niderladzki 0-100

 0    120 Datenblatt    dariuszmarlega
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
duidelijk
Lernen beginnen
jasny, oczywisty
zelfstandig naamwoord
Lernen beginnen
rzeczownik
bijvoeglijk naamwoord
Lernen beginnen
przymiotnik
uitstekend
Lernen beginnen
świetny
afdeling
Lernen beginnen
departament
ongeveer
Lernen beginnen
około
vertellen
Lernen beginnen
opowiadać
reeds
Lernen beginnen
już
spoedig
Lernen beginnen
wkrótce
voegwoord
Lernen beginnen
spojnik
bijwoord
Lernen beginnen
przyslowek
recycleren
Lernen beginnen
do recyklingu
rijbaan
Lernen beginnen
Jezdnia
scheiden
Lernen beginnen
brać rozwód
misbruik
Lernen beginnen
nadużycie
meesterwerk
Lernen beginnen
arcydzieło
onderhoudend
Lernen beginnen
zabawny
schedel
Lernen beginnen
czaszka
scheikundige
Lernen beginnen
chemik
tenzij
Lernen beginnen
chyba, że
ader
Lernen beginnen
żyła
haveloos
Lernen beginnen
obdarty
kanoën
Lernen beginnen
kajakarstwo
toernooi
Lernen beginnen
zawody
bepaald lidwoord
Lernen beginnen
rodzajnik określony
aktentas
Lernen beginnen
aktówka
beangstigend
Lernen beginnen
przerażający
zakdoek
Lernen beginnen
chusteczka
het beleid
Lernen beginnen
polityka
verlangen
Lernen beginnen
pragnienie
gefrustreerd
Lernen beginnen
sfrustrowany
bloeden
Lernen beginnen
krwawić
glimlach
Lernen beginnen
uśmiech
voorgaand
Lernen beginnen
poprzedni
afwezig
Lernen beginnen
nieobecny
de bof
Lernen beginnen
świnki
meerderheid
Lernen beginnen
większość
sterven
Lernen beginnen
umrzeć
vacht
Lernen beginnen
płaszcz
praktijk
Lernen beginnen
ćwiczyć
opkomst
Lernen beginnen
frekwencja
vrede
Lernen beginnen
pokój
referentie
Lernen beginnen
odniesienie
beven
Lernen beginnen
drżenie
stiefmoeder
Lernen beginnen
macocha
vuist
Lernen beginnen
pięść
grot
Lernen beginnen
jaskinia
voormalig
Lernen beginnen
były
beroep
Lernen beginnen
zawód
aanbeveling
Lernen beginnen
rekomendacje
wol
Lernen beginnen
welna
het gewicht
Lernen beginnen
waga
klagen
Lernen beginnen
narzekac
vergelijkbaar
Lernen beginnen
podobny
uitzondering
Lernen beginnen
wyjatek
tikken
Lernen beginnen
stukać
vooral
Lernen beginnen
szczegolnie
spullen
Lernen beginnen
rzeczy, klamoty
polder,
Lernen beginnen
polder, depresja
slagen
Lernen beginnen
udać się, odniesc sukces
tegenwoordig
Lernen beginnen
dzisiaj, obecnie
hoeft
Lernen beginnen
potrzeba, musisz, musi
aannemelijk
Lernen beginnen
do przyjęcia, akceptowalny
de bod
Lernen beginnen
Oferta
meteen
Lernen beginnen
natychmiast
overlast
Lernen beginnen
utrapienie
schelden, schold,h. gescholden
Lernen beginnen
besztać, przysięgać, h. nadużywane
zeiken - zedikte (of: zeek) - gezeikt (of: gezeken)
Lernen beginnen
sikanie - grubość sogu (lub: płótno morskie) - zapchany (lub: wyglądał)
het lawai
Lernen beginnen
hałas
tellen
Lernen beginnen
liczyć
poot (poten)
Lernen beginnen
noga (nogi)
toenemen - nam toe - namen toe - zijn toegenomen
Lernen beginnen
wzrost - wzrost - wzrost - wzrost
vraag naar
Lernen beginnen
popyt na
zonnebloemolie
Lernen beginnen
olej słonecznikowy
opstappen
Lernen beginnen
wsiadać
plaatsvinden - vond plaats - vonden plaats - h plaatsgevonden
Lernen beginnen
miało miejsce – miało miejsce – miało miejsce – h wystąpiło
ophouden - hield op - hielden op - h/z opgehouden
Lernen beginnen
ustał - ustał - ustał - h/z ustał
aanbieden (oferować, proponować)
Lernen beginnen
oferować (oferować, proponować)
dichtdoen, sluiten
Lernen beginnen
zamknąć, zamknąć
opdchieten
Lernen beginnen
Pośpiesz się
bijhouden
Lernen beginnen
Nadążać
uitspreken
Lernen beginnen
wymawiać
afstuderen
Lernen beginnen
ukończyć studia/szkołę
voorlezen
Lernen beginnen
czytać na głos
zien laten
Lernen beginnen
pokazać
bepald
Lernen beginnen
ustalona
wet
Lernen beginnen
prawo
pakken
Lernen beginnen
wziąć, chwycić (do ręki)
toesteming hebben
Lernen beginnen
mieć pozwolenie
koken
Lernen beginnen
gotowac
Gelijk
Lernen beginnen
rowny
lijken te zijn
Lernen beginnen
wydawac sie
noodzakelijk
Lernen beginnen
niezbędny
nodig
Lernen beginnen
niezbedny
steak
Lernen beginnen
stek
Zalm steak
Lernen beginnen
stek z lososia
bedreigen
Lernen beginnen
grozić
bedrigen
Lernen beginnen
oszukać
accent
Lernen beginnen
akcent
begrafenis
Lernen beginnen
pogrzeb
verzamelen
Lernen beginnen
gromadzić
spullen
Lernen beginnen
rzeczy, klamoty
aantal
Lernen beginnen
numer
opnieuw
Lernen beginnen
znow
huwelijk
Lernen beginnen
ślub
de raad
Lernen beginnen
rada
zelfs, zelfs
Lernen beginnen
nawet, równy
dichterbij, dichterbij
Lernen beginnen
blizej, bliższy
verhuizen, verhuizen
Lernen beginnen
przeprowadzka, przeprowadzki
toch, echter
Lernen beginnen
jednak nadal
huisartsenpost
Lernen beginnen
Centrum praktyki ogólnej
plotseling
Lernen beginnen
nagle
verliefd worden
Lernen beginnen
zakochać się
uiterlijk
Lernen beginnen
wygląd
aardig
Lernen beginnen
miły
herkomst
Lernen beginnen
pochodzenie
de nicht
Lernen beginnen
kuzyn
de zwager
Lernen beginnen
szwagier
eenzaam
Lernen beginnen
samotny
los
Lernen beginnen
luźny

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.