My lesson

 0    415 Datenblatt    anastasiiasavchenko
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
(one) hundred
Lernen beginnen
honderd
(one) thousand
Lernen beginnen
duizend
(to) inside
Lernen beginnen
(naar) binnen
(to) outside
Lernen beginnen
(naar) buiten
8:00
Lernen beginnen
acht uur
8:30
Lernen beginnen
half negen
8:15
Lernen beginnen
kwart over acht
8:45
Lernen beginnen
kwart voor negen
8:10
Lernen beginnen
tien over acht
8:40
Lernen beginnen
tien over half negen
8:20
Lernen beginnen
tien voor half negen
8:50
Lernen beginnen
tien voor negen
8:05
Lernen beginnen
vijf over acht
8:35
Lernen beginnen
vijf over half negen
8:25
Lernen beginnen
vijf voor half negen
8:55
Lernen beginnen
vijf voor negen
a / an
Lernen beginnen
een
a bit
Lernen beginnen
een beetje
a couple (of) / a few
Lernen beginnen
een paar
a lot (of) / many / much
Lernen beginnen
veel
about
Lernen beginnen
over
after
Lernen beginnen
na
after that
Lernen beginnen
daarna
again
Lernen beginnen
weer
ago
Lernen beginnen
geleden
all sorts/kinds of
Lernen beginnen
allerlei
almost
Lernen beginnen
bijna
also / too / as well
Lernen beginnen
ook
always
Lernen beginnen
altijd
and
Lernen beginnen
en
approximately
Lernen beginnen
ongeveer
April
Lernen beginnen
april
around
Lernen beginnen
rond
at (time)
Lernen beginnen
om
at home
Lernen beginnen
thuis
at night
Lernen beginnen
's nachts
August
Lernen beginnen
augustus
back
Lernen beginnen
terug
bad
Lernen beginnen
slecht
beautiful
Lernen beginnen
prachtig
because
Lernen beginnen
want
before
Lernen beginnen
voor
behind
Lernen beginnen
achter
better
Lernen beginnen
beter
between
Lernen beginnen
tussen
big / large
Lernen beginnen
groot
black
Lernen beginnen
zwart
blue
Lernen beginnen
blauw
both
Lernen beginnen
allebei
but
Lernen beginnen
maar
cheap
Lernen beginnen
goedkoop
clean
Lernen beginnen
schoon
clever / smart
Lernen beginnen
slim
close to / nearby
Lernen beginnen
dichtbij
cold
Lernen beginnen
koud
congratulations
Lernen beginnen
gefeliciteerd
dangerous
Lernen beginnen
gevaarlijk
dark
Lernen beginnen
donker
degrees
Lernen beginnen
graden
different (other)
Lernen beginnen
ander(e)
different (various)
Lernen beginnen
verschillend(e)
difficult
Lernen beginnen
moeilijk
during
Lernen beginnen
tijdens
Dutch
Lernen beginnen
Nederlands
each
Lernen beginnen
elk(e)
early
Lernen beginnen
vroeg
easy
Lernen beginnen
makkelijk
eight
Lernen beginnen
acht
eighteen
Lernen beginnen
achttien
eighty
Lernen beginnen
tachtig
eleven
Lernen beginnen
elf
empty
Lernen beginnen
leeg
especially / mainly / mostly
Lernen beginnen
vooral
even
Lernen beginnen
zelfs
every
Lernen beginnen
ieder(e)
everybody
Lernen beginnen
iedereen
everything
Lernen beginnen
alles
everywhere
Lernen beginnen
overal
expensive
Lernen beginnen
duur
far
Lernen beginnen
ver
fast
Lernen beginnen
snel
February
Lernen beginnen
februari
fifteen
Lernen beginnen
vijftien
fifty
Lernen beginnen
vijftig
fine
Lernen beginnen
prima
first
Lernen beginnen
eerst(e)
five
Lernen beginnen
vijf
for example
Lernen beginnen
bijvoorbeeld
four
Lernen beginnen
vier
fourteen
Lernen beginnen
veertien
fourty
Lernen beginnen
veertig
Friday
Lernen beginnen
vrijdag
from
Lernen beginnen
van
from (a place)
Lernen beginnen
uit
full
Lernen beginnen
vol
good
Lernen beginnen
goed
gray
Lernen beginnen
grijs
green
Lernen beginnen
groen
half an hour
Lernen beginnen
een half uur
he
Lernen beginnen
hij
he has
Lernen beginnen
hij heeft
he is
Lernen beginnen
hij is
her
Lernen beginnen
haar
here
Lernen beginnen
hier
him
Lernen beginnen
hem
his
Lernen beginnen
z’n
how
Lernen beginnen
hoe
I
Lernen beginnen
ik
I am
Lernen beginnen
ik ben
I don’t remember.
Lernen beginnen
Ik weet het niet meer.
I don't know.
Lernen beginnen
Ik weet het niet.
I forgot.
Lernen beginnen
Ik ben het vergeten.
I have
Lernen beginnen
ik heb
I went to...
Lernen beginnen
Ik ben naar ... geweest.
I'm not sure.
Lernen beginnen
Ik weet het niet zeker.
in Dutch
Lernen beginnen
in het Nederlands
in front of
Lernen beginnen
voor
in the afternoon
Lernen beginnen
's middags
in the evening
Lernen beginnen
's avonds
in the morning
Lernen beginnen
's morgens / 's ochtends
it
Lernen beginnen
het
it has
Lernen beginnen
het heeft
it is
Lernen beginnen
het is
January
Lernen beginnen
januari
July
Lernen beginnen
juli
June
Lernen beginnen
juni
last
Lernen beginnen
vorig(e)
late
Lernen beginnen
laat
less
Lernen beginnen
minder
less
Lernen beginnen
minder
light
Lernen beginnen
licht
little / few
Lernen beginnen
weinig
long
Lernen beginnen
lang
March
Lernen beginnen
maart
May
Lernen beginnen
mei
maybe
Lernen beginnen
misschien
me
Lernen beginnen
me
Monday
Lernen beginnen
maandag
more
Lernen beginnen
meer
my
Lernen beginnen
m’n
never
Lernen beginnen
nooit
next
Lernen beginnen
volgend(e)
next to / besides
Lernen beginnen
naast
nice (friendly)
Lernen beginnen
aardig
nice (fun)
Lernen beginnen
leuk
nice (pleasant)
Lernen beginnen
fijn / prettig
nice (pretty)
Lernen beginnen
mooi
nice (tasty)
Lernen beginnen
lekker
nine
Lernen beginnen
negen
nineteen
Lernen beginnen
negentien
ninety
Lernen beginnen
negentig
no...
Lernen beginnen
geen
nobody
Lernen beginnen
niemand
not
Lernen beginnen
niet
not yet
Lernen beginnen
nog niet
nothing
Lernen beginnen
niks
now
Lernen beginnen
nu
nowhere
Lernen beginnen
nergens
of
Lernen beginnen
van
of course
Lernen beginnen
natuurlijk
often
Lernen beginnen
vaak
old
Lernen beginnen
oud
on (not on top of)
Lernen beginnen
aan
on (on top of)
Lernen beginnen
op
one
Lernen beginnen
één
only
Lernen beginnen
alleen
only (low amount)
Lernen beginnen
maar
or
Lernen beginnen
of
our
Lernen beginnen
onze / ons
own
Lernen beginnen
eigen
percent
Lernen beginnen
procent
possible (-bly)
Lernen beginnen
mogelijk
probable (-bly)
Lernen beginnen
waarschijnlijk
red
Lernen beginnen
rood
safe
Lernen beginnen
veilig
Saturday
Lernen beginnen
zaterdag
seven
Lernen beginnen
zeven
seventeen
Lernen beginnen
zeventien
seventy
Lernen beginnen
zeventig
she
Lernen beginnen
ze
she has
Lernen beginnen
ze heeft
she is
Lernen beginnen
ze is
short
Lernen beginnen
kort
six
Lernen beginnen
zes
sixteen
Lernen beginnen
zestien
sixty
Lernen beginnen
zestig
slow
Lernen beginnen
langzaam
small / little
Lernen beginnen
klein
smart
Lernen beginnen
slim
so
Lernen beginnen
dus
some (a quantity of)
Lernen beginnen
wat
some (out of a group)
Lernen beginnen
sommige
somebody
Lernen beginnen
iemand
something
Lernen beginnen
iets
sometimes
Lernen beginnen
soms
somewhere
Lernen beginnen
ergens
special
Lernen beginnen
bijzonder (bie-)
still
Lernen beginnen
nog / nog steeds
strong
Lernen beginnen
sterk
such as / like
Lernen beginnen
zoals
Sunday
Lernen beginnen
zondag
sure(ly)
Lernen beginnen
zeker
ten
Lernen beginnen
tien
that (de word)
Lernen beginnen
die
that (het word)
Lernen beginnen
dat
that’s why
Lernen beginnen
daarom
That's right.
Lernen beginnen
Dat klopt.
the
Lernen beginnen
de / het
the (boy)friend
Lernen beginnen
de vriend
the (girl) friend
Lernen beginnen
de vriendin
the afternoon
Lernen beginnen
de middag
the animal
Lernen beginnen
het dier
the answer
Lernen beginnen
het antwoord
the area
Lernen beginnen
het gebied
the beach
Lernen beginnen
het strand
the bike
Lernen beginnen
de fiets
the birthday
Lernen beginnen
de verjaardag
the box
Lernen beginnen
de doos (het doosje)
the breakfast
Lernen beginnen
het ontbijt
the brother
Lernen beginnen
de broer
the cabinet / the cupboard / the closet
Lernen beginnen
de kast
the car
Lernen beginnen
de auto
the chair
Lernen beginnen
de stoel
the city
Lernen beginnen
de stad
the clothes
Lernen beginnen
de kleren
the company
Lernen beginnen
het bedrijf
the concert
Lernen beginnen
het concert
the couch
Lernen beginnen
de bank
the country
Lernen beginnen
het land
the customer
Lernen beginnen
de klant
the customer / the client
Lernen beginnen
de klant
the design
Lernen beginnen
het ontwerp
the development
Lernen beginnen
de ontwikkeling
the dog
Lernen beginnen
de hond
the door
Lernen beginnen
de deur
the dress
Lernen beginnen
de jurk
the environment
Lernen beginnen
het milieu
the evening
Lernen beginnen
de avond
the event
Lernen beginnen
het evenement
the example
Lernen beginnen
het voorbeeld
the fish
Lernen beginnen
de vis
the food
Lernen beginnen
het eten
the garden
Lernen beginnen
de tuin
the glass
Lernen beginnen
het glas
the government
Lernen beginnen
de regering / de overheid
the house
Lernen beginnen
het huis
the idea
Lernen beginnen
het idee
the job
Lernen beginnen
de baan
the kid / the child
Lernen beginnen
het kind (de kinderen)
the lake
Lernen beginnen
het meer
the magazine
Lernen beginnen
het tijdschrift
the man
Lernen beginnen
de man
the map
Lernen beginnen
de kaart
the meat
Lernen beginnen
het vlees
the meeting
Lernen beginnen
de vergadering
the message
Lernen beginnen
het bericht
the million
Lernen beginnen
het miljoen
the morning
Lernen beginnen
de morgen / de ochtend
the mountain
Lernen beginnen
de berg
the network
Lernen beginnen
het netwerk
the news
Lernen beginnen
het nieuws
the night
Lernen beginnen
de nacht
the orange
Lernen beginnen
de sinaasappel
the owner
Lernen beginnen
de eigenaar
the part
Lernen beginnen
het deel
the party
Lernen beginnen
het feest(je)
the people
Lernen beginnen
de mensen
the piece
Lernen beginnen
het stuk
the potato
Lernen beginnen
de aardappel
the question
Lernen beginnen
de vraag
the reason
Lernen beginnen
de reden
the same
Lernen beginnen
hetzelfde / dezelfde
the sand
Lernen beginnen
het zand
the satellite
Lernen beginnen
de satelliet
the sea
Lernen beginnen
de zee
the shoes
Lernen beginnen
de schoenen
the sister
Lernen beginnen
de zus
the solution
Lernen beginnen
de oplossing
the source
Lernen beginnen
de bron
the space
Lernen beginnen
de ruimte
the subject
Lernen beginnen
het onderwerp
the swimming pool
Lernen beginnen
het zwembad
the system
Lernen beginnen
het systeem
the table
Lernen beginnen
de tafel
the thing
Lernen beginnen
het ding
the time (clock)
Lernen beginnen
de tijd
the time (occurrence)
Lernen beginnen
de keer (no plural!)
the TV show
Lernen beginnen
de serie
the vegetables
Lernen beginnen
de groenten
the wall
Lernen beginnen
de muur
the weather
Lernen beginnen
het weer
the wine
Lernen beginnen
de wijn
the woman
Lernen beginnen
de vrouw
the work
Lernen beginnen
het werk
the year
Lernen beginnen
het jaar (no plural)
their
Lernen beginnen
hun
them
Lernen beginnen
ze
there
Lernen beginnen
daar
there are
Lernen beginnen
er zijn
there is
Lernen beginnen
er is
these
Lernen beginnen
deze
they
Lernen beginnen
ze
they are
Lernen beginnen
ze zijn
they have
Lernen beginnen
ze hebben
thirteen
Lernen beginnen
dertien
thirty
Lernen beginnen
dertig
this (de word)
Lernen beginnen
deze
this (het word)
Lernen beginnen
dit
this afternoon
Lernen beginnen
vanmiddag
this morning
Lernen beginnen
vanmorgen / vanochtend
those
Lernen beginnen
die
three
Lernen beginnen
drie
through
Lernen beginnen
door
Thursday
Lernen beginnen
donderdag
till / until
Lernen beginnen
tot
tired
Lernen beginnen
moe
to (a place)
Lernen beginnen
naar
to be able to (can)
Lernen beginnen
kunnen (all singulars: kan)
to be about
Lernen beginnen
gaan over
to be called
Lernen beginnen
heten
to be from a place
Lernen beginnen
komen uit
to become
Lernen beginnen
worden
to bring
Lernen beginnen
brengen
to buy
Lernen beginnen
kopen
to call
Lernen beginnen
noemen
to change
Lernen beginnen
veranderen
to choose
Lernen beginnen
kiezen
to clean
Lernen beginnen
schoonmaken
to continue
Lernen beginnen
doorgaan
to cook / to boil
Lernen beginnen
koken
to deliver
Lernen beginnen
bezorgen
to design
Lernen beginnen
ontwerpen
to develop
Lernen beginnen
ontwikkelen
to do
Lernen beginnen
doen
to find
Lernen beginnen
vinden
to get
Lernen beginnen
krijgen
to give
Lernen beginnen
geven
to go
Lernen beginnen
gaan
to grow
Lernen beginnen
groeien
to happen
Lernen beginnen
gebeuren
to have to / to need to / must / should
Lernen beginnen
moeten
to hear
Lernen beginnen
horen
to lie
Lernen beginnen
liggen
to like / to love
Lernen beginnen
houden van
to live (somewhere)
Lernen beginnen
wonen
to look (at) / to watch
Lernen beginnen
kijken (naar)
to lose
Lernen beginnen
verliezen
to make
Lernen beginnen
maken
to meet
Lernen beginnen
ontmoeten
to order
Lernen beginnen
bestellen
to play
Lernen beginnen
spelen
to read
Lernen beginnen
lezen
to relax
Lernen beginnen
ontspannen
to say
Lernen beginnen
zeggen
to see
Lernen beginnen
zien
to sell
Lernen beginnen
verkopen
to send
Lernen beginnen
sturen
to sit
Lernen beginnen
zitten
to sleep
Lernen beginnen
slapen
to sound
Lernen beginnen
klinken
to stand
Lernen beginnen
staan
to start
Lernen beginnen
beginnen (+ te)
to stay
Lernen beginnen
blijven
to study / to learn
Lernen beginnen
leren
to take
Lernen beginnen
nemen
to talk
Lernen beginnen
praten
to think
Lernen beginnen
denken
to travel
Lernen beginnen
reizen
to try (to)
Lernen beginnen
proberen (te)
to use
Lernen beginnen
gebruiken
to visit
Lernen beginnen
bezoeken
to wake up
Lernen beginnen
worden wakker
to walk
Lernen beginnen
lopen
to want
Lernen beginnen
willen (all singulars: wil)
to wear
Lernen beginnen
dragen
to write
Lernen beginnen
schrijven
today
Lernen beginnen
vandaag
together
Lernen beginnen
samen
tomorrow
Lernen beginnen
morgen
tonight
Lernen beginnen
vanavond
too (excessively)
Lernen beginnen
te
too bad
Lernen beginnen
jammer
Tuesday
Lernen beginnen
dinsdag
twelve
Lernen beginnen
twaalf
twenty
Lernen beginnen
twintig
two
Lernen beginnen
twee
under
Lernen beginnen
onder
us
Lernen beginnen
ons
very
Lernen beginnen
heel / erg
we
Lernen beginnen
we
we are
Lernen beginnen
we zijn
we have
Lernen beginnen
we hebben
Wednesday
Lernen beginnen
woensdag
well...
Lernen beginnen
nou...
what
Lernen beginnen
wat
what (which)
Lernen beginnen
welk(e)
What else?
Lernen beginnen
Wat nog meer?
what kind/sort of
Lernen beginnen
wat voor
when
Lernen beginnen
wanneer
where
Lernen beginnen
waar
white
Lernen beginnen
wit
who
Lernen beginnen
wie
why
Lernen beginnen
waarom
with
Lernen beginnen
met
yellow
Lernen beginnen
geel
yesterday
Lernen beginnen
gisteren
you
Lernen beginnen
je
you (plural)
Lernen beginnen
jullie
you (plural) are
Lernen beginnen
jullie zijn
you (plural) have
Lernen beginnen
jullie hebben
you are
Lernen beginnen
je bent
you have
Lernen beginnen
je hebt
young
Lernen beginnen
jong
your
Lernen beginnen
je
zero
Lernen beginnen
nul

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.