drempel
wystawiać
Lernen beginnen
uitsteken
mieszać
Lernen beginnen
roeren
dolewać
Lernen beginnen
bijgieten
odchodzić
Lernen beginnen
weglopen
lina
Lernen beginnen
het touw
głaskać
Lernen beginnen
strelen
głuchy
Lernen beginnen
doof
świadomy
Lernen beginnen
bewust
półtorej
Lernen beginnen
anderhalve
służyć
Lernen beginnen
dienen
wyzdrowieć
Lernen beginnen
genezen
natychmiast
Lernen beginnen
meteen
słowa po których jest normalny szyk zdania(5)
Lernen beginnen
maar, en, of, want, dus
podczas, gdy
Lernen beginnen
terwijl
chociaż
Lernen beginnen
hoewel
jak tylko
Lernen beginnen
zodra
Uruchomić
Lernen beginnen
opstarten
zanim
Lernen beginnen
voordat
po tym jak
Lernen beginnen
nadat
aż do
Lernen beginnen
totdat
tak, że; żeby
Lernen beginnen
zodat
wtedy, gdy
Lernen beginnen
toen
pod warunkiem że
Lernen beginnen
mits
w zdarzeniu w którym
Lernen beginnen
indien
chyba, że
Lernen beginnen
tenzij
chować
Lernen beginnen
verbergen
ukryć się
Lernen beginnen
zich verstoppen
zaopiekowane
Lernen beginnen
verzorgd
rozwiązanie
Lernen beginnen
de oplossing
skończyć z czymś
Lernen beginnen
zijn gedaan met iets
ładować
Lernen beginnen
opladen
blokować
Lernen beginnen
blokkeren
zastanawiać się
Lernen beginnen
zich afvragen
dotyczyć
Lernen beginnen
betreffen
składać pismo, wniosek
Lernen beginnen
aangifte doen
raczej
Lernen beginnen
liever
ważność (biletu)
Lernen beginnen
geldigheid
kosić
Lernen beginnen
maaien
zamiatać
Lernen beginnen
vegen
przekazać
Lernen beginnen
doorgeven
położyć obok
Lernen beginnen
neerleggen
publiczny
Lernen beginnen
openbaar
podwyżka
Lernen beginnen
de opslag
równocześnie
Lernen beginnen
tevens
lina
Lernen beginnen
het touw
zasiłek, pomoc, wsparcie
Lernen beginnen
de uitkering
związać
Lernen beginnen
vastbinden
prawny
Lernen beginnen
wettelijk
władza
Lernen beginnen
de macht
ponadto
Lernen beginnen
bovendien
ziarnko
Lernen beginnen
het graan
skupić (np. pszenicę)
Lernen beginnen
opkopen
braterstwo
Lernen beginnen
broederschap
mocniejszy
Lernen beginnen
machtiger
uciec
Lernen beginnen
weglopen
rząd
Lernen beginnen
de regering
opiekować się
Lernen beginnen
verzorgen
zarządzanie
Lernen beginnen
het bestuur
zakładać (spółkę)
Lernen beginnen
oprichten
dziedzictwo
Lernen beginnen
de erfenis
sądownictwo
Lernen beginnen
de rechtspraak
większość
Lernen beginnen
de meerderheid
społeczeństwo
Lernen beginnen
maatschappij
transportować
Lernen beginnen
vervoeren
nieznany
Lernen beginnen
onbekend
szlachta
Lernen beginnen
de adel
przywilej
Lernen beginnen
het privilege
żniwa
Lernen beginnen
de oogst
Fortuna
Lernen beginnen
het fortuin
wpływ
Lernen beginnen
de invloed
zawartość
Lernen beginnen
de inhoud
długość
Lernen beginnen
lengte
szerokość
Lernen beginnen
breedte
wysokość
Lernen beginnen
hoogte
wskazać
Lernen beginnen
aanduiden
jednostka
Lernen beginnen
eenheid
wyrazić
Lernen beginnen
uitdrukken
metry sześcienne
Lernen beginnen
kubieke meter
sześcian
Lernen beginnen
kubus
walec
Lernen beginnen
cilinder
prostopadłościan
Lernen beginnen
balk
kula
Lernen beginnen
bol
stożek
Lernen beginnen
kegel
pryzma
Lernen beginnen
prisma
ostrosłup
Lernen beginnen
piramide
krawędź bryły
Lernen beginnen
ribbe
ściana bryły
Lernen beginnen
grensvlak
wierzchołek
Lernen beginnen
hoekpunt
płaska ściana bryły
Lernen beginnen
plat grensvlak
zakrzywiona ściana bryły
Lernen beginnen
gebogen grensvlak
licznik
Lernen beginnen
teller
mianownik
Lernen beginnen
noemer
ułamek z licznikiem 1
Lernen beginnen
stambreuk
ułamki o tym samym mianowniku
Lernen beginnen
gelijknaamige breuken
ułamki o tej samej wartości
Lernen beginnen
gelijkwaardige breuken
uproszczać
Lernen beginnen
vereenvoudigen
całość
Lernen beginnen
het geheel
wielokrotność
Lernen beginnen
veelvoud
mnożyć
Lernen beginnen
vermenigvuldigen
upuszczać
Lernen beginnen
dalen
skomplikowany
Lernen beginnen
ingewikkeld
ciasny
Lernen beginnen
krap
zajęty
Lernen beginnen
bezet
żywy
Lernen beginnen
levend
wdzięczny
Lernen beginnen
dankbaar
skończony
Lernen beginnen
afgerond
pospiesznie
Lernen beginnen
haastig
spokojny
Lernen beginnen
calm
sławny
Lernen beginnen
beroemd
przeciętny
Lernen beginnen
gemiddelde
połączony
Lernen beginnen
aangesloten
iść w parze z czymś
Lernen beginnen
gepaard gaan met iets
główna rzecz
Lernen beginnen
hoofdzaak
wagarować
Lernen beginnen
spijbelen
rozprawka
Lernen beginnen
een opstel
Zdać egzamin
Lernen beginnen
slagen voor het examen
ściągać
Lernen beginnen
spieken
Oblać egzamin
Lernen beginnen
zakken voor een examen
zawinąć
Lernen beginnen
wikkelen
zapakować
Lernen beginnen
inpakken
gasić (ogień)
Lernen beginnen
blussen
wkuwać
Lernen beginnen
proppen
umiejętność
Lernen beginnen
vaardigheid
ściągać (na egzaminie)
Lernen beginnen
afkijken
instytucja
Lernen beginnen
de instelling
wartościowy
Lernen beginnen
waardevol
umiejętności językowe
Lernen beginnen
de talenkennis
pewność siebie
Lernen beginnen
zelfvertrouwen
Haga
Lernen beginnen
Den Haag
czyj? (l.p.)
Lernen beginnen
wiens?
czyje? (. mn.)
Lernen beginnen
wier?
jaki, co to za...?
Lernen beginnen
wat voor?
baner
Lernen beginnen
het vaandel
siły zbrojne, żołnierze
Lernen beginnen
de troepen
rzadki, niespotykany
Lernen beginnen
zeldzaam
Przypomnieć o
Lernen beginnen
doen denken aan
przyciskać
Lernen beginnen
drukken
czysty, nieskażony, nieokalany
Lernen beginnen
puur
wyznać, przyznać się
Lernen beginnen
bekennen
przewijać do tyłu
Lernen beginnen
terugspoelen
decydować
Lernen beginnen
besluiten
Katar sienny
Lernen beginnen
hooikoorts
Globus
Lernen beginnen
de wereldbol
prześcieradło
Lernen beginnen
de lakens
szuflada
Lernen beginnen
de lade
torebka
Lernen beginnen
de handtas
gwóźdź
Lernen beginnen
nagel
Śrubokręt
Lernen beginnen
schroevedraaier
beton
Lernen beginnen
mortel
ukończyć studia/szkołę
Lernen beginnen
afstuderen
Szkoła Podstawowa
Lernen beginnen
lagere school
Medycyna
Lernen beginnen
geneeskunde
kręcone
Lernen beginnen
gekruld
miecz
Lernen beginnen
zwaard
pięść
Lernen beginnen
vuist
sztylet
Lernen beginnen
dolk
kręcony
Lernen beginnen
krullend
piegi
Lernen beginnen
sproeten
wyprowadzać psa
Lernen beginnen
de hond uitlaten
skarżyć się
Lernen beginnen
klagen
uspokoić
Lernen beginnen
aankalmen
uspokój się
Lernen beginnen
rustig aan
uspokajać
Lernen beginnen
kalmeren
uspokój się
Lernen beginnen
rustig aan
zepsute
Lernen beginnen
gebroken
drzwi frontowe
Lernen beginnen
de voordeur
brama
Lernen beginnen
de poort
odmieniać (czasownik)
Lernen beginnen
vervoegen
wyłączać
Lernen beginnen
afzetten
włączyć
Lernen beginnen
aanzetten
nakryć (stół, łóżko)
Lernen beginnen
opdekken
rozładować
Lernen beginnen
uitladen
przejść
Lernen beginnen
doorstappen
Wstać (wyprostować się)
Lernen beginnen
rechtstaan
zapukać do drzwi
Lernen beginnen
aankloppen
podgrzać
Lernen beginnen
opwarmen
na prawo od
Lernen beginnen
rechts van
urodzić
Lernen beginnen
bevallen
rodzić się
Lernen beginnen
geboren zijn
przedłużać
Lernen beginnen
verlengen
obraz, zdjęcie
Lernen beginnen
beeld
wynaleźć
Lernen beginnen
uitvinden
połączyć
Lernen beginnen
aansluiten
przydzielać
Lernen beginnen
toewijzen
zredagować
Lernen beginnen
opstellen
przetwarzać
Lernen beginnen
verwerken
ukośny
Lernen beginnen
schuin
krzywy
Lernen beginnen
scheef
zgryz
Lernen beginnen
het gebit
szczęka
Lernen beginnen
de kaak
schludnie
Lernen beginnen
keurig
przyzwoicie
Lernen beginnen
netjes
Naprzód
Lernen beginnen
voren
akceptować
Lernen beginnen
aannemen
przepraszać za
Lernen beginnen
zich verontschuldigen voor
blady
Lernen beginnen
bleek
wiklinowy
Lernen beginnen
rieten
pastwiska
Lernen beginnen
weilanden
żywe kolory
Lernen beginnen
felle kleuren
rozwijać (np. dywan)
Lernen beginnen
uitvouwen
nadmuchać
Lernen beginnen
opblazen
dać sygnał
Lernen beginnen
een seintje geven
rejs
Lernen beginnen
de vaart
lądować
Lernen beginnen
landen
startować, iść w górę
Lernen beginnen
opstijgen
otwory
Lernen beginnen
gaten
palnik
Lernen beginnen
de brander
zapiąć na zamek błyskawiczny
Lernen beginnen
dichtritsen
napinać (mięśnie)
Lernen beginnen
aanspannen
wierny
Lernen beginnen
trouw
stypendium
Lernen beginnen
de studiebeurs
dopuszczenie, przyjęcie
Lernen beginnen
de toelating
Informacja
Lernen beginnen
voorlichting
dowiedzieć się
Lernen beginnen
te weten komen
prośba, podanie
Lernen beginnen
de aanvraag
często
Lernen beginnen
veelal
osiągać, zdobywać
Lernen beginnen
behalen
po prostu, zwyczajnie
Lernen beginnen
gewoonweg
ignorować
Lernen beginnen
negeren
wyjątek
Lernen beginnen
uitzondering
zazwyczaj
Lernen beginnen
gewoonlijk
dodatek, bonus
Lernen beginnen
toeslag
kształcenie obowiązkowe
Lernen beginnen
leerplicht
rocznie
Lernen beginnen
jaarlijks
składać się z
Lernen beginnen
bestaan uit
bukiet
Lernen beginnen
de bos
zarówno
Lernen beginnen
ofwel
obejmować
Lernen beginnen
omvatten
pilnować, uważać
Lernen beginnen
oppassen
dopłata, dofinansowanie
Lernen beginnen
de toeslag
spełnić coś
Lernen beginnen
voldoen aan iets
i tak
Lernen beginnen
toch
tak? (dopytanie się)
Lernen beginnen
toch
Słowo służące do nadania wypowiedzi uprzejmego tonu
Lernen beginnen
even
na chwilę, na moment
Lernen beginnen
even
lubić
Lernen beginnen
lusten
dość, ładnie, naprawdę
Lernen beginnen
wel
aż (żeby podkreślić liczbę)
Lernen beginnen
wel
uparty
Lernen beginnen
koppig
groble
Lernen beginnen
dijken
poziom morza
Lernen beginnen
het zeeniveau
zniszczyć
Lernen beginnen
verwoesten
topić się
Lernen beginnen
verdrinken
kosztowny
Lernen beginnen
kostbaar
odpływ
Lernen beginnen
eb
przypływ
Lernen beginnen
vloed
opady
Lernen beginnen
de neerslag
przyjechać
Lernen beginnen
aankomen
szkodliwy
Lernen beginnen
schadelijk
zwiększać, pomnażać
Lernen beginnen
vermeerderen
wybacz mi
Lernen beginnen
neem me niet kwalijk
wilgotny
Lernen beginnen
vochtig
zmienny
Lernen beginnen
veranderlijk
sława
Lernen beginnen
bekendheid
Zwróć uwagę na
Lernen beginnen
letten op
stale, nieprzerwanie
Lernen beginnen
voortdurend
monotonny
Lernen beginnen
eentonig
konsumować
Lernen beginnen
verbruiken
rozróżniać
Lernen beginnen
onderscheiden
umierać
Lernen beginnen
doodgaan
bezdomny
Lernen beginnen
dakloos
Trzęsienie ziemi
Lernen beginnen
de aardbeving
zniszczony
Lernen beginnen
verwoest
popaść w hipotermię
Lernen beginnen
onderkoeld raken
wystawać powyżej
Lernen beginnen
uitsteken boven
upadł
Lernen beginnen
ingestort
bydło
Lernen beginnen
het vee
tułać się
Lernen beginnen
rondtrekken
deska do krojenia
Lernen beginnen
snijdplank
czajnik
Lernen beginnen
waterketel
surowy (mięso, warzywa)
Lernen beginnen
rauw
Pikantny
Lernen beginnen
pikant
tarty (ser)
Lernen beginnen
geraspte
warstwa
Lernen beginnen
het laagje
miska lodów
Lernen beginnen
het bakje ijs
dociskać,
Lernen beginnen
aanklemen
zakryty, zamknięty czyms
Lernen beginnen
afgedekt met
kubek
Lernen beginnen
de mok
dusić
Lernen beginnen
smoren
pokrywać
Lernen beginnen
afdekken
posypać
Lernen beginnen
strooien
wyznać, przyznać się
Lernen beginnen
bekennen
służyć (do czegoś)
Lernen beginnen
toedienen
naprawiać
Lernen beginnen
herstellen

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.