Nieregularne nieregularnychy

 0    79 Datenblatt    Monika Cz.
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
pęknąć barsten
Lernen beginnen
barstte barstten gebarsten
uszkodzić bederven
Lernen beginnen
bedierf bedierven bedorven
oszukać bedriegen
Lernen beginnen
bedroog bedrogen bedrogen
zawiesić behangen
Lernen beginnen
behing behingen behangen
rozkazać bevelen
Lernen beginnen
beval bevalen bevolen
zaproponować bieden
Lernen beginnen
bood boden geboden
wiązać binden
Lernen beginnen
bond bonden gebonden
dmuchać blazen
Lernen beginnen
blies bliezen geblazen
smażyć braden
Lernen beginnen
braadde braadden gebraden
złamać breken
Lernen beginnen
brak braken gebroken
przynieść brengen
Lernen beginnen
bracht brachten gebracht
nieść dragen
Lernen beginnen
droeg droegen gedragen
wypchnąć dringen
Lernen beginnen
drong drongen gedrongen
zmusić dwingen
Lernen beginnen
dwong dwongen gedwongen
jeść eten
Lernen beginnen
at aten gegeten
uzdrowić genezen
Lernen beginnen
genas genazen genezen
rozkoszować się genieten
Lernen beginnen
genoot genoten genoten
dać geven
Lernen beginnen
gaf gaven gegeven
lać gieten
Lernen beginnen
goot goten gegoten
kopać graven
Lernen beginnen
groef groeven gegraven
wisieć hangen
Lernen beginnen
hing hingen gehangen
pomóc helpen
Lernen beginnen
hielp hielpen geholpen
nazywać się heten
Lernen beginnen
heette heetten geheten
być koniecznym hoeven
Lernen beginnen
hoefde hoefden gehoeven
trzymać houden
Lernen beginnen
hield hielden gehouden
ciosać houwen
Lernen beginnen
hieuw hieuwen gehouwen
polować jagen
Lernen beginnen
joeg joegen gejaagd
śmiać się lachen
Lernen beginnen
lachte lachten gelachen
ładować laden
Lernen beginnen
laadde laadden geladen
pozwolić laten
Lernen beginnen
liet lieten gelaten
kłamać liegen
Lernen beginnen
loog logen gelogen
mielić malen
Lernen beginnen
maalde maalden gemalen
mierzyć meten
Lernen beginnen
mat maten gemeten
musieć moeten
Lernen beginnen
moest moesten gemoeten
wziąć nemen
Lernen beginnen
nam namen genomen
zgadnąć raden
Lernen beginnen
raadde raadden geraden
wołać roepen
Lernen beginnen
riep riepen geroepen
rozdzielić scheiden
Lernen beginnen
scheidde scheidden gescheiden
kląć schelden
Lernen beginnen
schold scholden gescholden
podarować schenken
Lernen beginnen
schonk schonken geschonken
strzelić schieten
Lernen beginnen
schoot schoten geschoten
spać slapen
Lernen beginnen
sliep sliepen geslapen
topnieć smelten
Lernen beginnen
smolt smolten gesmolten
rozmawiać spreken
Lernen beginnen
sprak spraken gesproken
dźgnąć steken
Lernen beginnen
stak staken gestoken
ukraść stelen
Lernen beginnen
stal stalen gestolen
umrzeć sterven
Lernen beginnen
stierf stierven gestorven
śmierdzieć stinken
Lernen beginnen
stonk stonken gestonken
uderzyć stoten
Lernen beginnen
stootte stootten gestoten
stąpać treden
Lernen beginnen
trad traden getreden
spaść vallen
Lernen beginnen
viel vielen gevallen
złapać vangen
Lernen beginnen
ving vingen gevangen
żeglować varen
Lernen beginnen
voer voeren gevaren
walczyć vechten
Lernen beginnen
vocht vochten gevochten
smucić się verdrieten
Lernen beginnen
verdroot verdroten verdroten
zapomnieć vergeten
Lernen beginnen
vergat vergaten vergeten
stracić verliezen
Lernen beginnen
verloor verloren verloren
składać vouwen
Lernen beginnen
vouwde vouwden gevouwen
pytać vragen
Lernen beginnen
vroeg vroegen gevraagd
żreć vreten
Lernen beginnen
vrat vraten gevreten
zamarznąć vriezen
Lernen beginnen
vroor vroren gevroren
ważyć wegen
Lernen beginnen
woog wogen gewogen
rzucić werpen
Lernen beginnen
wierp wierpen geworpen
werbować werven
Lernen beginnen
wierf wierven geworven
owinąć winden
Lernen beginnen
wond wonden gewonden
ruszać się bewegen
Lernen beginnen
bewoog bewogen bewogen
odważyć się durven
Lernen beginnen
durfde durfden gedurfd
doświadczyć ervaren
Lernen beginnen
ervoer ervoeren ervaren
golić scheren
Lernen beginnen
schoor schoren geschoren
widźieć zien
Lernen beginnen
zag zagen gezien
chronić bergen
Lernen beginnen
borg borgen geborgen
warzyć piwo brouwen
Lernen beginnen
brouwde brouwden gebrouwen
spełnić (zadanie) zich kwijten van
Lernen beginnen
kweet zich van kweten zich van zich gekweten van
włóczyc się zwerven
Lernen beginnen
zwierf zwierven gezworven
wiać waaien
Lernen beginnen
waaide waaiden gewaaid
uprawiać miłość vrijen
Lernen beginnen
vree vreeën gevreeën
zazdrościć benijden
Lernen beginnen
benijdde benijdden benijd
rozdzielić scheiden
Lernen beginnen
scheidde scheidden gescheiden
zamarznąć vriezen
Lernen beginnen
vroor vroren gevroren

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.