czasowniki nie regularne

 0    43 Datenblatt    guest3165286
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
oszukać
Lernen beginnen
bedriegen/bedrogen/hebben bedrogen
bedrieg ik iemand als ik hem maar de halve waarheid vertel?
udowodnić
Lernen beginnen
bewijzen/bewezen/hebben bewezen
dmuchać
Lernen beginnen
blazen/blizen/hebben geblazen
okazał się
Lernen beginnen
blijken/bleken/zijn gebeken
zgiąć, schylać się
Lernen beginnen
buigen/bogen/hebben gebogen
zmusić
Lernen beginnen
dwingen/dwongen/hebben gedwongen
nalać
Lernen beginnen
gieten/goten/hebben gegoten
ślizgać się
Lernen beginnen
glijden/gleden/zijn gegleden
de zeep gleed uit mijn handen
błyszczeć
Lernen beginnen
glimmen/glommen/hebben geglommen
chwycić
Lernen beginnen
grijpen/grepen/hebben gegrepen
trzymać
Lernen beginnen
houden/hielden/hebben gehouden
wstrzymać, powstrzymywać
Lernen beginnen
zich inhauden/hieden in/hebben ingehouden
wspinać się
Lernen beginnen
klimmen
uszczypnąć
Lernen beginnen
knijpen/knepen/hebben geknepen
skurczyć się
Lernen beginnen
krimpen/krompen/zijn gekrompen
pozwolić
Lernen beginnen
laten/lieten/hebben gelaten
kłamałem
Lernen beginnen
liegen/ logen/ hebben gelogen
chodzić
Lernen beginnen
lopen/liepen/hebben gelopen
odwrócić się, odwracać
Lernen beginnen
zich omkeren/keerden om/zijn omgekeerd
powstawać
Lernen beginnen
ontstaan/ontstonden/zijn ontstaan
otrzymać
Lernen beginnen
ontvangen/ontvingen/hebben ontvangen
krzyczeć, wołać
Lernen beginnen
roepen/riepen/hebben geropen
przestraszony
Lernen beginnen
schrikken /schrokken /zijn geschrokken
ostrzyć
Lernen beginnen
slijpen/slepen/hebben geslepen
przekraść się, podkraść się
Lernen beginnen
sluipen/slopen/zijn geslopen
's nachts sloop er iemand rond het gebouw
stopić się, roztopić się
Lernen beginnen
smelten/smolten/hebben gesmolten
rzucać coś niedbale
Lernen beginnen
smijten/smeten/hebben gesmeten
skakać
Lernen beginnen
springen/sprongen/hebben gesprongen
kroczyć, kroki
Lernen beginnen
treden/traden/hebben getreden
upaść
Lernen beginnen
vallen/vielen/zijn gevallen
ukryć, schować
Lernen beginnen
verbergen/verborgen/hebben verborgen
uzyskać
Lernen beginnen
verkrijgen/verkregen/hebben verkregen
opuszczać, wychodzić
Lernen beginnen
verlaten/verlieten/hebben verlaten
słyszeć o czymś
Lernen beginnen
vernemen/vernamen/hebben vernomen
pojawić się/pojawiło się/pojawiło się
Lernen beginnen
verschijnen/verschenen/zijn verschenen
één voor één verschijnen de sterren aan de hemel
zdradzać, ujawniać coś
Lernen beginnen
verraden/verraadden/hebben verraden
Theo's vader is door zijn buren verraden tijdens de oorlog
oskarzać, obwiniać
Lernen beginnen
verwijten/verweten/hebben verweten
wymyślić coś
Lernen beginnen
verzinnen/verzonnen/hebben verzonnen
przewidywać
Lernen beginnen
voorzien/voorzagen/hebben voorzien
zgiąć, złożyć(np. kartke papieru)
Lernen beginnen
vouwen/vouwden/hebben gevouwen
mścić się
Lernen beginnen
wreken/wroken/hebben fewroken
pocierać
Lernen beginnen
wrijven/wreven/hebben gewreven
powiedzieć
Lernen beginnen
zeggen/zeiden/hebben gezegd

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.