de kleren 1

 0    10 Datenblatt    mateuszszumilas91
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
koszula, musiałem k
Musiałem tylko dać koszulę.
Lernen beginnen
het overhemd, moest
Ik moest alleen het overhemd geven.
rękawiczka, znalazłem (d), leżały (k)
Znalazłem rękawiczki, które leżały pod krzesłem.
Lernen beginnen
de handschoen, heb gevonden, lagen
Ik heb de handschoenen gevonden die onder de stoel lagen.
skarpetka, pamiątka
Mogę nosić tę skarpetę jako pamiątkę.
Lernen beginnen
de sok, het souvenir
Ik kan deze sok als souvenir dragen.
czapka, nosił (k)
Ponadto nosił często czapkę.
Lernen beginnen
de pet, droeg
Daarnaast droeg hij vaak een pet.
koszula nocna
Masz nadal na sobie koszulę nocną.
Lernen beginnen
het nachthemd
Je hebt nog steeds je nachthemd aan.
rękaw, podwijać
Podwiń rękaw i pokaż go.
Lernen beginnen
de mouw, opstropen/oprollen
Stroop je mouw op en laat het zien.
sandał, zdradzić
Więc sandały mnie zdradziły?
Lernen beginnen
de sandaal, verraden
Dus de sandalen hebben me verraden?
torebka, portfel
Nie miała torebki czy portfela.
Lernen beginnen
de handtas, de portemonnee
Ze had geen handtas of portemonnee.
kołnierzyk / podwijać
Musisz podwinąć Twój kołnierzyk
Lernen beginnen
de kraag / oprollen, opstropen
Je moet je kraag oprollen.
fartuch / nakładać, zakładać
Załóż (nałóż) fartuch i zobaczymy.
Lernen beginnen
de/het schort, aandoen
Doe het schort aan en we zullen zien.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.