słowka + l.mn.

 0    64 Datenblatt    likohiraki
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
gazeta
Lernen beginnen
de krant (kranten)
dłoń
Lernen beginnen
de hand (handen)
głowa
Lernen beginnen
het hoofd (hoofden)
kciuk
Lernen beginnen
de duim (duimen)
książka
Lernen beginnen
het boek (boeken)
stopa
Lernen beginnen
de voet (voeten)
ręka
Lernen beginnen
de arm (armen)
ząb
Lernen beginnen
de tand (tanden)
szafka
Lernen beginnen
de kast (kasten)
ławka
Lernen beginnen
de bank (banken)
ciastko
Lernen beginnen
de koek (koeken)
pierścionek
Lernen beginnen
de ring (ringen)
bilet
Lernen beginnen
de kaart (kaarten)
palec
Lernen beginnen
de vinger (vingers)
łyżka
Lernen beginnen
de lepel (lepels)
dziewczynka
Lernen beginnen
het meisje (meisjes)
gwóźdź
Lernen beginnen
de nagel (nagels)
zasada
Lernen beginnen
de regel (regels)
rzeźnik
Lernen beginnen
de slager (slagers)
świnia
Lernen beginnen
het varken (varkens)
przystanek autobusowy
Lernen beginnen
de bushalte (bushaltes)
filiżanka
Lernen beginnen
het kopje (kopjes)
wieża
Lernen beginnen
de toren (torens)
kawiarnia
Lernen beginnen
het café (cafés)
parasol
Lernen beginnen
de paraplu (paraplu's)
miasto
Lernen beginnen
de stad (steden)
mama
Lernen beginnen
de moeder (moeders)
znaczek pocztowy
Lernen beginnen
de postzegel (postzegels)
tablica
Lernen beginnen
het bord (borden)
statek
Lernen beginnen
het schip (schepen)
radio
Lernen beginnen
de radio (radio's)
taksówka
Lernen beginnen
de taxi (taxi's)
samochód
Lernen beginnen
de auto (auto's)
dziecko
Lernen beginnen
de baby (baby's)
dziadek
Lernen beginnen
de opa (opa's)
kolega
Lernen beginnen
de collega (collega's)
tydzień
Lernen beginnen
de week (weken)
miesiąc
Lernen beginnen
de maand (maanden)
godzina
Lernen beginnen
het uur (uren)
dzień
Lernen beginnen
de dag (dagen)
drzewo
Lernen beginnen
de boom (bomen)
łapa
Lernen beginnen
de poot (poten)
pudełko
Lernen beginnen
de doos (dozen)
okno
Lernen beginnen
het raam (ramen)
noga
Lernen beginnen
het been (benen)
włos
Lernen beginnen
het haar (haren)
róża
Lernen beginnen
de roos (rozen)
słup
Lernen beginnen
de paal (palen)
nożyce
Lernen beginnen
de schaar (scharen)
rów
Lernen beginnen
de sloot (sloten)
kurtka
Lernen beginnen
de jas (jassen)
spódnica
Lernen beginnen
de rok (rokken)
okulary
Lernen beginnen
de bril (brillen)
czapka
Lernen beginnen
de pet (petten)
patyk
Lernen beginnen
de stok (stokken)
patelnia
Lernen beginnen
de pan (pannen)
torba
Lernen beginnen
de tas (tassen)
zegar
Lernen beginnen
de klok (klokken)
słoik
Lernen beginnen
de pot (potten)
płot
Lernen beginnen
het hek (hekken)
prawda
Lernen beginnen
de waarheid (waarheden)
szklanka
Lernen beginnen
het glas (glazen)
jajko
Lernen beginnen
het ei (eieren)
dziecko (nie bobas)
Lernen beginnen
het kind (kinderen)

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.