Oliwia het werkword 2

 0    8 Datenblatt    mateuszszumilas91
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
ciasto / piec
Piekę ciasto, bo jutro wieczorem przyjdą goście.
Lernen beginnen
de taart / bakken
Ik ben een taart aan het bakken want morgenavond komen de gasten.
zepsuć / zabawka
Ona psuje wszystkie zabawki innym dzieciom
Lernen beginnen
bederven / het speelgoed
Ze bederft al het speelgoed voor andere kinderen.
oszukiwać
Wesley próbuje nas oszukać.
Lernen beginnen
bedriegen
Wesley probeert ons te bedriegen.
rodzić / zdrowy
Właśnie urodziłam zdrowego chłopczyka.
Lernen beginnen
bevallen / gezond
Ik ben net bevallen van een gezonde jongen.
ruszać / noga
Ruszasz lewym palcem u prawej nogi.
Lernen beginnen
bewegen / het been
Je beweegt je linkervinger over je rechterbeen.
wujek / odwiedzać / od czasu do czasu
Mój wujek odwiedza mnie od czasu do czasu
Lernen beginnen
de oom / bezoeken / af en toe
Mijn oom bezoekt mij af en toe.
modlić / bóg
Ona modli się do fioletowych bogów.
Lernen beginnen
bidden / de god
Ze bidt tot paarse goden
oferować, proponować / oferta
Oferuję Ci bardzo dobrą ofertę.
Lernen beginnen
bieden / het bod
Ik bied je zeer goed bod.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.