czasowniki Holenderskie

 0    62 Datenblatt    kasiam10
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
dziać się
Lernen beginnen
gebeuren
odchodzić
Lernen beginnen
weglopen
sprawdzać coś
Lernen beginnen
iets controleren
oddzwonić do kogoś
Lernen beginnen
iemand terugbellen
wracać
Lernen beginnen
terugkomen
wchodzić
Lernen beginnen
ingaan
wychodzić
Lernen beginnen
uitgaan
wierzyć w
Lernen beginnen
geloven in
podjąć decyzję
Lernen beginnen
beslissen
czuć
Lernen beginnen
voelen
pożyczyć od
Lernen beginnen
lenen van
spadać, upaść
Lernen beginnen
vallen
zgubić
Lernen beginnen
verliezen
zaczynać
Lernen beginnen
beginnen
wierzyć w
Lernen beginnen
geloven in
przynieść, zaprowadzić
Lernen beginnen
brengen
odebrać
Lernen beginnen
halen
zadzwonić, zadzwonić
Lernen beginnen
bellen, telefoneren
zamykać
Lernen beginnen
sluiten
ciąć
Lernen beginnen
snijden
spadać, upaść
Lernen beginnen
vallen
czuć
Lernen beginnen
voelen
iść za kimś, uczęszczać (na zajęcia), śledzić
Lernen beginnen
volgen
powiedzieć
Lernen beginnen
zeggen
dziać się
Lernen beginnen
gebeuren
trzymać
Lernen beginnen
houden
Znacie się?
Lernen beginnen
Kennen jullie elkaar?
zgubić, przegrać
Lernen beginnen
verliezen
wygrywać
Lernen beginnen
winnen
ruszać, ruszamy, ruszacie, ruszają
Lernen beginnen
bewegen
brać
Lernen beginnen
nemen
używać, używać, używać, używać
Lernen beginnen
gebruiken, gebruik, gebruikten, hebben gebruikt
dać
Lernen beginnen
geven
powiedzieć
Lernen beginnen
vertelen
być podobnym
Lernen beginnen
lijken
pokazać
Lernen beginnen
tonen
pokazywać
Lernen beginnen
laten zien
stojący - stojący - stojący
Lernen beginnen
staan – stond – gestaan
kontynuować
Lernen beginnen
doorgaan
wydać
Lernen beginnen
uitgeven
rosnąć
Lernen beginnen
groeien
pamiętać
Lernen beginnen
zich herinneren
proponować
Lernen beginnen
aanbieden
rozważ - rozważone - godz. brane pod uwagę​
Lernen beginnen
overwegen - overwoog - h. overwogen​
zostawać
Lernen beginnen
blijven
budować
Lernen beginnen
bouwen
Ucz się dalej
Lernen beginnen
blijf studieren
wybierać
Lernen beginnen
kiezen
Wydaje się, że to dobry pomysł.
Lernen beginnen
Het lijkt een goed idee.
Rozważam wyjazd na wakacje do Brazylii.
Lernen beginnen
Ik overweeg naar Brazilie op vakantie te gaan.
Tak, możesz.
Lernen beginnen
Ja hoor, dat kan.
Myślę, że to nie jest tanie.
Lernen beginnen
Ik vind dat niet goedkoop.
Wyglądam jak moja matka.
Lernen beginnen
Ik lijk op mijn moeder.
Kupię dzisiaj namiot.
Lernen beginnen
Ik ga vandag een tent kopen.
Czy mogę zaoferować piwo?
Lernen beginnen
Mag ik je een biertje aanbiede?
To słodkie.
Lernen beginnen
Dat is lief.
ratować, ocalić
Lernen beginnen
redden
sędzia
Lernen beginnen
de scheidsrechter
rzut rożny
Lernen beginnen
de hoekschop
bramkarz
Lernen beginnen
de doelverdediger
rzut karny
Lernen beginnen
de strafschoop
mistrzostwa świata
Lernen beginnen
het wereldkampioenschap

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.