nieregularne

 0    55 Datenblatt    guest2530229
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Nederlands, Vlaams Antworten Nederlands, Vlaams
drinken
Lernen beginnen
dronk/dronken hebben gedronken
eten
Lernen beginnen
at/ aten / hebben gegeten
gaan
Lernen beginnen
ging/gingen / ben/zijn gegaan
zien
Lernen beginnen
zag/zagen / hebben gezien
komen
Lernen beginnen
kwam/kwamen/ zijn gekomen
zitten
Lernen beginnen
zat/zaten/ hebben gezeten
hebben
Lernen beginnen
had/hadden/ hebben gehad
zijn
Lernen beginnen
was/ waren/ zijn geweest
kunnen
Lernen beginnen
kon/konden / hebben gekund
worden
Lernen beginnen
werd/werden/ zijn geworden
schrijven
Lernen beginnen
schreef/schreven/ hebben geschreven
begrijpen
Lernen beginnen
begreep/begrepen/ hebben begrepen
kiezen
Lernen beginnen
koos/kozen / hebben gekozen
vliegen
Lernen beginnen
vloog/vlogen/ zijn/hebben gevlogen
besluiten
Lernen beginnen
besloot/besloten/hebben besloten
beginnen
Lernen beginnen
begon/begonnen/ zijn begonnen
vinden
Lernen beginnen
vond/vonden/ hebben gevondeb
trekken
Lernen beginnen
trok/trokken/ hebben getrokken
zwemmen
Lernen beginnen
zwom/zwommen/zijn/hebben gezwommen
nemen
Lernen beginnen
nam/namen/hebben genomen
spreken
Lernen beginnen
sprak/spraken/hebben gesproken
geven
Lernen beginnen
gaf/gaven/hebben gegeven
lezen
Lernen beginnen
las/lazen/hebben gelezen
blazen
Lernen beginnen
blies/bliezen/hebben geblazen
slapen
Lernen beginnen
sliep/sliepen/hebben geslapen
kijken
Lernen beginnen
keek/keken/hebben gekeken
krijgen
Lernen beginnen
kreeg/kregen/hebben gekregen
helpen
Lernen beginnen
hielp/hielpen/hebben geholpen
sterven
Lernen beginnen
stierf/stierve /is/zijn/ gestorven
houden
Lernen beginnen
hield/hielden/hebben gehouden
doen
Lernen beginnen
deed/deden/hebben gedaan
staan
Lernen beginnen
stond/stonden/hebben gestaan
opstaan
Lernen beginnen
stond op/stonden op/ zijn opgestaan
vallen
Lernen beginnen
viel/vielen/ben zijn gevallen
bevallen
Lernen beginnen
beviel/bevielen/zijn bevallen
blijven
Lernen beginnen
bleef/bleven/ben zijn geblijven
snijden
Lernen beginnen
sneed/sneden/hebben gesneden
rijden
Lernen beginnen
reed/reden/zijn/ hebben gereden
lopen
Lernen beginnen
liep/liepen/zijn/ hebben gelopen
kopen
Lernen beginnen
kocht/kochten/hebben gekocht
verkopen
Lernen beginnen
verkocht/verkochten/ hebben verkocht
winnen
Lernen beginnen
won/wonnen/hebben gewonnen
zing
Lernen beginnen
zong/zongen/hebben gezongen
wegen
Lernen beginnen
woog/ wogen hebben gewogen
bewegen
Lernen beginnen
bewoog/bewogen hebben bewogen
zoeken
Lernen beginnen
zocht/zochten hebben gezocht
bezoeken
Lernen beginnen
bezocht/bezochten hebben bezocht
brengen
Lernen beginnen
bracht/ brachten hebben gebracht
denken
Lernen beginnen
dacht/ dachten hebben gedacht
liggen
Lernen beginnen
lag/ lagen hebben gelegen
liegen
Lernen beginnen
loog/ logen hebben gelogen
verliezen
Lernen beginnen
verloor/ verloren hebben zijn verloren
dragen
Lernen beginnen
droeg/droegen hebben gedragen
weten
Lernen beginnen
wist /wisten hebben geweten
vergeten
Lernen beginnen
vergat/ vergaten hebben zijn vergeten

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.