Lekcja 15-16

 0    137 Datenblatt    Dreeczko
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
przyjechać przybyć
Lernen beginnen
aankomen
kwam aan, kwamen aan z aangekomen
przyjazd przybycie przylot
Lernen beginnen
de aankomst
V pl aankomsten
przymiotnik
Lernen beginnen
het adjectief
pl adjectiven
dział
Lernen beginnen
de afdeling
de v pl afdelingen
odbierać odebrać
coś kogoś
Lernen beginnen
afhalen
haalde af haalden af h afgehaald
pocztówka widokówka
Lernen beginnen
de ansichtkaart
mv pl ansichtkaarten
randka
Lernen beginnen
het afspraakje
pl afspraakjes
uwaga
Lernen beginnen
de attentie
de v
skrytka bagażowa
Lernen beginnen
de bagagekluis
mv pl bagagekluizen
bojka
zdrobnienie od boja
Lernen beginnen
het bakentje
pl bakentjes
piwko
Lernen beginnen
het biertje
pl biertjes
w automacie biletowym
Lernen beginnen
bij de kaartautomaat
karteczka listek
Lernen beginnen
het blaadje
pl blaadjes
fascynujący
Lernen beginnen
boeiend
(za)bukować (za)rezerwować
Lernen beginnen
boeken
boekte, boekten, h geboekt
blondynka
Lernen beginnen
het blondje
pl. blondjes
rezerwacja
Lernen beginnen
de boeking
de v pl boekingen
Region Stołeczny Brukseli
Lernen beginnen
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
złożony
Lernen beginnen
complex
konferencja
Lernen beginnen
de conferentie
v pl conferenties
podróż tam i z powrotem tego samego dnia
Lernen beginnen
het dagretour
rozkład jazdy
Lernen beginnen
de dienstregeling
de v pl dienstregelingen
Obszar polskojęzyczny
Lernen beginnen
het Poolse taalgebied
być umówionym
Lernen beginnen
een afspraak hebben
had hadden h gehad
dokonywać rezerwacji
Lernen beginnen
een boeking maken
maakte maakten h gemaakt
przedwczoraj
Lernen beginnen
eergisteren
pierwsza klasa
Lernen beginnen
eerste klas(1e klas)
wiek
100 lat
Lernen beginnen
de eeuw
de mv
koniec
np koniec maja
Lernen beginnen
eind
kawałek
odległość
Lernen beginnen
het eindje
pl eindjes
podróż w jedną strone
Lernen beginnen
de enkele reis
de mv pl enkele reizen
bilet w jedną strone
Lernen beginnen
het enkeltje
pl. enkeltjes
faza
Lernen beginnen
de fase
de v pl fases/fazen
federalny
Lernen beginnen
federaal
drań łobuz
Lernen beginnen
de fielt
de m pl fielten
potężny potęznie mocno mocny
Lernen beginnen
fors
szanowny
Lernen beginnen
geacht
odwołany, anulowany
Lernen beginnen
geannuleerd
wylądował
Lernen beginnen
geland
temu
np trzy dni temu
Lernen beginnen
geleden
drie dagen geleden
wspólnota
Lernen beginnen
de gemeenschap
de v pl gemeenschappen
wspólny wspólnie
Lernen beginnen
gemeenschappelijk
planowy, planowo
Lernen beginnen
gepland
region
Lernen beginnen
het gewest
wczoraj
Lernen beginnen
gisteren
ręcznik
Lernen beginnen
de handdoek
de m pl handdoeken
rączka
Lernen beginnen
het handje
powtórzenie, powtórka
Lernen beginnen
de herhaling
de v pl herhalingen
tu: miejsce wylotu
Lernen beginnen
de herkomst
de v
informacja
Lernen beginnen
de inlichtingen
de v pl. inlichtingen
punkt informacyjny
Lernen beginnen
de inlichtingen
karta pokładowa
Lernen beginnen
de instapkaart
de mv pl. instapkaarten
automat biletowy
Lernen beginnen
de kaartautomaat
de m pl. kaartautomaten
kotek
Lernen beginnen
het katje
pl katjes
klasa
Lernen beginnen
de klas
de v pl klassen
zniżka
Lernen beginnen
de korting
de v pl koringen
laptop
Lernen beginnen
de laptop
de m pl laptops
kasa biletowa
Lernen beginnen
het loket
pl lokketen
plomba(jako zabezpieczenie); mały ołowiany ciezarek
Lernen beginnen
het loodje
pl loodjes
pensja wyplata, wynagrodzenie
Lernen beginnen
het loon
pl lonen
linie lotnicze
Lernen beginnen
de Luchtvaartmaatschappij
de v pl Luchtvaartmaat-schappijen
lekarstwo, lek
Lernen beginnen
het medicijn
pl medicijnen
udać się, powieść się
Lernen beginnen
lukken
lukte, lukten, (h)gelukt
natychmiast, od razu
Lernen beginnen
meteen
brakować, spudłować, spóźnić się, tęsknić
Lernen beginnen
missen
miste, misten, h gemist
komórka telefon
Lernen beginnen
het mobieltje
pl. mobieltjes
chwilka, momencik
Lernen beginnen
het momentje
pl momentjes
muzeum
Lernen beginnen
het museum
ani...(to)... ani,.(to)
Lernen beginnen
noch ... noch...
albo... albo...
Lernen beginnen
of... of...
obejmować (zasięgiem)
Lernen beginnen
omvatten
omvatte, omvatten, h omvat
niewygoda, dyskomfort, niedogodność
Lernen beginnen
het ongemak
pl ongemakken
mniej więcej, około
Lernen beginnen
ongeveer
odbierać, odebrać
coś kogoś skądś
Lernen beginnen
ophalen
haalde op, haalden op, h opgehaald
wezwanie
Lernen beginnen
de oproep
de m pl oproepen
za trzy dni
Lernen beginnen
over drie dagen
za kilka minut
Lernen beginnen
over enkele minuten
za kilka chwil
Lernen beginnen
over enkele ogenblikken
pojutrze
Lernen beginnen
overmorgen
parlament
Lernen beginnen
het parlement
pl parlamenten
paszport
Lernen beginnen
het paspoort
pl. paspoorten
pasażer
Lernen beginnen
de passagier
de m pl passagiers
pasować, odpowiadać
Lernen beginnen
passen
paste, pasten, h gepast
próbować
Lernen beginnen
proberen
probeerde, proberden, h geprobeerd
rząd
Lernen beginnen
de regering
de v pl regeringen
sczegóły podrózy
Lernen beginnen
de reisdetails
bilet tam i z powrotem
Lernen beginnen
het retourtje
świecić
Lernen beginnen
schijnen
scheen, schenen, h geschenden
pasować, odpowiadać
Lernen beginnen
schikken
schikte, schikten, h geschikt
tor
Lernen beginnen
het spoor
pl. sporen
rzeczy, manatki, klamoty
Lernen beginnen
het spul
spullen
państwo
Lernen beginnen
de staat
de m pl staten
status
Lernen beginnen
de status
de m pl statussen
pociąg osobowy
Lernen beginnen
de stoptrein
de m pl stoptreinen
obszar językowy
Lernen beginnen
het taalgebied
pl. taalgebieden
szczoteczka do zębów
Lernen beginnen
de tandenborstel
de m pl tandenborstels
pasta do zębów
Lernen beginnen
de Tandpasta
de m pl tandpasta's
stawka
Lernen beginnen
het tarief
pl tarieven
terminal
Lernen beginnen
de terminal
de m pl terminals
o jej
Lernen beginnen
tjee
ćwierkać
Lernen beginnen
tijrpen
tijrpte tijrpten h getijrpt
zatłoczony, zapchany, nabity
Lernen beginnen
tjokvol
o jej, o rety
Lernen beginnen
tjongejonge
bilet na pociąg
Lernen beginnen
het treinkaartje
jest pan proszony, żeby
Lernen beginnen
u wordt gevraagd om... te
wyprzedany, całkowicie zarezerwowany
Lernen beginnen
uitverkocht
wyjątek
Lernen beginnen
de uitzondering
de v pl uitzonderingen
wyblakły, wypłowiały
Lernen beginnen
vaal
spadek, upadek
Lernen beginnen
de val
de m pl vallen
z którego toru?
Lernen beginnen
van welk spoor?
ustalać, ustalić
Lernen beginnen
vaststellen
stelde vast, stelden vast, (h) vastgesteld
mokradło
Lernen beginnen
het ven
pl vennen
przesuwać
Lernen beginnen
verschuiven
verschoof, verschoven, h verschoven
przesuwać na późniejszy/wcześniejszy termin
Lernen beginnen
verschuiven naar een latere/eerdere datum
opóźniony, spóźniony
Lernen beginnen
vertraagd
opóźnienie, spóźnienie
Lernen beginnen
de vertraging
de v vertragingen
odjazd, odlot
Lernen beginnen
het vertrek
odjechać, odlatywać
Lernen beginnen
vertrekken
vertrok, vertrokken, zijn vertrokken
numer lotu
Lernen beginnen
het vluchtnummer
czuć się
Lernen beginnen
voelen zich
voelde, voelden, h gevoeld
pełna stawka
Lernen beginnen
vol tarief
mróz; władca
Lernen beginnen
de vorst
de m pl vorsten
dokąd?
Lernen beginnen
waarheen/waarnaartoe
skąd
Lernen beginnen
waarvandaan
poczekalnia
Lernen beginnen
de wachtruimte
de v pl wachtruimten/wachtruimtes
wał, nasyp
Lernen beginnen
de wal
de m pl wallen
prawo; ustawa
Lernen beginnen
de wet
de m/v pl wetten
kaczor
Lernen beginnen
de woerd
de m pl woerden
rana
Lernen beginnen
de wond
de m/v pl. wonden
kiełbasa
Lernen beginnen
de worst
de m/v pl worsten
okrutny, okrutnie
Lernen beginnen
wreed
delikatnie; ciuchutko; powolutku
Lernen beginnen
zachtjes
lunch służbowy
Lernen beginnen
de zakenlunch
de m pl zakkenlunchen
biznesmen
Lernen beginnen
de zakenman
de m pl zakenmannen
siódemeczka
Lernen beginnen
zeventje
słodzik
Lernen beginnen
het zoetje
pl zoetjes
zarówno... jak i/także
Lernen beginnen
zowel... als...

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.