Lekcje 1-5

 0    188 Datenblatt    Sansa
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
kobieta
Lernen beginnen
de vrouw
mężczyzna
Lernen beginnen
de man
dziewczyna
Lernen beginnen
het meisje
chłopiec
Lernen beginnen
de jongen
dziecko
Lernen beginnen
het kind
dzieci
Lernen beginnen
de kinderen
pani
Lernen beginnen
de mevrouw
pan
Lernen beginnen
de meneer
dobrze, dobry
Lernen beginnen
goed
źle
Lernen beginnen
slecht
wysoki, wysoko
Lernen beginnen
hoog
niski
Lernen beginnen
laag
długi, długo
Lernen beginnen
lang
krótki
Lernen beginnen
kort
duży
Lernen beginnen
groot
mały
Lernen beginnen
klein
ładny
Lernen beginnen
mooi
brzydki
Lernen beginnen
lelijk
pusty
Lernen beginnen
leeg
dom
Lernen beginnen
het huis
dom szeregowy
Lernen beginnen
het rijtjeshuis
ogród
Lernen beginnen
de tuin
dużo, wiele
Lernen beginnen
veel
bawić się
Lernen beginnen
spelen
piwnica
Lernen beginnen
de kelder
pokój
Lernen beginnen
de kamer
W naszym domu nie ma piwnicy
Lernen beginnen
In ons huis is er geen kelder
sypialnia
Lernen beginnen
de slaapkamer
spać
Lernen beginnen
slapen
kuchnia
Lernen beginnen
de keuken
salon
Lernen beginnen
de woonkamer
łazienka
Lernen beginnen
de badkamer
toaleta
Lernen beginnen
het toilet
Muszę iść do toalety.
Lernen beginnen
Ik moet naar het toilet.
schody
Lernen beginnen
de trap
Uważaj na schodach.
Lernen beginnen
Pas op de trap.
podłoga
Lernen beginnen
de vloer
mycie podłogi
Lernen beginnen
de vloer dweilen
okno
Lernen beginnen
het raam
przez
Lernen beginnen
door
ściana
Lernen beginnen
de muur
sufit
Lernen beginnen
het plafond
dywan
Lernen beginnen
het tapijt
krzesło
Lernen beginnen
de stoel
brudny, niechlujny
Lernen beginnen
vies
łóżko
Lernen beginnen
het bed
stół
Lernen beginnen
de tafel
na
Lernen beginnen
op
nic
Lernen beginnen
niets
parapet
Lernen beginnen
de vensterbank
lampa
Lernen beginnen
de lamp
wanna
Lernen beginnen
het ligbad
do
Lernen beginnen
naar
lodówka
Lernen beginnen
de koelkast
pralka - pralki
Lernen beginnen
de wasmachine - de wasmachines
zmywarka
Lernen beginnen
de afwasmachine
prysznic
Lernen beginnen
de douche
zmysły: wzrok, słuch, dotyk, węch, smak
Lernen beginnen
zintuigen
słyszeć, słuch
Lernen beginnen
horen
widzieć, wzrok
Lernen beginnen
zien
wąchać (węch)
Lernen beginnen
ruiken
smak, próbować
Lernen beginnen
proeven
czuć, dotyk
Lernen beginnen
voelen
móc
Lernen beginnen
kunnen
czerwony
Lernen beginnen
rood
czarny
Lernen beginnen
zwart
biały
Lernen beginnen
wit
szary
Lernen beginnen
grijs
pomarańczowy
Lernen beginnen
oranje
różowy
Lernen beginnen
roze
żółty
Lernen beginnen
geel
zielony
Lernen beginnen
groen
niebieski
Lernen beginnen
blauw
fioletowy
Lernen beginnen
paars
brązowy
Lernen beginnen
bruin
kurtki/ kurtka
Lernen beginnen
de jassen / de jasje
Piekarz
Lernen beginnen
de bakker
malarz
Lernen beginnen
de schilder
cytryna
Lernen beginnen
de citroen
pomidor
Lernen beginnen
de tomaat
spacja
Lernen beginnen
de spatie
wolność
Lernen beginnen
de vrijheid
jakość
Lernen beginnen
de kwaliteit
kalendarz
Lernen beginnen
de agenda
wiedza
Lernen beginnen
de kennis
zysk
Lernen beginnen
de winst
chłopczyk
Lernen beginnen
het jongentje
ptak
Lernen beginnen
de vogel
zrozumienie
Lernen beginnen
het begrip
zachowanie
Lernen beginnen
het gedrag
strata
Lernen beginnen
het verlies
Rosyjski
Lernen beginnen
het Russisch
żelazo
Lernen beginnen
het ijzer
miedź
Lernen beginnen
het koper
moment, chwila
Lernen beginnen
het moment
buddyzm
Lernen beginnen
het Boeddhisme
us (it) / our (the)
Lernen beginnen
ons (het)/ onze (de)
który (to) / który (to)
Lernen beginnen
welke (de) / welk (het)
daleko / blisko
Lernen beginnen
ver weg / dichtbij
to / tamto (het)
Lernen beginnen
dit / dat (het)
to / tamto (de)
Lernen beginnen
deze / die (de)
hiszpański
Lernen beginnen
Spaans
kaktus
Lernen beginnen
de cactus
srebro
Lernen beginnen
het zilver
piękno
Lernen beginnen
de schoonheid
lody
Lernen beginnen
het ijsje
lekarz
Lernen beginnen
de dokter
psy
Lernen beginnen
de honden
złoto
Lernen beginnen
het goud
Gruszka
Lernen beginnen
de peer
kolory
Lernen beginnen
de kleuren
kwiatek
Lernen beginnen
het bloempje
niebieskie niebo
Lernen beginnen
blauwe lucht
Zielona trawa
Lernen beginnen
groene gras
pić
Lernen beginnen
drinken
pomagać
Lernen beginnen
helpen
szukać
Lernen beginnen
zoeken
znaleźć
Lernen beginnen
vinden
marchewka
Lernen beginnen
de wortel
ser – sery
Lernen beginnen
de kaas - de kazen
słońce
Lernen beginnen
de zon
księżyc
Lernen beginnen
de maan
ogórek, ogórki
Lernen beginnen
de komkommer, de komkommers
żaba
Lernen beginnen
de kikker
sałata
Lernen beginnen
de sla
jagody
Lernen beginnen
de bessen
świnka
Lernen beginnen
het varkentje
truskawka
Lernen beginnen
de aardbei
Grzyb
Lernen beginnen
de paddestoel
wóz strażacki
Lernen beginnen
de brandweerauto
fala
Lernen beginnen
de golf
Kropla wody
Lernen beginnen
water druppel
wieloryb — wieloryby
Lernen beginnen
de walvis - de walvissen
niebieska jagoda
Lernen beginnen
blauwe bes
tulipan
Lernen beginnen
de tulp
pszczoła
Lernen beginnen
de bij
Motyl
Lernen beginnen
de vlinder
groszek
Lernen beginnen
doperwt
książka - książki
Lernen beginnen
het boek - de boeken
pies — psy
Lernen beginnen
de hond - de honden
drzewo — drzewa
Lernen beginnen
de boom - de bomen
sweter - swetry
Lernen beginnen
de trui - de truien
dom — domy
Lernen beginnen
het huis - de huizen
mysz - myszy
Lernen beginnen
de muis - de muizen
winogrono — winogrona
Lernen beginnen
de druif - de druiven
dziewczyna - dziewczyny
Lernen beginnen
het meisje - de meisjes
ptaszek - ptaszki
Lernen beginnen
het vogeltje - de vogeltjes
samochód - samochody
Lernen beginnen
de auto - de autos
parasol - parasolki
Lernen beginnen
de paraplu - paraplu's
pani — panie
Lernen beginnen
de dame - de dames
zwierzęta
Lernen beginnen
de dieren
zwierzę
Lernen beginnen
het dier
kot — koty
Lernen beginnen
de kat - de katten
ryba — ryby
Lernen beginnen
de vis - de vissen
ptak — ptaki
Lernen beginnen
de vogel - de vogels
pająk – pająki
Lernen beginnen
de spin - de spinnen
osa - osy
Lernen beginnen
de wesp - de wespen
pszczoła – pszczoły
Lernen beginnen
de bij - de bijen
królik – króliki
Lernen beginnen
het konijn - de konijnen
chomik - chomiki
Lernen beginnen
de hamster - de hamsters
koń — konie
Lernen beginnen
het paard - de paarden
świnia — świnie
Lernen beginnen
het varken - de varkens
krowa — krowy
Lernen beginnen
de koe - de koeien
kurczaki — kurczaki
Lernen beginnen
de kip - de kippen
owca - owce
Lernen beginnen
het schaap - de schapen
koza — kozy
Lernen beginnen
de geit - de geiten
zwierzę domowe
Lernen beginnen
het huisdier
Czy masz zwierzęta domowe?
Lernen beginnen
Heb je huisdieren?
Tak, mam... Nie, nie mam zwierząt domowych.
Lernen beginnen
Ja, ik heb een ... Nee, ik heb geen huisdieren.
Czy boisz się zwierząt?
Lernen beginnen
Ben je bang voor dieren?
Nie boję się zwierząt.
Lernen beginnen
Ik ben niet bang voor dieren.
rok
Lernen beginnen
het jaar
owoc/owoc
Lernen beginnen
de vrucht / het fruit
owoce (małe)
Lernen beginnen
de vruchtes
gruszka — gruszki
Lernen beginnen
de peer - de peren
pomarańcza — pomarańcze
Lernen beginnen
de sinaasappel - de sinaasappels
cytryna — cytryny
Lernen beginnen
de citroen - de citroenen
banan - banany
Lernen beginnen
de banaan- de bananen
wiśnia — wiśnie
Lernen beginnen
de kers - de kersen
truskawka — truskawki
Lernen beginnen
de aardbei - de aardbeien
granat - granaty
Lernen beginnen
de granaatappel - de granaatappels
brzoskwinia — brzoskwinie
Lernen beginnen
de perzik - de perziken
malina — maliny
Lernen beginnen
de framboos - de frambozen
jeżyna — jeżyny
Lernen beginnen
de braam - de bramen
melon — melony
Lernen beginnen
de meloen - de meloenen
Czy lubisz owoce?
Lernen beginnen
Vind je fruit lekker?
Lubię owoce. / Nie lubię owoców.
Lernen beginnen
Ik vind fruit lekker. / Ik vind fruit niet lekker.
chmura — chmury
Lernen beginnen
de wolk - de wolken

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.