| Frage | Antworten | 
        
        |  Lernen beginnen Rozpocząłem naukę nowego języka. |  |  beginnen   Ik ben begonnen met het leren van een nieuwe taal. |  |  | 
|  Lernen beginnen Zrozumiałem, o co ci chodzi. |  |  begrijpen   Ik heb begrepen wat je bedoelt. |  |  | 
|  Lernen beginnen Zostałem w hotelu podczas mojego urlopu. |  |  blijven   Ik ben in het hotel gebleven tijdens mijn vakantie. |  |  | 
|  Lernen beginnen Przywiozłem mojego przyjaciela na lotnisko. |  |  brengen   Ik heb mijn vriend naar het vliegveld gebracht. |  |  | 
|  Lernen beginnen Myślałem o tym i zdecydowałem się na podróż |  |  denken   Ik heb erover nagedacht en besloten om op reis te gaan. |  |  | 
|  Lernen beginnen Wykonałem moje zadanie domowe przed pójściem spać |  |  doen   Ik heb mijn huiswerk gedaan voordat ik naar bed ging. |  |  | 
|  Lernen beginnen W chłodne dni nosiłem ciepły płaszcz. |  |  dragen   Ik heb een warme jas gedragen tijdens het koude weer. |  |  | 
|  Lernen beginnen Właśnie zjadłem pyszny posiłek. |  |  eten   Ik heb net een heerlijke maaltijd gegeten. |  |  | 
|  Lernen beginnen Poszedłem do sklepu, żeby zrobić zakupy. |  |  gaan   Ik ben naar de supermarkt gegaan om boodschappen te doen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Bardzo cieszyłem się z mojego wakacyjnego pobytu w górach. |  |  genieten   Ik heb enorm genoten van mijn vakantie in de bergen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Podarowałem mojej najlepszej przyjaciółce prezent na jej urodziny. |  |  geven   Ik heb een cadeau gegeven aan mijn beste vriendin voor haar verjaardag. |  |  | 
|  Lernen beginnen Miałem wspaniały czas na wczorajszym przyjęciu. |  |  hebben   Ik heb een geweldige tijd gehad op het feest gisteravond. |  |  | 
|  Lernen beginnen Pomogłem mojemu sąsiadowi znieść jego zakupy. |  |  helpen   Ik heb mijn buurman geholpen met het dragen van zijn boodschappen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Dotrzymałem swojego słowa i regularnie uprawiałem sport. |  |  houden   Ik heb mijn belofte gehouden om regelmatig te gaan sporten. |  |  | 
|  Lernen beginnen Obejrzałem interesujący dokument. |  |  kijken   Ik heb naar een interessante documentaire gekeken. |  |  | 
|  Lernen beginnen Przyszedłem na imprezę i świetnie się bawiłem. |  |  komen   Ik ben naar het feest gekomen en heb een geweldige tijd gehad. |  |  | 
| Lernen beginnen |  |  kopen   Ik heb een nieuwe telefoon gekocht. |  |  | 
|  Lernen beginnen Dostałem prezent od mojego przyjaciela. |  |  krijgen   Ik heb een cadeau gekregen van mijn vriend. |  |  | 
|  Lernen beginnen Przeczytałem interesującą książkę. |  |  lezen   Ik heb een interessant boek gelezen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Leżałem przez pewien czas na plaży. |  |  liggen   Ik heb een tijdje op het strand gelegen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Poszedłem pieszo do sklepu, żeby zrobić zakupy. |  |  lopen   Ik heb naar de supermarkt gelopen om boodschappen te doen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Wziąłem filiżankę kawy, aby pobudzić się rano. |  |  nemen   Ik heb een kopje koffie genomen om mijn ochtend op te peppen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Napisałem swoje imię na formularzu. |  |  schrijven   Ik heb mijn naam op het formulier geschreven. |  |  | 
|  Lernen beginnen Dobrze spałem zeszłej nocy. |  |  slapen   Ik heb vannacht goed geslapen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Porozmawiałem z moim przyjacielem o naszych planach na weekend. |  |  spreken   Ik heb met mijn vriend gesproken over onze plannen voor het weekend. |  |  | 
|  Lernen beginnen Stałem w kolejce przez godzinę po bilety na koncert. |  |  staan   Ik heb een uur lang in de rij gestaan voor de concertkaartjes. |  |  | 
|  Lernen beginnen Spadłem z roweru i zraniłem sobie ramię. |  |  vallen   Ik ben van de fiets gevallen en heb mijn arm bezeerd. |  |  | 
|  Lernen beginnen Zapomniałem wziąć kluczy. |  |  vergeten   Ik ben vergeten om mijn sleutels mee te nemen. |  |  | 
|  Lernen beginnen Sprzedałem mój stary telefon. |  |  verkopen   Ik heb mijn oude telefoon verkocht. |  |  | 
|  Lernen beginnen Wyjechałem wcześnie rano do pracy. |  |  vertrekken   Ik ben vanmorgen vroeg vertrokken naar mijn werk. |  |  | 
|  Lernen beginnen Znalazłem moje zagubione klucze. |  |  vinden   Ik heb mijn verloren sleutels gevonden. |  |  | 
|  Lernen beginnen Poleciałem do Hiszpanii na wakacje. |  |  vliegen   Ik ben naar Spanje gevlogen voor mijn vakantie. |  |  | 
|  Lernen beginnen Poprosiłem kelnera o menu. |  |  vragen   Ik heb de ober om de menukaart gevraagd. |  |  | 
|  Lernen beginnen Od dawna wiedziałem, że się przeprowadzasz. |  |  weten   Ik heb al lang geweten dat je ging verhuizen. |  |  | 
| Lernen beginnen |  |  worden   Ik ben vandaag 30 jaar geworden. |  |  | 
|  Lernen beginnen Powiedziałem jej, że ją kocham. |  |  zeggen   Ik heb tegen haar gezegd dat ik van haar hou. |  |  | 
|  Lernen beginnen Widziałem wczoraj piękny zachód słońca. |  |  zien   Ik heb gisteren een prachtige zonsondergang gezien. |  |  | 
|  Lernen beginnen Byłem na wakacjach we Włoszech w zeszłym miesiącu. |  |  zijn   Ik ben vorige maand op vakantie naar Italië geweest. |  |  | 
|  Lernen beginnen Usiadłem na ławce w parku i cieszyłem się słońcem. |  |  zitten   Ik heb in het park op een bankje gezeten en van het zonnetje genoten. |  |  | 
|  Lernen beginnen Przeszukałem cały dom w poszukiwaniu kluczy. |  |  zoeken   Ik heb het hele huis afgezocht naar mijn sleutels. |  |  | 
| Lernen beginnen |  |  drinken   Ik heb een bier gedronken. |  |  |