pierwszy tydzien 1

 0    555 Datenblatt    kamildullek
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
aanbevelen
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
aanbevelen
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
aanbevelen
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
aanbevelen
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
aanbevelen
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
beveel aan
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
beveelt aan
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
bevelen aan
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
aanbevolen
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
beval aan
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
bevalen aan
Lernen beginnen
rekomendować, polecać
aanbieden
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
aanbieden
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
aanbieden
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
aanbieden
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
aanbieden
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
bied aan
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
biedt aan
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
bieden aan
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
angeboden
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
bood aan
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
boden aan
Lernen beginnen
oferować, proponować; ofiarować
aandringen
Lernen beginnen
nacierać, napierać
aandringen
Lernen beginnen
nacierać, napierać
aandringen
Lernen beginnen
nacierać, napierać
aandringen
Lernen beginnen
nacierać, napierać
aandringen
Lernen beginnen
nacierać, napierać
dring aan
Lernen beginnen
nacierać, napierać
dringt aan
Lernen beginnen
nacierać, napierać
dringen ann
Lernen beginnen
nacierać, napierać
aangedrongen
Lernen beginnen
nacierać, napierać
drong aan
Lernen beginnen
nacierać, napierać
drongen aan
Lernen beginnen
nacierać, napierać
aankijken
Lernen beginnen
przyjżeć się
aankijken
Lernen beginnen
przyjżeć się
aankijken
Lernen beginnen
przyjżeć się
aankijken
Lernen beginnen
przyjżeć się
aankijken
Lernen beginnen
przyjżeć się
kijk aan
Lernen beginnen
przyjżeć się
kijkt aan
Lernen beginnen
przyjżeć się
kijken aan
Lernen beginnen
przyjżeć się
aangekeken
Lernen beginnen
przyjżeć się
keek aan
Lernen beginnen
przyjżeć się
keken aan
Lernen beginnen
przyjżeć się
aankleden
Lernen beginnen
ubrać kogoś
aankleden
Lernen beginnen
ubrać kogoś
aankleden
Lernen beginnen
ubrać kogoś
aankleden
Lernen beginnen
ubrać kogoś
aankleden
Lernen beginnen
ubrać kogoś
kleed aan
Lernen beginnen
ubrać kogoś
kleedt aan
Lernen beginnen
ubrać kogoś
kleden aan
Lernen beginnen
ubrać kogoś
aangekleed
Lernen beginnen
ubrać kogoś
kleedde aan
Lernen beginnen
ubrać kogoś
kleedden aan
Lernen beginnen
ubrać kogoś
aankomen
Lernen beginnen
przybyć
aankomen
Lernen beginnen
przybyć
aankomen
Lernen beginnen
przybyć
aankomen
Lernen beginnen
przybyć
aankomen
Lernen beginnen
przybyć
kom aan
Lernen beginnen
przybyć
komt aan
Lernen beginnen
przybyć
komen aan
Lernen beginnen
przybyć
aangekomen
Lernen beginnen
przybyć
kwam aan
Lernen beginnen
przybyć
kwamen aan
Lernen beginnen
przybyć
aankondigen
Lernen beginnen
ogłaszać coś
aankondigen
Lernen beginnen
ogłaszać coś
aankondigen
Lernen beginnen
ogłaszać coś
aankondigen
Lernen beginnen
ogłaszać coś
aankondigen
Lernen beginnen
ogłaszać coś
kondig aan
Lernen beginnen
ogłaszać coś
kondigt aan
Lernen beginnen
ogłaszać coś
kondigen aan
Lernen beginnen
ogłaszać coś
aangekondigd
Lernen beginnen
ogłaszać coś
kondigde aan
Lernen beginnen
ogłaszać coś
kondigden aan
Lernen beginnen
ogłaszać coś
aanpassen
Lernen beginnen
przymierzyć
aanpassen
Lernen beginnen
przymierzyć
aanpassen
Lernen beginnen
przymierzyć
aanpassen
Lernen beginnen
przymierzyć
aanpassen
Lernen beginnen
przymierzyć
pas aan
Lernen beginnen
przymierzyć
past aan
Lernen beginnen
przymierzyć
passen aan
Lernen beginnen
przymierzyć
aangepast
Lernen beginnen
przymierzyć
paste aan
Lernen beginnen
przymierzyć
pasten aan
Lernen beginnen
przymierzyć
aanraken
Lernen beginnen
dotknąć
aanraken
Lernen beginnen
dotknąć
aanraken
Lernen beginnen
dotknąć
aanraken
Lernen beginnen
dotknąć
aanraken
Lernen beginnen
dotknąć
raak aan
Lernen beginnen
dotknąć
raakt aan
Lernen beginnen
dotknąć
raken aan
Lernen beginnen
dotknąć
aangeraakt
Lernen beginnen
dotknąć
raakte aan
Lernen beginnen
dotknąć
raakten aan
Lernen beginnen
dotknąć
aansluiten
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
aansluiten
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
aansluiten
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
aansluiten
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
aansluiten
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
sluit aan
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
sluit aan
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
sluiten aan
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
aangesloten
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
sloot aan
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
sloten aan
Lernen beginnen
przyłączyć, podłączyć
aansteken
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
aansteken
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
aansteken
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
aansteken
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
aansteken
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
steek aan
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
steekt aan
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
steken aan
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
aangestoken
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
stak aan
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
staken aan
Lernen beginnen
zapalić, napocząć, zarazić kogoś czymś
aantrekken
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
aantrekken
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
aantrekken
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
aantrekken
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
aantrekken
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
trek aan
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
trekt aan
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
trekken aan
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
aangetrokken
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
trok aan
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
trokken aan
Lernen beginnen
przyciągnąć, pociągnąć
aanvallen
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
aanvallen
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
aanvallen
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
aanvallen
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
aanvallen
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
val aan
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
valt aan
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
vallen aan
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
aangevallen
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
viel aan
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
vielen aan
Lernen beginnen
napaść, zaatakować
aanvangen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
aanvangen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
aanvangen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
aanvangen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
aanvangen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
vang aan
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
vangt aan
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
vangen aan
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
aangevangen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
ving aan
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
vingen aan
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
aanwijzen
Lernen beginnen
wskazać
aanwijzen
Lernen beginnen
wskazać
aanwijzen
Lernen beginnen
wskazać
aanwijzen
Lernen beginnen
wskazać
aanwijzen
Lernen beginnen
wskazać
wijs aan
Lernen beginnen
wskazać
wijst aan
Lernen beginnen
wskazać
wijzen aan
Lernen beginnen
wskazać
aangewezen
Lernen beginnen
wskazać
wees aan
Lernen beginnen
wskazać
wezen aan
Lernen beginnen
wskazać
achten
Lernen beginnen
szanować; uważać
achten
Lernen beginnen
szanować; uważać
achten
Lernen beginnen
szanować; uważać
achten
Lernen beginnen
szanować; uważać
achten
Lernen beginnen
szanować; uważać
acht
Lernen beginnen
szanować; uważać
acht
Lernen beginnen
szanować; uważać
achten
Lernen beginnen
szanować; uważać
geacht
Lernen beginnen
szanować; uważać
achtte
Lernen beginnen
szanować; uważać
achtten
Lernen beginnen
szanować; uważać
afkomen
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
afkomen
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
afkomen
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
afkomen
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
afkomen
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
kom af
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
komt af
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
komen af
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
afgekomen
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
kwan af
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
kwamen af
Lernen beginnen
zejść, odejść; pochodzić
afleveren
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
afleveren
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
afleveren
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
afleveren
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
afleveren
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
lever af
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
levert af
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
leveren af
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
afgeleverd
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
leverde af
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
leverden af
Lernen beginnen
dostarczyć, przekazać, doręczyć
aflopen
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
aflopen
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
aflopen
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
aflopen
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
aflopen
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
loop af
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
loopt af
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
lopen af
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
afgelopen
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
liep af
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
liepen af
Lernen beginnen
przebiegać, zbiegać, spływać, kończyć
afnemen
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
afnemen
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
afnemen
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
afnemen
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
afnemen
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
neem af
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
neemt af
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
nemen af
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
afgenomen
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
nam af
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
namen af
Lernen beginnen
zdjąć, odebrać, odjąć, odkupić
afpakken
Lernen beginnen
zabrać
afpakken
Lernen beginnen
zabrać
afpakken
Lernen beginnen
zabrać
afpakken
Lernen beginnen
zabrać
afpakken
Lernen beginnen
zabrać
pak af
Lernen beginnen
zabrać
pakt af
Lernen beginnen
zabrać
pakken af
Lernen beginnen
zabrać
afgepakt
Lernen beginnen
zabrać
pakte af
Lernen beginnen
zabrać
pakten af
Lernen beginnen
zabrać
afsluiten
Lernen beginnen
zamknąć
afsluiten
Lernen beginnen
zamknąć
afsluiten
Lernen beginnen
zamknąć
afsluiten
Lernen beginnen
zamknąć
afsluiten
Lernen beginnen
zamknąć
sluit af
Lernen beginnen
zamknąć
sluit af
Lernen beginnen
zamknąć
sluiten af
Lernen beginnen
zamknąć
afgesloten
Lernen beginnen
zamknąć
sloot af
Lernen beginnen
zamknąć
sloten af
Lernen beginnen
zamknąć
afvegen
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
afvegen
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
afvegen
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
afvegen
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
afvegen
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
veeg af
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
veegt af
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
vegen af
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
afgeveegd
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
veegde af
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
veegden af
Lernen beginnen
zmieść, wytrzeć
afwachten
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
afwachten
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
afwachten
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
afwachten
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
afwachten
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
wacht af
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
wacht af
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
wachten af
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
afgewacht
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
wachtte af
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
wachtten af
Lernen beginnen
oczekiwać, odczekać
bakken
Lernen beginnen
piec
bakken
Lernen beginnen
piec
bakken
Lernen beginnen
piec
bakken
Lernen beginnen
piec
bakken
Lernen beginnen
piec
bak
Lernen beginnen
piec
bakt
Lernen beginnen
piec
bakken
Lernen beginnen
piec
gebakken
Lernen beginnen
piec
bakte
Lernen beginnen
piec
bakten
Lernen beginnen
piec
beantwoorden
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoorden
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoorden
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoorden
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoorden
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoord
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoordt
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoorden
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoord
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoordde
Lernen beginnen
odpowiedzieć
beantwoordden
Lernen beginnen
odpowiedzieć
bedanken
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedanken
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedanken
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedanken
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedanken
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedank
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedankt
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedanken
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedankt
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedankte
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bedankten
Lernen beginnen
dziękować, zwolnić, odmówić
bederven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bederven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bederven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bederven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bederven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bederf
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bederft
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bederven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bedorven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bedierf
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bedierven
Lernen beginnen
zepsuć, uszkodzić
bedoelen
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelen
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelen
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelen
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelen
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoel
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelt
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelen
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoeld
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelde
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedoelden
Lernen beginnen
mieć na myśli, mniemać
bedragen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedragen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedragen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedragen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedragen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedraag
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedraagt
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedragen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedragen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedroeg
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
bedroegen
Lernen beginnen
wynosić, opiewać
beginnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
beginnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
beginnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
beginnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
beginnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
begin
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
begint
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
beginnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
begonnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
begon
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
begonnen
Lernen beginnen
zacząć, rozpocząć
begrijpen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrijpen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrijpen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrijpen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrijpen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrijp
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begript
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrijpen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrepen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begreep
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
begrepen
Lernen beginnen
zrozumieć, pojąć
behandelen
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelen
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelen
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelen
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelen
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandel
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelt
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelen
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandeld
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelde
Lernen beginnen
traktować, leczyć
behandelden
Lernen beginnen
traktować, leczyć
beheersen
Lernen beginnen
panować, opanować
beheersen
Lernen beginnen
panować, opanować
beheersen
Lernen beginnen
panować, opanować
beheersen
Lernen beginnen
panować, opanować
beheersen
Lernen beginnen
panować, opanować
beheers
Lernen beginnen
panować, opanować
beheerst
Lernen beginnen
panować, opanować
beheersen
Lernen beginnen
panować, opanować
beheerst
Lernen beginnen
panować, opanować
beheerste
Lernen beginnen
panować, opanować
beheersten
Lernen beginnen
panować, opanować
beheren
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheren
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheren
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheren
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheren
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheer
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheert
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheren
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheerd
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheerde
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
beheerden
Lernen beginnen
zarządzić, kierować
behouden
Lernen beginnen
utrzymać, zachować, ocalić
behouden
Lernen beginnen
utrzymać, zachować, ocalić
behouden
Lernen beginnen
utrzymać, zachować, ocalić
behouden
Lernen beginnen
utrzymać, zachować, ocalić
behouden
Lernen beginnen
utrzymać, zachować, ocalić
bekkenen
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekkenen
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekkenen
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekkenen
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekkenen
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
beken
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekent
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekennen
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekend
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekende
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekenden
Lernen beginnen
uznać, przyznać się, wyznać
bekijken
Lernen beginnen
oglądać
bekijken
Lernen beginnen
oglądać
bekijken
Lernen beginnen
oglądać
bekijken
Lernen beginnen
oglądać
bekijken
Lernen beginnen
oglądać
bekijk
Lernen beginnen
oglądać
bekijkt
Lernen beginnen
oglądać
bekijken
Lernen beginnen
oglądać
bekenen
Lernen beginnen
oglądać
bekeek
Lernen beginnen
oglądać
bekeken
Lernen beginnen
oglądać
bellen
Lernen beginnen
dzwonić
bellen
Lernen beginnen
dzwonić
bellen
Lernen beginnen
dzwonić
bellen
Lernen beginnen
dzwonić
bellen
Lernen beginnen
dzwonić
bel
Lernen beginnen
dzwonić
belt
Lernen beginnen
dzwonić
bellen
Lernen beginnen
dzwonić
gebeld
Lernen beginnen
dzwonić
belde
Lernen beginnen
dzwonić
belden
Lernen beginnen
dzwonić
beloven
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloven
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloven
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloven
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloven
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloof
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
belooft
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloven
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloofd
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloofde
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beloofden
Lernen beginnen
obiecać, przyrzec
beschadigen
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigen
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigen
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigen
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigen
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadig
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigt
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigen
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigd
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigde
Lernen beginnen
uszkodzić
beschadigden
Lernen beginnen
uszkodzić
beschermen
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermen
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermen
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermen
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermen
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
bescherm
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermt
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermen
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermd
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermde
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschermden
Lernen beginnen
chronić, opiekować się
beschouwen
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwen
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwen
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwen
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwen
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouw
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwt
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwen
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwd
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwde
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschouwden
Lernen beginnen
oglądać, obserwować, uważać za
beschrijven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschrijven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschrijven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschrijven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschrijven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschrijf
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschrijft
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschrijven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschreven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschreef
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beschreven
Lernen beginnen
opisać, zwołać (wezwać pismem)
beslissen
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslissen
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslissen
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslissen
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslissen
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslis
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslist
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslissen
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslist
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
besliste
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
beslisten
Lernen beginnen
decydować, postanawiać
bespreken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespreken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespreken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespreken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespreken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespreek
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespreekt
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespreken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
besproken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
besprak
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bespraken
Lernen beginnen
omówić, zamówić, zarezerwować
bestaan
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestaan
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestaan
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestaan
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestaan
Lernen beginnen
istnieć, żyć
besta
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestaat
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestaan
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestaan
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestond
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestonden
Lernen beginnen
istnieć, żyć
bestellen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestellen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestellen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestellen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestellen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
besteel
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
besteelt
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestelen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestolen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestal
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
bestalen
Lernen beginnen
zamówić, dostarczyć
betalen
Lernen beginnen
płacić
betalen
Lernen beginnen
płacić
betalen
Lernen beginnen
płacić
betalen
Lernen beginnen
płacić
betalen
Lernen beginnen
płacić
betaal
Lernen beginnen
płacić
betaalt
Lernen beginnen
płacić
betalen
Lernen beginnen
płacić
betaald
Lernen beginnen
płacić
betaalde
Lernen beginnen
płacić
betaalden
Lernen beginnen
płacić
betekkenen
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekkenen
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekkenen
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekkenen
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekkenen
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
beteken
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekent
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekenen
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekend
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekende
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betekenden
Lernen beginnen
oznaczać, znaczyć
betreffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betreffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betreffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betreffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betreffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betref
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betreft
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betreffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betroffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betrof
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się
betroffen
Lernen beginnen
dotyczyć, tyczyć się

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.