dopełnienie

 0    788 Datenblatt    Vinceq
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
paragon
Lernen beginnen
bon
nie ma za co
Lernen beginnen
graag gedaan
zgadza się
Lernen beginnen
klopt
oczywiście, naturalnie
Lernen beginnen
natuurlijk
wkrótce
Lernen beginnen
binnenkort
naprawdę
Lernen beginnen
echt waar
gratulacje
Lernen beginnen
gefeliciteerd
bardzo
Lernen beginnen
heel
dużo
Lernen beginnen
veel
płakać
Lernen beginnen
huilen
przyjazny
Lernen beginnen
vriendelijk
razem
Lernen beginnen
samen
ponieważ
Lernen beginnen
want
więcej
Lernen beginnen
meer
Od niedawna
Lernen beginnen
sinds kort
przestrzeń
Lernen beginnen
ruimte
rzeczy, klamoty
Lernen beginnen
spullen
i wtedy
Lernen beginnen
en dan
coś
Lernen beginnen
iets
mało
Lernen beginnen
weinig
wcześnie, wczesny
Lernen beginnen
vroeg
mylić się
Lernen beginnen
zich vergissen
golić się
Lernen beginnen
zich scheren
czuć się
Lernen beginnen
zich voelen
piętro
Lernen beginnen
de verdieping
znajdować się
Lernen beginnen
zich bevinden
Zranić się
Lernen beginnen
zich verwonden
z przeszłości
Lernen beginnen
van vroeger
głośny
Lernen beginnen
luid
od (jakiegoś czasu)
Lernen beginnen
sinds
poproszę (zamawiając coś)
Lernen beginnen
ik neem
niestety
Lernen beginnen
helaas
koszyk
Lernen beginnen
de mand
zabrać ze sobą
Lernen beginnen
meenemen
ulubiony
Lernen beginnen
lievelings
bita śmietana
Lernen beginnen
de slagroom
po tym, potem
Lernen beginnen
daarna
następnie
Lernen beginnen
vervolgens
mieszać
Lernen beginnen
mengen
dodać
Lernen beginnen
bijdoen
danie dnia
Lernen beginnen
de dagschotel
od
Lernen beginnen
vanaf
świeży
Lernen beginnen
vers
osobne pomieszczenie
Lernen beginnen
aparte ruimte
różny
Lernen beginnen
divers
zarówno
Lernen beginnen
zowel
jaki ma pani rozmiar?
Lernen beginnen
welke maat heeft u?
o tak
Lernen beginnen
jazeker
dokładny, skrupulatny
Lernen beginnen
precies
wygodny, przytulny
Lernen beginnen
gezelig
rzadko
Lernen beginnen
zelden
więc
Lernen beginnen
dus
nadal, ciągle
Lernen beginnen
nog steeds
dlatego
Lernen beginnen
daarom
wydawać
Lernen beginnen
uitgeven
pudełko
Lernen beginnen
de doos
ozdoba
Lernen beginnen
het sieraad
silny, mocny
Lernen beginnen
sterk
mieć coś na sobie
Lernen beginnen
aanhebben
przygotowany
Lernen beginnen
voorbereid
mieć rację
Lernen beginnen
gelijk hebben
nerwowy
Lernen beginnen
zenuwachtig
nikt
Lernen beginnen
niemand
ktoś
Lernen beginnen
iemand
wszyscy
Lernen beginnen
allemaal
każdy, wszyscy
Lernen beginnen
iedereen
codziennie
Lernen beginnen
dagelijks
edukacja, wykształcenie
Lernen beginnen
de opleiding
słuchać kogoś
Lernen beginnen
luisteren naar iemand
przynajmniej
Lernen beginnen
minstens
przeważnie, zazwyczaj
Lernen beginnen
meestal
dziwny, obcy
Lernen beginnen
vreemd
obchodzić urodziny
Lernen beginnen
jarig zijn
list
Lernen beginnen
de brief
podczas
Lernen beginnen
tijdens
w korku
Lernen beginnen
in de file
za chwilę, zaraz, wkrótce
Lernen beginnen
straks
przygotowywać
Lernen beginnen
voorbereiden
nie martw się
Lernen beginnen
maak je geen zorgen
od (jakiegoś czasu)
Lernen beginnen
sinds
jeśli, jako
Lernen beginnen
als
u (kogoś)
Lernen beginnen
bij
wymyślać
Lernen beginnen
verzinnen
aresztować
Lernen beginnen
arresteren
kryminalista
Lernen beginnen
de misdadiger
polecić, doradzać
Lernen beginnen
aanraden
niebezpieczny, niebezpiecznie
Lernen beginnen
gevaarlijk
gość
Lernen beginnen
de gast
budynek
Lernen beginnen
het gebouw
wymagać
Lernen beginnen
vereisten
chemik
Lernen beginnen
de scheikundige
dział handlowy
Lernen beginnen
de Handelsafdeling
blisko
Lernen beginnen
dichtbij
ostatni, ubiegły, zeszły
Lernen beginnen
vorig
być zajętym
Lernen beginnen
het druk hebben
spotkanie (umówione), wizyta
Lernen beginnen
de afspraak
prawie
Lernen beginnen
bijna
rezygnować (z pracy)
Lernen beginnen
ontslag nemen
ogłoszenia
Lernen beginnen
de advertenties
wysłać
Lernen beginnen
versturen
kłótnia
Lernen beginnen
de ruzie
pewny, pewien, pewnie
Lernen beginnen
zeker
wydawnictwo
Lernen beginnen
de uitgeverij
różny
Lernen beginnen
verschillende
tam
Lernen beginnen
daar
nareszcie, w końcu
Lernen beginnen
eindelijk
wydawca
Lernen beginnen
de uitgever
Pracownik
Lernen beginnen
de medewerker
dział
Lernen beginnen
de afdeling
kandydant
Lernen beginnen
de sollicitant
również
Lernen beginnen
tevens
dopiero
Lernen beginnen
pas
płynnie
Lernen beginnen
vloeiend
wracać
Lernen beginnen
terugkomen
wspaniały
Lernen beginnen
prachtige
Krajobrazy
Lernen beginnen
Landschappen
czysty
Lernen beginnen
schoon
miejsce
Lernen beginnen
de plek
Spędzać
Lernen beginnen
doorbrengen
spontaniczny
Lernen beginnen
spontaan
nic
Lernen beginnen
niets
zwiedzać
Lernen beginnen
bezichtigen
zgubić się
Lernen beginnen
zich verdwalen
nad morzem
Lernen beginnen
aan zee
gromadzić, zbierać
Lernen beginnen
verzamelen
muszla
Lernen beginnen
de schelp
lokalny
Lernen beginnen
plaatselijk
podróż w jedną stronę
Lernen beginnen
de enkele reis
rezerwować
Lernen beginnen
boeken
z powrotem
Lernen beginnen
terug
odwiedzać
Lernen beginnen
bezoeken
wysyłać
Lernen beginnen
sturen
bawić się
Lernen beginnen
zich amuseren
Oferta, promocja
Lernen beginnen
de aanbieding
bez
Lernen beginnen
zonder
możliwy
Lernen beginnen
mogelijk
wyjątkowy
Lernen beginnen
uitzonderlijk
tylko
Lernen beginnen
alleen
pakować
Lernen beginnen
inpakken
ciężki, ciężko
Lernen beginnen
zwaar
lekki
Lernen beginnen
licht
aparat fotograficzny
Lernen beginnen
de camera
okulary przeciwsłoneczne
Lernen beginnen
de zonnebril
dostęp, wstęp
Lernen beginnen
de toegang
opalać się
Lernen beginnen
een zonnebad nemen
zmęczony
Lernen beginnen
moe
jeździć na sankach
Lernen beginnen
slee rijden
przytulny, miły
Lernen beginnen
gezelig
piwko
Lernen beginnen
het pilsje
właściwie
Lernen beginnen
eigenlijk
w tej chwili jem
Lernen beginnen
ik ben aan het eten
robić coś w tej chwili
Lernen beginnen
zijn aan het iets doen
szkoda
Lernen beginnen
jammer
przede wszystkim
Lernen beginnen
vooral
wiatrak
Lernen beginnen
de windmolen
u (kogoś)
Lernen beginnen
bij
przed komputerem
Lernen beginnen
achter de computer
zostawać
Lernen beginnen
blijven
przeciwko, przeciw
Lernen beginnen
tegen
gwałtowny
Lernen beginnen
hevige
najwięcej czasu
Lernen beginnen
de meeste tijd
dać znać
Lernen beginnen
laten weten
już od tygodnia
Lernen beginnen
al een week
już
Lernen beginnen
al
Boli mnie noga
Lernen beginnen
ik heb pijn aan mijn been
kiedykolwiek
Lernen beginnen
ooit
dorastać, rosnąć
Lernen beginnen
groot worden
chodzić razem
Lernen beginnen
meelopen
sam, osobiście
Lernen beginnen
zelf
przylot, przyjazd
Lernen beginnen
de aankomst
urzędnik
Lernen beginnen
de ambtenaar
zamawiać
Lernen beginnen
bestellen
odwiedzać
Lernen beginnen
bezoeken
zdjąć
Lernen beginnen
uitdoen
bardzo, znacznie; zły, przykry
Lernen beginnen
erg
piętro
Lernen beginnen
de etage
przygotowywać
Lernen beginnen
klaarmaken
skąpy
Lernen beginnen
gierig
poznawać
Lernen beginnen
kennen leren
sklep spożywczy
Lernen beginnen
de kruidenier
pub
Lernen beginnen
de kroeg
kochany, miły
Lernen beginnen
lief
chętniej
Lernen beginnen
liever
zamawiać
Lernen beginnen
bestellen
wybuchać
Lernen beginnen
uitbarsten
cmentarz
Lernen beginnen
het kerkhof
atrakcje miasta
Lernen beginnen
de bezienswaardigheden
uszkodzony
Lernen beginnen
beschadigde
upomnienie
Lernen beginnen
de aanmaning
pamięć
Lernen beginnen
de nagedachtenis
bezpieczny, bezpiecznie
Lernen beginnen
veilig
chronić, zabezpieczać, bronić
Lernen beginnen
veiligstellen
wykonywać
Lernen beginnen
uitvoeren
do którego (osoba)
Lernen beginnen
aan wie
głównie
Lernen beginnen
voornamelijk
Mieszkaniec
Lernen beginnen
bewoner
kilka
Lernen beginnen
enkele
członkowie rodziny
Lernen beginnen
familieleden
obok, koło, w pobliżu
Lernen beginnen
hiernaast
mieć ochotę na coś
Lernen beginnen
hebben trek in iets
odrzucać, odmawiać
Lernen beginnen
afslaan
przewodnik turystyczny
Lernen beginnen
de reisgids
informować
Lernen beginnen
informeren
pobyt
Lernen beginnen
de verblijf
odbywać się
Lernen beginnen
plaats vinden
pojazd
Lernen beginnen
het vervoer
dostępny
Lernen beginnen
verkrijgbaar
przedstawić się
Lernen beginnen
zich voorstellen
do usłyszenia
Lernen beginnen
tot hoorens
przeszkadzać
Lernen beginnen
storen
spotykać się
Lernen beginnen
afspreken
posypka czekoladowa
Lernen beginnen
de hagelslag
masło orzechowe
Lernen beginnen
de pindakaas
zjadacz ziemniaków
Lernen beginnen
de aardappeleter
naleśnik
Lernen beginnen
de pannenkoek
podczas, gdy
Lernen beginnen
terwijl
tak, taki, taka, takie
Lernen beginnen
zo
oprócz, z wyjątkiem
Lernen beginnen
behalve
port
Lernen beginnen
de haven
nudny
Lernen beginnen
saai
miękki
Lernen beginnen
zacht
twardy, trudny, ciężki
Lernen beginnen
hard
niegrzeczny
Lernen beginnen
stout
miły, grzeczny
Lernen beginnen
lief
wysoki, wysoko
Lernen beginnen
hoog
niski
Lernen beginnen
laag
wokół
Lernen beginnen
rond
opalać się
Lernen beginnen
zonnebaden
wychodzić
Lernen beginnen
uitgaan
wchodzić
Lernen beginnen
ingaan
pijany
Lernen beginnen
dronken
świętować
Lernen beginnen
vieren
kanał (wypełniony wodą)
Lernen beginnen
de gracht
dom nad kanałem
Lernen beginnen
het grachtenpand
łódź mieszkalna
Lernen beginnen
de woonboot
Pałac
Lernen beginnen
het paleis
prom
Lernen beginnen
pont
rejs
Lernen beginnen
de rondvaart
plac
Lernen beginnen
het plein
ścieżka rowerowa
Lernen beginnen
het fietspad
most
Lernen beginnen
de brug
dziwka
Lernen beginnen
de hoer
stołek
Lernen beginnen
de kruk
kanapa
Lernen beginnen
de bank
tyłek
Lernen beginnen
de kont
pierś
Lernen beginnen
de borst
Broda
Lernen beginnen
de baard
wąsy
Lernen beginnen
de snor
pończocha
Lernen beginnen
de kous
muszka
Lernen beginnen
de strik
odebrać
Lernen beginnen
ophalen
pożyczać
Lernen beginnen
lenen
podejmować decyzję
Lernen beginnen
beslissen
dziać się
Lernen beginnen
gebeuren
zmieniać (się)
Lernen beginnen
veranderen
zatrudniać
Lernen beginnen
aannemen
relacja miłosna
Lernen beginnen
de verkering
zakochany, pełen miłości
Lernen beginnen
verliefd
zaręczony
Lernen beginnen
verloofd
być rozwiedzionym
Lernen beginnen
gescheiden zijn
farma
Lernen beginnen
de boerderij
Łabądź
Lernen beginnen
de zwaan
gęś
Lernen beginnen
de gans
bocian
Lernen beginnen
de ooievar
Wróbel
Lernen beginnen
de mus
cel
Lernen beginnen
het doel
kopać (np. piłkę)
Lernen beginnen
schoppen
ratować, ocalić
Lernen beginnen
redden
ruszać się
Lernen beginnen
bewegen
być podobnym
Lernen beginnen
lijken
pokazywać
Lernen beginnen
laten zien
kontynuować
Lernen beginnen
doorgaan
proponować
Lernen beginnen
aanbieden
zapamiętać
Lernen beginnen
onthouden
pewnie! (oczywiście)
Lernen beginnen
zeker
Błyskawica
Lernen beginnen
de bliksem
zamrażać
Lernen beginnen
vriezen
jedyny
Lernen beginnen
enige
specjalny
Lernen beginnen
speciaal
jasny, oczywisty
Lernen beginnen
duidelijk
niejasny
Lernen beginnen
onduidelijk
dostępny
Lernen beginnen
beschikbaar
prawdopodobny, prawdopodobnie
Lernen beginnen
waarschijnlijk
możliwy
Lernen beginnen
mogelijk
obecny, aktualny
Lernen beginnen
huidig
zły, niewłaściwy
Lernen beginnen
verkeerd
poprawny, dobry
Lernen beginnen
juist
być przeziębionym
Lernen beginnen
verkouden zijn
oszołomiony, mieć zawroty głowy
Lernen beginnen
duizelig
zatrucie
Lernen beginnen
de vergiftiging
leczenie
Lernen beginnen
de behandeling
pilne
Lernen beginnen
spoed
odnosić się, dotyczyć, wspominać
Lernen beginnen
verwijzen
Region
Lernen beginnen
de streek
gmina
Lernen beginnen
de gemeente
urząd miasta
Lernen beginnen
het gemeentehuis
twierdza
Lernen beginnen
de vesting
tama
Lernen beginnen
de dam
wydma
Lernen beginnen
de duin
imigrować
Lernen beginnen
immigeren
wyemigrować
Lernen beginnen
emigreren
Imigrant
Lernen beginnen
de allochtoon
agent nieruchomości
Lernen beginnen
de makelaar
prawo jazdy
Lernen beginnen
het rijbewijs
nostalgia
Lernen beginnen
heimwee
irytujący
Lernen beginnen
vervelend
wściekły
Lernen beginnen
kwaad
niespokojny
Lernen beginnen
onrustig
zadowolony
Lernen beginnen
tevreden
spokojny zrelaksowany
Lernen beginnen
ontspannen
żałosny
Lernen beginnen
zielig
posiłek
Lernen beginnen
de maaltijd
być głodnym
Lernen beginnen
honger hebben
być spragnionym
Lernen beginnen
dorst hebben
słodki
Lernen beginnen
zoet
słony
Lernen beginnen
zout
kwaśny
Lernen beginnen
zuur
gorzki
Lernen beginnen
bitter
Pikantny
Lernen beginnen
pittig
Zapach
Lernen beginnen
de geur
patelnia
Lernen beginnen
de pan
ogień
Lernen beginnen
het vuur
dym
Lernen beginnen
de rook
sztućce
Lernen beginnen
het bestek
świeży
Lernen beginnen
vers
groszek
Lernen beginnen
de erwt
jarmuż
Lernen beginnen
de boerenkool
zachować się
Lernen beginnen
zich gedragen
dzielić, podzielać
Lernen beginnen
delen
cieszyć się
Lernen beginnen
genieten
odkrywać
Lernen beginnen
ontdekken
rozwijać, polepszać, usprawniać
Lernen beginnen
ontwikkelen
porównywać
Lernen beginnen
vergelijken
mylić
Lernen beginnen
vergissen
odjeżdżać
Lernen beginnen
vertrekken
ufać
Lernen beginnen
vertrouwen
spodziewać się, oczekiwać (np. że coś się stanie)
Lernen beginnen
verwachten
w oczekiwaniu
Lernen beginnen
in verwachting
w ciąży
Lernen beginnen
zwanger
nazywać, wskazać
Lernen beginnen
noemen
narzędzie
Lernen beginnen
het gereedschap
paliwo
Lernen beginnen
de brandstof
złoto
Lernen beginnen
het goud
srebro
Lernen beginnen
het zilver
drewno
Lernen beginnen
het hout
deska
Lernen beginnen
de plank
żelazo
Lernen beginnen
het ijzer
stal
Lernen beginnen
het staal
kamień
Lernen beginnen
de steen
Kurz
Lernen beginnen
het stof
już
Lernen beginnen
reeds
tylko, właśnie, prawie
Lernen beginnen
net
bardzo
Lernen beginnen
erg
przez, poprzez
Lernen beginnen
door
wystarczający, wystarczająco
Lernen beginnen
genoeg
dalszy, dalej
Lernen beginnen
verder
szeroki
Lernen beginnen
breed
wąski
Lernen beginnen
smal
dwoje, obydwoje
Lernen beginnen
beide
każdy (np. w: każdy dzień)
Lernen beginnen
elk
prosty (biegnący prosto)
Lernen beginnen
recht
prosto (np. iść drogą)
Lernen beginnen
rechtdoor
Dzień Króla
Lernen beginnen
de koningsdag
Sylwester
Lernen beginnen
oudjaar
Zając wielkanocny
Lernen beginnen
de paashaas
jajko wielkanocne
Lernen beginnen
het paasei
zapraszać
Lernen beginnen
uitnodigen
wizyta
Lernen beginnen
het bezoek
otrzymywać
Lernen beginnen
ontvangen
zaskakiwać
Lernen beginnen
verrassen
wieloryb
Lernen beginnen
de walvis
zoo
Lernen beginnen
de dierentuin
mokry
Lernen beginnen
nat
suchy
Lernen beginnen
droog
ogólnie
Lernen beginnen
algemeen
specjalny
Lernen beginnen
bijzonder
zwykły, powszechny
Lernen beginnen
gebruikelijk
mądry, pojętny
Lernen beginnen
slim
zajęty, głośny, ruchliwy
Lernen beginnen
druk
gładki, śliski
Lernen beginnen
glad
sławny
Lernen beginnen
beroemd
straszny
Lernen beginnen
verschrikkelijk
ostrożny
Lernen beginnen
voorzichtig
samotny
Lernen beginnen
eenzaam
obudzony
Lernen beginnen
wakker
najwięcej
Lernen beginnen
meest
północ
Lernen beginnen
noord
Wschód
Lernen beginnen
oost
południe
Lernen beginnen
zuid
Zachód
Lernen beginnen
west
wojsko
Lernen beginnen
het leger
atak
Lernen beginnen
de aanval
krew
Lernen beginnen
het bloed
śmierć, martwy
Lernen beginnen
dood
Flaga
Lernen beginnen
de vlag
cień
Lernen beginnen
de schaduw
wąchać
Lernen beginnen
ruiken
przewodzić, stać na czele
Lernen beginnen
leiden
zwyczajny, przyzwyczajony
Lernen beginnen
gewoon
wiek
Lernen beginnen
de leeftijd
blisko
Lernen beginnen
dichtbij
dźwięk
Lernen beginnen
het geluid
głęboki
Lernen beginnen
diep
ostry, doprawiony
Lernen beginnen
gekruid
zagraniczny, obcy
Lernen beginnen
buitenlands
ciężki, ciężko
Lernen beginnen
zwaar
hałaśliwy
Lernen beginnen
lawaaierig
potężny
Lernen beginnen
krachtig
miękki
Lernen beginnen
zacht
migdały
Lernen beginnen
amandelen
indyk
Lernen beginnen
kalkoen
dynia
Lernen beginnen
pompoen
byk
Lernen beginnen
stier
kubek (2)
Lernen beginnen
beker, kop
atrament
Lernen beginnen
inkt
dywan
Lernen beginnen
vloerkleed
mydło
Lernen beginnen
zeep
Szczoteczka do zębów
Lernen beginnen
tandenborstel
pasta do zębów
Lernen beginnen
tandpasta
Bielizna
Lernen beginnen
ondergoed
okno
Lernen beginnen
venster
przyjemna pogoda
Lernen beginnen
koel weer
mglisty
Lernen beginnen
mistig
wlewać
Lernen beginnen
gieten
słoneczny
Lernen beginnen
zonnig
wietrzny
Lernen beginnen
winderig
wychodzić
Lernen beginnen
uitgaan
pomijać
Lernen beginnen
overslaan
przemyśleć
Lernen beginnen
nadenken
zapakować
Lernen beginnen
inpakken
wyróżniać się
Lernen beginnen
uitblinken
nagrywać, zabrać, odbierać
Lernen beginnen
opnemen
spojrzeć, rozejrzeć się
Lernen beginnen
uitkijken
wyprzedzać
Lernen beginnen
inhalen
ładować, przesyłać
Lernen beginnen
opladen
wychowywać
Lernen beginnen
opvoeden
budzić się
Lernen beginnen
wakker worden
opiekować się
Lernen beginnen
verzorgen
niespodzianka
Lernen beginnen
de verrassing
pozwalać
Lernen beginnen
laten
wystarczający, wystarczająco
Lernen beginnen
genoeg
w zamian
Lernen beginnen
in ruil
prawda
Lernen beginnen
de waarheid
zdziwiony, zdumiony
Lernen beginnen
verwonderd
odblokować, otwierać
Lernen beginnen
opendoen
okraść kogoś
Lernen beginnen
overvallen iemand
stodoła
Lernen beginnen
de schuur
ostryga
Lernen beginnen
de oester
mokry
Lernen beginnen
nat
składać
Lernen beginnen
opplooien
tajemnica
Lernen beginnen
de geheim
bohater
Lernen beginnen
held
szkic
Lernen beginnen
schets
jad
Lernen beginnen
gif
przynęta
Lernen beginnen
lokaas
zniszczyć
Lernen beginnen
vernietigen
czyścić
Lernen beginnen
kuisen
gwarantować
Lernen beginnen
garanderen
znikać
Lernen beginnen
verdwijnen
nie poddawaj się
Lernen beginnen
geef niet op
odwaga
Lernen beginnen
de moed
radość
Lernen beginnen
vreugde
sprawiedliwość
Lernen beginnen
gerechtigheid
wejść
Lernen beginnen
inkomen
dowód
Lernen beginnen
bewijs
Rozbierać się
Lernen beginnen
uitkleden
zamykać
Lernen beginnen
dichtdoen
wychodzić
Lernen beginnen
uitgaan
burak
Lernen beginnen
rode biet
hałas
Lernen beginnen
lawaai
styl życia
Lernen beginnen
levensstijl
znęcać się
Lernen beginnen
pesten
opowieść, bajka
Lernen beginnen
het verhaal
dziwniejszy
Lernen beginnen
raarder
dziwny
Lernen beginnen
raar
smaczniejszy
Lernen beginnen
lekkerder
daleki, daleko
Lernen beginnen
ver
być ciekawym czegoś
Lernen beginnen
benieuwd zijn naar iets
podnoszenie ciężarów
Lernen beginnen
gewichtheffen
podnieść
Lernen beginnen
heffen
miotla
Lernen beginnen
borstel
Deweloper
Lernen beginnen
de ontwikkelaar
być sławnym
Lernen beginnen
bekend zijn
usuwać
Lernen beginnen
verwijderen
zabraniać
Lernen beginnen
verbieden
zbierać, odbierać
Lernen beginnen
innen
zebrać prowizję
Lernen beginnen
een commissie innen
sędzia
Lernen beginnen
de rechter
praktyka
Lernen beginnen
de praktijk
ogłaszać
Lernen beginnen
bekendmaken
surowy (np. człowiek)
Lernen beginnen
strenge
zezwolić
Lernen beginnen
toelaten
brawa dla
Lernen beginnen
hulde aan
prawo, ustawa
Lernen beginnen
de wet
patrzyć na
Lernen beginnen
toekijken
wybierać
Lernen beginnen
uitkiezen
pęczek
Lernen beginnen
tros
poza
Lernen beginnen
verderop
zamrażarka
Lernen beginnen
diepvries
obok tego
Lernen beginnen
ernaast
atakować
Lernen beginnen
aanvallen
wyróżniać się
Lernen beginnen
opvallen
wypełniać
Lernen beginnen
invullen
zawieść, rozczarować
Lernen beginnen
tegenvallen
dostarczyć
Lernen beginnen
bezorgen
być w poszukiwaniu czegoś
Lernen beginnen
zijn op zoek naar iets
przebiegać
Lernen beginnen
verlopen
około
Lernen beginnen
ongeveer
skończyć się (być bez czegoś)
Lernen beginnen
uitlopen
przejście dla pieszych
Lernen beginnen
de zebrapad
przechodzić, przekraczać
Lernen beginnen
oversteken
druga strona
Lernen beginnen
de overkant
Miejsce docelowe
Lernen beginnen
bestemming
Przyjaciele
Lernen beginnen
De vriendinnen
odprawa
Lernen beginnen
het inchecken
zważony
Lernen beginnen
gewogen
skala
Lernen beginnen
het schaal
wyśmiewać się z (kogoś)
Lernen beginnen
uitlachen
straszny
Lernen beginnen
eng
skarga
Lernen beginnen
klacht
okazać się
Lernen beginnen
blijken
reszta (pieniędzy)
Lernen beginnen
het wisselgeld
W międzyczasie
Lernen beginnen
ondertussen
dojrzały (owoc)
Lernen beginnen
rijp
wkrótce
Lernen beginnen
gauw
twierdzenie
Lernen beginnen
het stelling
schodzić (po schodach)
Lernen beginnen
aflopen
odnieść sukces
Lernen beginnen
lukken
Gejzer
Lernen beginnen
De geiser
brzmieć
Lernen beginnen
klinken
zawierać
Lernen beginnen
bevatten
gałąź
Lernen beginnen
de tak
pękać
Lernen beginnen
barsten
uszkodzić
Lernen beginnen
beschadigen
zapewniać
Lernen beginnen
verzekeren
malować
Lernen beginnen
verven
parzyć, palić
Lernen beginnen
branden
wiercić
Lernen beginnen
boren
polować
Lernen beginnen
jagen
spieszyć się
Lernen beginnen
zich haasten
nudzić się
Lernen beginnen
zich vervelen
zaręczać się
Lernen beginnen
zich verloven
plotka
Lernen beginnen
gerucht
jamnik
Lernen beginnen
de dashond
bałagan
Lernen beginnen
de kluts
prawda
Lernen beginnen
waarheid
szerokiej drogi
Lernen beginnen
behouden reis
dużo zdrowia
Lernen beginnen
veel beterschap
odbywać się
Lernen beginnen
plaatsvinden
świętować
Lernen beginnen
vieren
pan młody / panna młoda
Lernen beginnen
de echtgenoot / echtgenote
przyszły
Lernen beginnen
toekomstig
złodziej
Lernen beginnen
de dief
kraść
Lernen beginnen
stelen
głos
Lernen beginnen
de stem
być ciekawym czegoś
Lernen beginnen
benieuwd zijn naar iets
treść
Lernen beginnen
inhoud
spojrzeć
Lernen beginnen
bekijken
oferta
Lernen beginnen
aanbod
rozciągać
Lernen beginnen
uitrekken
rosnąć, dorastać
Lernen beginnen
opgroeien
ogłosić
Lernen beginnen
aankondigen
przyszyć
Lernen beginnen
aannaaien
w obecności
Lernen beginnen
aanwezigheid in
rozładować, wyładować
Lernen beginnen
lossen
odwdzięczyć się
Lernen beginnen
aflossen
osiągać, sięgać
Lernen beginnen
bereiken
dysponować
Lernen beginnen
beschikken
palić się
Lernen beginnen
branden
prosperować
Lernen beginnen
gedijen
świadek
Lernen beginnen
de getuige
zdolny
Lernen beginnen
slim
zapobiec
Lernen beginnen
voorkomen
stracić, zgubić
Lernen beginnen
kwijtraken
kredyt, pożyczka
Lernen beginnen
de lening
entuzjasta
Lernen beginnen
de liefhebber
potrzeba, konieczność
Lernen beginnen
de nood
powstawać (z)
Lernen beginnen
ontstaan (uit)
obrączka
Lernen beginnen
de trouwring
odnowić
Lernen beginnen
vernieuwen
pojawiać się (występować)
Lernen beginnen
verschijnen
prawda
Lernen beginnen
de waarheid
nazywać, wskazać
Lernen beginnen
noemen
określić
Lernen beginnen
bepalen
przedsiębiorstwo
Lernen beginnen
de onderneming
posiadanie, dobytek
Lernen beginnen
bezitting
dług
Lernen beginnen
de schuld
roszczenie
Lernen beginnen
vordering
Nadążać z
Lernen beginnen
bijhouden
być oszukanym
Lernen beginnen
bedrogen zijn
oszukiwać
Lernen beginnen
bedriegen
mordować
Lernen beginnen
vermoorden
poprosić
Lernen beginnen
aanvragen
rozważać, rozpatrywać, brać pod uwagę
Lernen beginnen
overwegen
wychowanie
Lernen beginnen
de opvoeding
zranić
Lernen beginnen
verwonden
uniknąć
Lernen beginnen
vermijden
sprzątanie, porządki
Lernen beginnen
de schoonmaak
cząsteczki kurzu
Lernen beginnen
stofdeeltjes
okna
Lernen beginnen
de ruiten
zadania
Lernen beginnen
de taken
podzielony
Lernen beginnen
verdeeld
czyścić (okna)
Lernen beginnen
lappen
odkurzyć (kurz)
Lernen beginnen
afstoffen
zapewnić
Lernen beginnen
ervoorzorgen
odkurzać (odkurzaczem)
Lernen beginnen
stofzuigen
zastosować
Lernen beginnen
gelden
zamiatać
Lernen beginnen
vegen
żelazko
Lernen beginnen
de strijkijzer
wyczyszczony
Lernen beginnen
gereinigd
środek do czyszczenia
Lernen beginnen
reinigingsmiddel
trudny
Lernen beginnen
lastig
rodzaje brudu
Lernen beginnen
vuilsoorten
luźny
Lernen beginnen
los
różnica, wyróżnienie
Lernen beginnen
onderscheid
za pomocą
Lernen beginnen
met behulp
bez smug
Lernen beginnen
streeploos
rząd
Lernen beginnen
het overheid
wspólny
Lernen beginnen
gemeenschappelijk
wyposażenie
Lernen beginnen
voorziening
przyczynić się do
Lernen beginnen
bijdragen aan
media publiczne
Lernen beginnen
publieke omroep
otoczenie
Lernen beginnen
omgeving
cywil
Lernen beginnen
burger
odbywać się
Lernen beginnen
plaatsvinden
zauważyć
Lernen beginnen
opmerken
zastanawiać się
Lernen beginnen
zich verbazen
kończyć (się)
Lernen beginnen
eindigen
regularny
Lernen beginnen
regelmatig
kłaniać się
Lernen beginnen
buigen
gwizdać
Lernen beginnen
fluiten
przytyć
Lernen beginnen
aankomen
wymyślać
Lernen beginnen
verzinnen
opisywać
Lernen beginnen
beschrijven
decydować
Lernen beginnen
besluiten
istnieć
Lernen beginnen
bestaan
znajdować się
Lernen beginnen
zich bevinden
udowadniać
Lernen beginnen
bewijzen
posiadać
Lernen beginnen
bezitten
wiązać
Lernen beginnen
binden
zmuszać
Lernen beginnen
dwingen
cieszyć się
Lernen beginnen
genieten
cierpieć
Lernen beginnen
lijden
brakować
Lernen beginnen
ontbreken
podarować, ofiarować, obdarować
Lernen beginnen
schenken
strzelać
Lernen beginnen
schieten
umrzeć
Lernen beginnen
sterven
wzrastać
Lernen beginnen
stijgen
połączyć
Lernen beginnen
verbinden
porównywać
Lernen beginnen
vergelijken
Rozumieć
Lernen beginnen
verstaan
przewidywać
Lernen beginnen
voorzien
nosić
Lernen beginnen
aandoen
zwrócić uwagę
Lernen beginnen
aanwijzen
zakopywać
Lernen beginnen
begraven
omawiać
Lernen beginnen
bespreken
modlić się
Lernen beginnen
bidden
kopać (np. w ziemi)
Lernen beginnen
graven
interweniować
Lernen beginnen
ingrijpen
odpuścić sobie
Lernen beginnen
loslaten
zwolnić (kogoś z pracy)
Lernen beginnen
ontslaan
wstrzymać
Lernen beginnen
ophouden
spieszyć się
Lernen beginnen
opschieten
odejść, umrzeć
Lernen beginnen
overlijden
przejąć
Lernen beginnen
overnemen
przestraszyć
Lernen beginnen
schrikken
ślizgać się
Lernen beginnen
glijden
kraść
Lernen beginnen
stelen
śmierdzieć
Lernen beginnen
stinken
uporządkować, sortować, segregować
Lernen beginnen
uitzoeken
łapać
Lernen beginnen
vangen
żeglować, płynąć (statkiem)
Lernen beginnen
varen
bić, walczyć
Lernen beginnen
vechten
zamienić
Lernen beginnen
vervangen
czytać na głos
Lernen beginnen
voorlezen
odchodzić, opuszczać, wyjeżdżać
Lernen beginnen
weglopen
ssać
Lernen beginnen
zuigen
pamiętać
Lernen beginnen
zich herinneren
nawyk
Lernen beginnen
gewoonte
atrakcyjny
Lernen beginnen
aantrekkelijk
przyjemne
Lernen beginnen
aangenaam
niezależny, samodzielny
Lernen beginnen
zelfstandig
ograniczony
Lernen beginnen
beperkte
ogólne
Lernen beginnen
algemeen
wymagany, konieczny
Lernen beginnen
vereist
przeprowadzka
Lernen beginnen
de verhuizing
istnieć
Lernen beginnen
bestaan
dom szeregowy
Lernen beginnen
rijhuisje
smakować
Lernen beginnen
smaken
poddać się, ustąpić
Lernen beginnen
zwichten
tłumaczyć
Lernen beginnen
vertolken
nie doceniać
Lernen beginnen
versmaden
smarować
Lernen beginnen
smeden
liczyć, oceniać
Lernen beginnen
becijferen
podziękować
Lernen beginnen
bedanken
rozpoznawać
Lernen beginnen
herkennen
wyjawić
Lernen beginnen
onthullen
zobowiązać
Lernen beginnen
verplichten
przetrzymywać, wytrzymać
Lernen beginnen
volharden
ukończyć, skończyć (to complete)
Lernen beginnen
voltooien
schłodzić
Lernen beginnen
afkoelen
uczęszczać, być obecnym
Lernen beginnen
bijwonen
umeblować
Lernen beginnen
inrichten
administrować
Lernen beginnen
toedienen
wydzielić, rozdzielić
Lernen beginnen
uitdelen
doić
Lernen beginnen
melken
rozkazywać
Lernen beginnen
bevelen
ulegać, poddawać się
Lernen beginnen
toegeven
ukrywać
Lernen beginnen
verbergen
nadawać, emitować, transmitować
Lernen beginnen
uitzenden
mijać
Lernen beginnen
voorbijgaan
odnosić
Lernen beginnen
terugbrengen
otaczać
Lernen beginnen
omringen
blefować
Lernen beginnen
bluffen
budzić się
Lernen beginnen
wakker worden
odmawiać
Lernen beginnen
weigeren
wydawać
Lernen beginnen
besteden
członek
Lernen beginnen
de lid
rada miejska
Lernen beginnen
de geementeraad
głosować
Lernen beginnen
stemmen
woleć
Lernen beginnen
verkiezen
bezpieczeństwo
Lernen beginnen
veiligheid
opieka
Lernen beginnen
de zorg
oświata / system kształcenia
Lernen beginnen
onderwijs
ubóstwo
Lernen beginnen
de armoede
ważny, obowiązujący (paszport, wiza)
Lernen beginnen
geldig
zezwolenie, pozwolenie
Lernen beginnen
de vergunning
rząd, władza
Lernen beginnen
de regering
rząd
Lernen beginnen
de overheid
radny miejski
Lernen beginnen
wethouder
wykonywać
Lernen beginnen
uitvoeren
ruch drogowy
Lernen beginnen
de verkeer
czyścić (to clean)
Lernen beginnen
reinigen
część (part)
Lernen beginnen
onderdeel
obywatel
Lernen beginnen
de burger
naród
Lernen beginnen
het volk
oferta
Lernen beginnen
het aanbod
zakupić nabyć (purchase)
Lernen beginnen
aanschaffen
instytucja
Lernen beginnen
de instelling
ilość
Lernen beginnen
het bedrag
przeznaczać na
Lernen beginnen
besteden aan
zamawiać
Lernen beginnen
bestellen
płatność
Lernen beginnen
de betaling
cierpieć
Lernen beginnen
last hebben
moneta
Lernen beginnen
de munt
banknot
Lernen beginnen
bankbiljet
być uwzględniony, dołączony,
Lernen beginnen
inbegrepen zijn
włączać, wliczać, zawierać (np. w umowie)
Lernen beginnen
inbegrijpen
pewność
Lernen beginnen
zekerheid
kurs (waluty)
Lernen beginnen
de koers
wartość
Lernen beginnen
de waarde
akcja (na giełdzie)
Lernen beginnen
aandeel
rynek papierów wartościowych
Lernen beginnen
de geldmarkt
papiery wartościowe
Lernen beginnen
waardepapieren
dobra (towary)
Lernen beginnen
goederen
przechowywać, magazynować, składować
Lernen beginnen
opslaan
możliwość
Lernen beginnen
de mogelijkheid
Marka
Lernen beginnen
het merk
wada
Lernen beginnen
het nadeel
konsekwencja
Lernen beginnen
de gevolg
wymieniać
Lernen beginnen
wisselen
Przepisać
Lernen beginnen
overschrijven
mieć korzyść z
Lernen beginnen
hebben baat bij
obsługa
Lernen beginnen
het dienst
zachęcać
Lernen beginnen
aanmoedigen
Wymienić
Lernen beginnen
ruilen
szacować
Lernen beginnen
schatten
wyliczyć
Lernen beginnen
uitrekenen
przemyśleć
Lernen beginnen
bedenken
przedsiębiorca
Lernen beginnen
de ondernemer
ekstremalny
Lernen beginnen
uiterst
wydatek
Lernen beginnen
de uitgave
ustalić
Lernen beginnen
vaststellen
sprzedaż
Lernen beginnen
het verkopen
obroty (firmy)
Lernen beginnen
de verkoop
sterować
Lernen beginnen
versturen
kierować
Lernen beginnen
sturen
korzyść, przewaga
Lernen beginnen
het voordeel
ekonomiczny, korzystny
Lernen beginnen
voordelig
towary
Lernen beginnen
de waren
spowodowany przez
Lernen beginnen
wijten aan
przypisywać do
Lernen beginnen
toeschrijven aan
modyfikować
Lernen beginnen
wijzigen
pracownik w sklepie
Lernen beginnen
de winkelbediende
personel sklepu
Lernen beginnen
het winkelpersoneel
adresowany, skierowany do
Lernen beginnen
gerichten aan
dostawa
Lernen beginnen
levering
odbiorca
Lernen beginnen
ontvanger

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.