→ Słówka Zo Gezegd 1 I 2 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
niderlandzki Lernen beginnen		polski
inzake Lernen beginnen		dotyczyć
aangeduid[e] Lernen beginnen		wyznaczone, wyznczony
aangehechte Lernen beginnen		dołaczone, załączone
aanhankelijk Lernen beginnen		czuły, troskliwy
aanwezig Lernen beginnen		obecny
abstract Lernen beginnen		abstrakcyjny
absurd Lernen beginnen		absurdalny
afkomstig Lernen beginnen		pochodzący
afschuwelijk Lernen beginnen		ochydny, straszny
afwezig Lernen beginnen		nieobecny
afzonderlijk Lernen beginnen		odzielny, osobny
alleenstaand Lernen beginnen		samotny
alleenstaande Lernen beginnen		wolny, singiel
allerbest[e] Lernen beginnen		najlepszy
ander[e] Lernen beginnen		inne/a/y/i
arm[e] Lernen beginnen		biedny
bang Lernen beginnen		przestraszony
beige Lernen beginnen		beżowy
bekendste Lernen beginnen		najbardziej znany
belangrijk Lernen beginnen		ważne/y/a
beleefd[e] Lernen beginnen		uprzejmy, grzeczny, kulturalny
beschikbaar[bare] Lernen beginnen		dostępne
betreffend[e] Lernen beginnen		dotyczący
bevroren Lernen beginnen		zamarzniety
bewolkt () Lernen beginnen		pochmurny ()
bezet Lernen beginnen		zajęte (coś)
bezig Lernen beginnen		zajęty (ktoś)
bijbehorend Lernen beginnen		analogiczny, dodatkowy, odpowiedni
blij Lernen beginnen		zadowolony
bloot [blote] Lernen beginnen		goły, bosy
blouw[e] Lernen beginnen		nibieski
boos [boze] Lernen beginnen		zły
bouw Lernen beginnen		budowlany
braaf [brave] Lernen beginnen		grzeczny, dzielny, odważny
bread[e] Lernen beginnen		szeroki
buitengewoon Lernen beginnen		nadzwyczaj, wyjątkowo
dagelijks Lernen beginnen		codzienny
donker[e] Lernen beginnen		ciemny
doorlopend Lernen beginnen		ciągły
druk Lernen beginnen		ciśnienie, tłoczno,
dun[ne] Lernen beginnen		chudy
duur [dure] Lernen beginnen		drogie
eerzuchtig Lernen beginnen		ambitny
fier Lernen beginnen		dumny
geachte Lernen beginnen		drogi, kochany (w liście)
geadopteerd Lernen beginnen		adoptowany
goed[e] Lernen beginnen		dobry
huidig Lernen beginnen		bieżacy, obecny
kosteloos Lernen beginnen		bezpłatne
lang Lernen beginnen		długie
lelijk ( Lernen beginnen		brzydki ()
magere Lernen beginnen		chude
mooi (e) Lernen beginnen		cudny ()
onschatbaar Lernen beginnen		bezcenny
pijnlijk Lernen beginnen		bolesny
proper Lernen beginnen		czyste
puur [pure] Lernen beginnen		czytsy
regenachtig () Lernen beginnen		deszczowy ()
rijk Lernen beginnen		bogaty
rijp Lernen beginnen		dojrzały
slank Lernen beginnen		szczupła
stil Lernen beginnen		cicho
toegelaten () Lernen beginnen		dozwolony ()
trots Lernen beginnen		dumny
verkrijgbaar Lernen beginnen		dostępne
verscholen Lernen beginnen		ukryty
verstelbaar [bare] Lernen beginnen		regulowane
vervangend Lernen beginnen		zastępczy, zamiennik
verwacht[te] Lernen beginnen		spodziewane
vies [vieze] Lernen beginnen		niesmaczne
vlot[te] Lernen beginnen		płynnie
vlug Lernen beginnen		szybki, szybkoo
vochtig Lernen beginnen		wilgotny
vol[le] Lernen beginnen		pełne
voldoende Lernen beginnen		adekwatny, wystarczający
volledig Lernen beginnen		całkowicie, kompletnie
volwassen Lernen beginnen		dorosły (przymiotnik)
vorig () Lernen beginnen		poprzedni ()
vreemd Lernen beginnen		ciekawe, dziwne, obce
vriendelijk Lernen beginnen		przyjazny
vrij[e] Lernen beginnen		wolny
vrijstaand Lernen beginnen		wolny, oddzielny
vuil[e] Lernen beginnen		brudny
waard Lernen beginnen		drogi, kosztowny, warty
waarschijnlijk () Lernen beginnen		prawdopodobnie ()
warm[e] Lernen beginnen		ciepłe
werkloos [werklozen] Lernen beginnen		bezrobotny
wetenschappelijk Lernen beginnen		naukowy
wettelijk Lernen beginnen		prawy / legalny
wisselvallig Lernen beginnen		zmienny
zenuwachtig Lernen beginnen		nerwowy
zoet (e) Lernen beginnen		słodki ()
zuur [zure] Lernen beginnen		kwaśna
zwaar [zware] Lernen beginnen		ciężki
2gevelwoning Lernen beginnen		dom szeregowy (2 strony domu wolne)
3gevelwoning Lernen beginnen		dom podwójny (3 strony domu wolne)
aangifte Lernen beginnen		deklaracja, ogłoszenie
aap [apen] Lernen beginnen		małpa
aardappel[en] Lernen beginnen		ziemniak
aardbei[en] Lernen beginnen		truskawka
aarde Lernen beginnen		ziemia (planeta)
aarde[s] Lernen beginnen		ziemia
abonnee[s] Lernen beginnen		abonent
abortus[sen] Lernen beginnen		aborcja
abstractie Lernen beginnen		abstrakcja
achtbaan Lernen beginnen		kolejka górska
achternaam Lernen beginnen		nazwisko
acteur[s] Lernen beginnen		aktor
actrice[s] Lernen beginnen		aktorka
advertentie Lernen beginnen		ogłoszenie
afdeling[en] Lernen beginnen		dział
afgestudeerde[n] Lernen beginnen		absolwent
afkomst Lernen beginnen		pochodzenie
afmetig(en) Lernen beginnen		wymiar/y
afspraak [afspraken] Lernen beginnen		spotkanie
afwasmachine[s] Lernen beginnen		zmywarka
afwezigheid [afwezigheden] Lernen beginnen		nieobecność
ajuin[en] Lernen beginnen		cebula
ananas[sen] Lernen beginnen		ananas
apotheek [apotheken] Lernen beginnen		apteka
apotheek van wacht Lernen beginnen		apteka dyżurująca
apotheker[e] Lernen beginnen		aptekarz
arbeid Lernen beginnen		zatrudnienie, praca
arbeider (s) Lernen beginnen		robotnik ()
architect () Lernen beginnen		architect ()
arm[en] Lernen beginnen		ramię
armband(en) Lernen beginnen		branzoletka
as Lernen beginnen		popiół
asperge[s] Lernen beginnen		szparagi
attractie[s] Lernen beginnen		atrakcje
aubergine[s] Lernen beginnen		bakłażan
auto['s] Lernen beginnen		samochód
avond Lernen beginnen		wieczór
avontuur Lernen beginnen		przygoda
azijn Lernen beginnen		ocet
baal [balen] Lernen beginnen		bela/paka
baard[en] Lernen beginnen		broda
baas [bazen] Lernen beginnen		szef
badkamer[s] Lernen beginnen		łazienka
badmuts[en] Lernen beginnen		czepek
bakkerij[en] Lernen beginnen		piekarnia
bal[len] Lernen beginnen		piłka
balpen[nen] Lernen beginnen		długopis
bank[en] Lernen beginnen		bank / ławka
bannan [bananen] Lernen beginnen		banan
bas (sen) Lernen beginnen		bas (dzwięk)
bazin[nen] Lernen beginnen		szefowa
bed[den] Lernen beginnen		łóżko
beenhouwerij[en] Lernen beginnen		rzeźnik =sklep
beer [beren] Lernen beginnen		miś
beet [beten] Lernen beginnen		ukąszenie
begrafenis[sen] Lernen beginnen		pogrzeb
nek[ken] Lernen beginnen		kark
bel[len] Lernen beginnen		dzwonek
bepaling[en] Lernen beginnen		warunek
voorwaarde[n] Lernen beginnen		warunek
beperking Lernen beginnen		ograniczenia
berg(en) Lernen beginnen		góra
berging[en] Lernen beginnen		schowek
pad[den] Lernen beginnen		ropucha
bes (sen) Lernen beginnen		jagoda ()
beschadigd Lernen beginnen		uszkodzone
beschadiging Lernen beginnen		szkoda, strata, uszkodzenie
beslissing[en] Lernen beginnen		decyzja
bestemming[en] Lernen beginnen		cel
beuk[en] Lernen beginnen		buk (drzewo)
beul[en] Lernen beginnen		kat
bevestiging Lernen beginnen		potwierdzenie
bezem (s) Lernen beginnen		miotła ()
biefstuk[ken] Lernen beginnen		stek
biet[en] Lernen beginnen		burak
bijdrage Lernen beginnen		wkład, udział
bijl[en] Lernen beginnen		siekiera
bijlage[n] Lernen beginnen		załacznik, aneks
bil[len] Lernen beginnen		pośladek
bloem(en) Lernen beginnen		1. kwiat, 2 mąka
bloemkool [bloemkolen] Lernen beginnen		kalafior
bloempot Lernen beginnen		doniczka
bloes [bloezen] Lernen beginnen		bluzka
boekentas[sen] Lernen beginnen		tornister
boer[en] Lernen beginnen		rolnik
boete[s] Lernen beginnen		grzywna, kara
bol[len] Lernen beginnen		kula
bom[men] Lernen beginnen		bomba
bontjas[sen] Lernen beginnen		futro
vacht[en] Lernen beginnen		sierść [od psa]
boodschap[pen] Lernen beginnen		zakup
boodschappenlijst[en] Lernen beginnen		lista z zakupami
boom [bomen] Lernen beginnen		drzewo
boomgaard[en] Lernen beginnen		sad
boon [bonen] Lernen beginnen		fasola
boor[boren] = boormachine Lernen beginnen		wiertarka
boot [boten] Lernen beginnen		łódka
borgtocht[en] Lernen beginnen		kaucja
borsten Lernen beginnen		piersi
borst Lernen beginnen		klatka piersiowa
borstel (s) Lernen beginnen		pędzel, szczotka
bosklassen Lernen beginnen		zielona szkoła
boter[s] Lernen beginnen		masło
boterham[men] Lernen beginnen		kanapka
bout[en] Lernen beginnen		śruba
brand (en) Lernen beginnen		pożar ()
brandweerman (nen) Lernen beginnen		strażak ()
brief [brieven] Lernen beginnen		list
brievenbus (sen) Lernen beginnen		skrzynka pocztowa ()
bril[leen] Lernen beginnen		okulary
broek(en) Lernen beginnen		spodnie
broer[s] Lernen beginnen		brat
brol[*] Lernen beginnen		gówno
brommer[s] Lernen beginnen		motorower
broodrooster Lernen beginnen		toster
bruid Lernen beginnen		panna młoda
bruidegom Lernen beginnen		pan młody
buik[en] Lernen beginnen		brzuch
buitenkansje[s] Lernen beginnen		okazje
bus[sen] Lernen beginnen		autobus
buurman Lernen beginnen		sąsiad
centrale verwarming (op gas/mazout) Lernen beginnen		centralne ogrzewanie (na gas/olej opałowy)
charme Lernen beginnen		uroda
chips Lernen beginnen		czipsy
chocolade Lernen beginnen		czekolada
citroen[en] Lernen beginnen		cytryna
conditie[s] Lernen beginnen		warunek
courgette[s] Lernen beginnen		cukinia
dampkap Lernen beginnen		okap
dampkap Lernen beginnen		okap
datum [data]! Lernen beginnen		data
deur[en] Lernen beginnen		drzwi
diadeem Lernen beginnen		opaska na włosy
dochter[s] Lernen beginnen		córka
dolfijn[en] Lernen beginnen		delfin
douchekop Lernen beginnen		słuchawka prysznicowa
drogkast Lernen beginnen		suszarka do ubrań
dwerg Lernen beginnen		karzeł
eerzucht Lernen beginnen		ambicja
eeuw Lernen beginnen		wiek (100lat)
eigenaar Lernen beginnen		właściciel
elektriciteit Lernen beginnen		ekeltryczność
emmer Lernen beginnen		wiadro
ervaring[en] Lernen beginnen		doświadczenie
fauteuil Lernen beginnen		fotel ()
fles[sen] Lernen beginnen		butelka
flits[en] Lernen beginnen		błysk
gaai Lernen beginnen		sójka
geboortedatum[s] Lernen beginnen		data urodzenia
gemeente[s/en] Lernen beginnen		dzielnica
gift Lernen beginnen		podarunek
gloeilamp Lernen beginnen		żaróka
golf Lernen beginnen		fala
goot Lernen beginnen		rynna
gootsteen Lernen beginnen		zlew w kuchni
grens Lernen beginnen		granica
groet Lernen beginnen		pozdrowienie
grootmoeder () Lernen beginnen		babcia ()
grootte (ongeacht de grootte_ Lernen beginnen		wielkość (bez względu na rozmiar)
haarborstel Lernen beginnen		szczotka do włosów ()
haard Lernen beginnen		kominek
haarspeld[en] Lernen beginnen		wsuwka
halsketting Lernen beginnen		naszyjnik, łańcuszek
hangmat Lernen beginnen		hamak
hark Lernen beginnen		grabie
heks Lernen beginnen		czarownica, wiedźma
helft Lernen beginnen		połowa
heuvel[s] Lernen beginnen		wzgórze, pagórek
hoer Lernen beginnen		dziwka
hoes Lernen beginnen		pokrowiec
hond Lernen beginnen		pies
hoofdletter[s] Lernen beginnen		duża litera
houdbaarheidsdatum Lernen beginnen		data przydatności
huurder Lernen beginnen		najemca
huurprijs Lernen beginnen		cena wyjamu
identiteitskaart (en) Lernen beginnen		dowód tożsamości ()
inkt(en) Lernen beginnen		tusz, atrament
inrichting Lernen beginnen		urządzenie
jongen[s] Lernen beginnen		chłopiec
journalist[en] Lernen beginnen		dziennikarz
kabeljauw[en] Lernen beginnen		dorsz
kader[s] Lernen beginnen		rama, ramka
kam Lernen beginnen		grzebien
kam Lernen beginnen		grzebień
kans Lernen beginnen		szansa
kapstok[ken] Lernen beginnen		wieszka
kat(ten) Lernen beginnen		kot
keelpijn[en] Lernen beginnen		ból gardła
Kerstmis Lernen beginnen		Boże Narodzenie
keten[s] Lernen beginnen		łańcuch
keukenhoek Lernen beginnen		aneks kuchenny
keukenrol Lernen beginnen		ręcznik papierowy
keuring Lernen beginnen		test, sprawdzenie, kontrola
keuze Lernen beginnen		wybór
kin[nen] Lernen beginnen		broda [część ciała]
klacht Lernen beginnen		skarga
klok(ken) Lernen beginnen		zegar
knoop [knopen] Lernen beginnen		guzik
koffiekoeken[en] Lernen beginnen		drożdżówka
koning Lernen beginnen		król
kookpan[nen] Lernen beginnen		rondel
kookpot[ten] Lernen beginnen		patelnia
koorts Lernen beginnen		temperatura
kous[en] Lernen beginnen		skarpeta
kraal [kralen] Lernen beginnen		perła, koralik
kramp Lernen beginnen		skórcz
krans Lernen beginnen		wianek, wieniec
kuit[en] Lernen beginnen		łydka
kus[sen] Lernen beginnen		całus
lade[s] Lernen beginnen		szuflada
ladekast Lernen beginnen		komoda
lattenbodem Lernen beginnen		stelaż w łóżku
lengte[n] Lernen beginnen		długość
lening Lernen beginnen		kredyt
linnenmand Lernen beginnen		kosz na brudna bieliznę
look[*] Lernen beginnen		czosnek
luchtvervuiling Lernen beginnen		zanieczyszczenia atmosferyczne
luier[s] Lernen beginnen		pielucha
luster Lernen beginnen		żyrandol
luster(s) Lernen beginnen		abażur
marmot(ten) Lernen beginnen		świstak
matras(sen) Lernen beginnen		materac
medewerking Lernen beginnen		współpraca
mees Lernen beginnen		sikorka
meeuw Lernen beginnen		mewa
mout Lernen beginnen		słód (wysuszone ziarna zbóż)
mouw[en] Lernen beginnen		rękaw
mus[sen] Lernen beginnen		wróbel
muts(en) Lernen beginnen		czapka
naad Lernen beginnen		szew
neef (neven) Lernen beginnen		bratanek / kuzyn
nicht (en) Lernen beginnen		bratanica ()
oefening[en] Lernen beginnen		ćwiczenie]
oma () Lernen beginnen		babcia ()
omgeving Lernen beginnen		obszar, okolica
onderlegger Lernen beginnen		podkładka pod talerz
ondernemer Lernen beginnen		przedsiębiorca
oorbel[len] Lernen beginnen		kolczyk
opa ('s) Lernen beginnen		dziadek ()
open-haard Lernen beginnen		kominek
opleiding Lernen beginnen		szkolenie, kurs
oppervlakte Lernen beginnen		powierzchnia
opvoeder Lernen beginnen		opiekun, wychowawca
opvoeder Lernen beginnen		wychowawca
palm[en] Lernen beginnen		dłoń
papegaai[en] Lernen beginnen		papuga
pen[nen] Lernen beginnen		długopis
perzik[en] Lernen beginnen		brzoskwinia
pet[ten] Lernen beginnen		czapka z daszkiem
pijn Lernen beginnen		ból
pijp[en] Lernen beginnen		nogawka
poes Lernen beginnen		kotka
pompoen[en] Lernen beginnen		dynia
poot (poten) Lernen beginnen		łapa
prijs [prijzen] Lernen beginnen		cena
put (ten) Lernen beginnen		dół, dziura w ziemi
ramp Lernen beginnen		katastrofa
rasp Lernen beginnen		tarka
reden(en) Lernen beginnen		powód, przyczyna
regel(s) Lernen beginnen		reguła
regen[s] Lernen beginnen		deszcz
reuk Lernen beginnen		zapach, woń
reus [reuzen] Lernen beginnen		olbrzym, gigant
reuzegroot Lernen beginnen		olbrzym
riem Lernen beginnen		pasek
rijwoning[en] Lernen beginnen		dom szeregowy (wkolejności_
ring Lernen beginnen		pierscionek
rist Lernen beginnen		zamek błyskawiczny
rit[ten] Lernen beginnen		droga
roe Lernen beginnen		ruzga
rommel[*] Lernen beginnen		bałagan
rook[*] Lernen beginnen		dym
rotonde Lernen beginnen		rondo
rots[en] Lernen beginnen		skała
ruis Lernen beginnen		szum, hałas
schaats[en] Lernen beginnen		łyżwa
schaduw (en) Lernen beginnen		cień ()
schedel[s] Lernen beginnen		czaszka
scheiding Lernen beginnen		rozrówd, podział
schijf Lernen beginnen		krążek, dysk
schoen[en] Lernen beginnen		but
schoenmaat Lernen beginnen		rozmiar buta
schoonzus[sen] Lernen beginnen		bratowa
schroef [schroeven] Lernen beginnen		śruba
sculptuur Lernen beginnen		rzeźba
sik Lernen beginnen		kozia bródka
slaapkamermat Lernen beginnen		dywanik
slagroom Lernen beginnen		bita śmietana
smoes [smoezen] Lernen beginnen		wymówka
smurf(en) Lernen beginnen		smerf
snee Lernen beginnen		przecięcie (skaleczenie)
snelheid Lernen beginnen		prędkość
solden Lernen beginnen		wyprzedaże
speld[en] Lernen beginnen		broszka
speort Lernen beginnen		pieg
spiegel(s) Lernen beginnen		lustro
sprei Lernen beginnen		narzuta
spruit[en] Lernen beginnen		brukselka]
spuit Lernen beginnen		zastrzyk
staf Lernen beginnen		personel, kij
stamboom () Lernen beginnen		drzewo genealogiczne ()
steel Lernen beginnen		uchwyt, rączka (od czegoś)
steun Lernen beginnen		wsparcie, podpora
stichting Lernen beginnen		fundacja
stiel Lernen beginnen		rzemiosło
stoep (en) Lernen beginnen		chodnik ()
stoet Lernen beginnen		proceja, orszak, pochód
stok[ken] Lernen beginnen		laska, pałka
stoot Lernen beginnen		uderzenie, cios
straf Lernen beginnen		kara
strijd Lernen beginnen		walka, bitwa
strijktafel Lernen beginnen		deska do prasowania
stroom Lernen beginnen		strumień, rzeka, prąd
suiker () Lernen beginnen		cukier ()
taart[en] Lernen beginnen		ciasto
tandarts (en) Lernen beginnen		dentysta ()
tandpijn Lernen beginnen		ból zęba
tante (s) Lernen beginnen		ciocia ()
teek [teken] Lernen beginnen		znak(i)
tiener Lernen beginnen		nastolatek
tijd Lernen beginnen		czas
tint(en) Lernen beginnen		odcień
titel Lernen beginnen		tytuł
toegang(en) Lernen beginnen		dostęp
top Lernen beginnen		szczyt
toren Lernen beginnen		wieża
traditie Lernen beginnen		tradycja
trommel[s] Lernen beginnen		bęben
tweeling (en) Lernen beginnen		bliźniak ()
vaas Lernen beginnen		wazon
vaatdoek Lernen beginnen		ściereczka, zmywak
vacht Lernen beginnen		futro, sierść
varen Lernen beginnen		paproć
velcro Lernen beginnen		rzep
verbruiker Lernen beginnen		użytkownik
verloving Lernen beginnen		zaręczyny
attenbodem[s] Lernen beginnen		szczeble w = stelaż
vertraging[en] Lernen beginnen		opóźnienie
vervaldag Lernen beginnen		termin (do zapłaty_)
verwarming () Lernen beginnen		ogrzewanie ()
veter[s] Lernen beginnen		sznurówka
vijl[en] Lernen beginnen		pilnik
vin[nen] Lernen beginnen		płetwa
vinger[s] Lernen beginnen		palec
viool [violen] Lernen beginnen		skrzypce
vis[sen] Lernen beginnen		ryba
viswinkel[s] Lernen beginnen		sklep rybny\
vitrinekast Lernen beginnen		witrynka
vla['s] Lernen beginnen		krem (konsystencja)
vloer[en] Lernen beginnen		podłoga
vlucht[en] Lernen beginnen		lot
voer[en] Lernen beginnen		karma / pasza
voering Lernen beginnen		podszewka, podszycie, wykładzina
voet[en] Lernen beginnen		stopa
voetbal[len] Lernen beginnen		piłka nożna
vogel(s) Lernen beginnen		ptak
volgorde Lernen beginnen		kolejnoćś, szyk (zdania)
volwassene[n] Lernen beginnen		dorosły (rzeczownik)
voormiddag Lernen beginnen		przedpołudnie
voornaam Lernen beginnen		imię
voorwaarde[n] Lernen beginnen		warunek
vork[en] Lernen beginnen		widelec
vraag [vragen] Lernen beginnen		pytanie
vrachtwagenchauffeur (s) Lernen beginnen		kierowca ciężarówki ()
vreugde Lernen beginnen		radość, szczęscie
vriend[en] Lernen beginnen		przyajciel
vriendin[nen] Lernen beginnen		przyjaciółka
vriespunt Lernen beginnen		zero stopni
vrijgezel[len] Lernen beginnen		kawaler
vrijheid Lernen beginnen		niezależność
vrijstaande woning Lernen beginnen		dom wolnostojący
vrouw[en] Lernen beginnen		kobieta
vrucht[en] Lernen beginnen		owoc
vuilnisbak[ken] Lernen beginnen		kosz na śmieci
vuilniszak[ken] Lernen beginnen		worek na śmieci
waarborg[en] Lernen beginnen		gwarancja
waarde Lernen beginnen		wartość, znaczenie
wachtrij[en] Lernen beginnen		kolejka
wachttijd(en) Lernen beginnen		opóźnienie
wafel[s] Lernen beginnen		gofr
wagen[s] Lernen beginnen		auto
wakker[s] Lernen beginnen		budzik
wal[len] Lernen beginnen		worek pod oczami
wang[en] Lernen beginnen		policzek
wasmachine[s] Lernen beginnen		pralka
wasmand[en] Lernen beginnen		kosz na pranie
waterkoker[s] Lernen beginnen		czajnik
watermeloen[en] Lernen beginnen		arbuz
weduwe[s] Lernen beginnen		wdowa
weduwnaar[s] Lernen beginnen		wdowiec
weegschaal [weegschalen] Lernen beginnen		waga
week [weken] Lernen beginnen		tydzień
weekdag[en] Lernen beginnen		dzień tygodnia
weg[en] Lernen beginnen		droga
wenkbrauw[en] Lernen beginnen		brew
wens(en) Lernen beginnen		życzenie
wenskaart[en] Lernen beginnen		laurka, kartka z życzeniami
wereld Lernen beginnen		świat
wereldkaart[en] Lernen beginnen		mapa świata
wet[ten] Lernen beginnen		prawo / zasada
wieg[en] Lernen beginnen		kołyska
wiek[en] Lernen beginnen		knot / skrzydło
wijk[en] Lernen beginnen		dzielnica, sąsiedztwo
wijn[en] Lernen beginnen		wino
wimper[s] Lernen beginnen		rzęsa
winkel (s) Lernen beginnen		sklep ()
winkelketen[s] Lernen beginnen		sieć handlowa, sieciówka
winst[en] Lernen beginnen		zysk
winter[s] Lernen beginnen		zima
wintertoestand Lernen beginnen		warunki zimowe, stan pogody
wittekool [wittekolen] Lernen beginnen		kapusta
wol[len] Lernen beginnen		wełna
wolk[en] Lernen beginnen		chmura
woonkamer () Lernen beginnen		pokój (mieszkalny)
woonplaats[en] Lernen beginnen		miejsce zmaieszkania
worst[en] Lernen beginnen		kiełbasa
wortel[en] Lernen beginnen		marchewka
zee[en] Lernen beginnen		morze
zeis[en] Lernen beginnen		kosa, sierp
zetel (s) Lernen beginnen		fotel ()
ziekenwagen Lernen beginnen		karetka
ziektetoestand Lernen beginnen		stan choroby
zijde Lernen beginnen		jedwab
zolder (s) Lernen beginnen		strych ()
zon(nen) Lernen beginnen		słońce
zuil[en] Lernen beginnen		słup, filar
zuivel[s] Lernen beginnen		nabiał
zwangerschap[pen] Lernen beginnen		ciąża
das[sen] Lernen beginnen		krawat
interest Lernen beginnen		odsetki, procent
ligging Lernen beginnen		położenie
noot [noten] Lernen beginnen		orzech
verf Lernen beginnen		farba
wereld (ter wereld) Lernen beginnen		świat (na świecie)
wol(len) Lernen beginnen		wełna, wełniany
bieslook [biesloken] Lernen beginnen		szczypiorek
appel[s] Lernen beginnen		jabłko
kalfsvlees [vlezen] Lernen beginnen		cielęcina
kind[eren] Lernen beginnen		dzicko
aanrecht Lernen beginnen		blat
aantal[len] Lernen beginnen		ilość
abonnement[en] Lernen beginnen		abonament
accessoire(s) Lernen beginnen		akcesorium, dodatek
achterkleinkind[eren] Lernen beginnen		prawnuk
achterwerk[en] Lernen beginnen		tyłek
afscheid Lernen beginnen		pożegnanie
antwoord[en] Lernen beginnen		odpowiedź
appartement[en] Lernen beginnen		apartament
aquarium [aquaria] Lernen beginnen		akwarium
asiel Lernen beginnen		schoronienie, schronisko
attest[en] Lernen beginnen		certyfikat
bad[en] Lernen beginnen		wanna
badpak[ken] Lernen beginnen		strój kąpielowy
balkon[s] Lernen beginnen		balkon
balletje[s] Lernen beginnen		klopsik
bankrekeningnummer[s] Lernen beginnen		numer konta
beddengoed Lernen beginnen		pościel
bedrag Lernen beginnen		suma, ilość
bedrijf [bedrijven] Lernen beginnen		firma, przedsiębiorstwo
beeld[en] Lernen beginnen		obraz
been [benen] Lernen beginnen		noga
beetje Lernen beginnen		trochę
begin[*] Lernen beginnen		początek
begrip[pen] Lernen beginnen		pojęcie
behangpapier Lernen beginnen		tapet
bergpad[en] Lernen beginnen		ścieżka górska
bericht[en] Lernen beginnen		wiadomość
beroep[en] Lernen beginnen		zawód, apelacja
bestek[ken] Lernen beginnen		sztućce
bewijs [bewijzen] Lernen beginnen		dowód
bier[en] Lernen beginnen		piwo
bijbehorend Lernen beginnen		akcesorium, dodatek
bijvoorbeeld[en] Lernen beginnen		na przykład
biljet Lernen beginnen		banknot
biljet[ten] Lernen beginnen		bilet
blad Lernen beginnen		blat
blad[eren] Lernen beginnen		1. liść, 2. kartka
blik(ken) Lernen beginnen		1. puszka,2. pojrzenie, 3. szufelka
bloed[*] Lernen beginnen		krew
boek[en] Lernen beginnen		ksiąka
bont Lernen beginnen		futro [od zwierząt]
bord[en] Lernen beginnen		talerz / tablica
bos[sen] Lernen beginnen		las
bot[ten] Lernen beginnen		kość
bovenblad Lernen beginnen		górny blat
brood [broden] Lernen beginnen		chleb
bureau Lernen beginnen		biuro
dagboek[en] Lernen beginnen		dziennik
dak[en]! Lernen beginnen		dach
deken[s] Lernen beginnen		koc
dieet Lernen beginnen		dieta
dieppe bord Lernen beginnen		talerz głęboki
diepvriesprodukt Lernen beginnen		produkt głęboko mrożony
doel[en] Lernen beginnen		cel
doopsel Lernen beginnen		chrzest
feit Lernen beginnen		fakt, czyn dzieło
fornuis Lernen beginnen		kuchneka, płyta grzewcza
fornuis (fornuizen) Lernen beginnen		kuchenka
garantiebewijs [bewijzen] Lernen beginnen		dowód gwarancji
gebakje[s] Lernen beginnen		ciastko (ala ptyś)
gegeven(s) Lernen beginnen		dane
geld Lernen beginnen		pieniądze
gerecht (en) Lernen beginnen		danie ()
gevecht Lernen beginnen		walka, bitwa
glas (glazen) Lernen beginnen		szkło/szklane
goederen Lernen beginnen		dobro, towar
gordijn(en) Lernen beginnen		zasłona
hergebruik Lernen beginnen		recykilng
hout(en) Lernen beginnen		drewno/drewniane
huishoudtoestel(en) Lernen beginnen		AGD
idee Lernen beginnen		pomysł
ijzer Lernen beginnen		żelazo
jammer Lernen beginnen		bieda, nedza
juweel /juwelen Lernen beginnen		biżuteria
kaartje Lernen beginnen		bilet
kalf [kalveren] Lernen beginnen		cielę ()
kantoor () Lernen beginnen		biuro ()
katoen(en) Lernen beginnen		bawełna/bawełniane
kinderbed Lernen beginnen		łóżeczko dzieciece
koekje[s] Lernen beginnen		ciastko
koord Lernen beginnen		sznur, lina
kraam Lernen beginnen		stoisko (na targu)
krijt Lernen beginnen		kreda
kussen(s) Lernen beginnen		poduszka
kussen[s] Lernen beginnen		poduszka
kussensloop Lernen beginnen		poszewka na poduszkę
label Lernen beginnen		etykieta, metka
laken[s] Lernen beginnen		prześcieradło
land Lernen beginnen		państwo
leder(en) Lernen beginnen		skórę
lichaam [lichamen] Lernen beginnen		ciało
lichaamsdeel [delen] Lernen beginnen		część ciała
lid [leden] Lernen beginnen		członek
ligbad Lernen beginnen		wanna
lijf [lijven] Lernen beginnen		ciało
lint Lernen beginnen		wstążka
luik[en] Lernen beginnen		okiennica, właz
metal(en) Lernen beginnen		metal/metalowe
model Lernen beginnen		model
nadeel(en) Lernen beginnen		wada(y)
nagelschaartje Lernen beginnen		nożyczki do paznokci
onderwerp Lernen beginnen		temat
onderzoek[en] Lernen beginnen		badanie
onthaal Lernen beginnen		recepcja
overzicht Lernen beginnen		wyciąg z faktury, skrót
papier(en) Lernen beginnen		papier/papierowe
papieren zakdoekje () Lernen beginnen		chusteczka higieniczna ()
peron Lernen beginnen		peron
perron Lernen beginnen		peron
plastik(en) Lernen beginnen		plastk /plastikowe
platte bord Lernen beginnen		płaski talerz
plein Lernen beginnen		plac
pretpark Lernen beginnen		wesołemisteczko, park rozrywki
recodr Lernen beginnen		rekord
reglement Lernen beginnen		regulamin
reisagentschap[pen] Lernen beginnen		biuro podróży
rejbewijs Lernen beginnen		prwojazdy
rek[ken] Lernen beginnen		półka
rondpunt(en) Lernen beginnen		rondo
rund[eren] Lernen beginnen		byk / wół
schandaal [schandalen] Lernen beginnen		afera
schap[pen] Lernen beginnen		półka
schapenvlees Lernen beginnen		baranina
scheerapparaat Lernen beginnen		maszynka do golenia (na prąd)
scheermesje Lernen beginnen		maszyna jednorazowa
scherm[en] Lernen beginnen		ekran
schildpad(den) Lernen beginnen		zółw
snijplank Lernen beginnen		deska do krojenia
snoep[en] Lernen beginnen		słodycz / cukierek
speelterrein Lernen beginnen		plac zabaw
spek[ken] Lernen beginnen		boczek
spul(len) Lernen beginnen		rzecz
standbeeld Lernen beginnen		posąg, statuła
stof(en) Lernen beginnen		materiał, materiałowe
stokbrood [stokbroden] Lernen beginnen		baguetka
stro Lernen beginnen		słoma
tapijt[en] Lernen beginnen		dywan ()
tin Lernen beginnen		cyna, blacha
toestel(len) Lernen beginnen		urządzenie
trouwkleed Lernen beginnen		suknia ślubna
uitzicht Lernen beginnen		widok
vak(ken) Lernen beginnen		przedmiot w szkole
vasttapijt[en] Lernen beginnen		dywan (na całej powierzchni pokoju)
vat[ten] Lernen beginnen		beczka
vee[*] Lernen beginnen		bydło
veen [venen] Lernen beginnen		bagno
venster(s) Lernen beginnen		okno
verband Lernen beginnen		opatrunek
verschil(len) Lernen beginnen		róznica
vertrek[ken] Lernen beginnen		odlot
vertrouwen Lernen beginnen		zaufanie
verzendbewijs[bewijzen] Lernen beginnen		dowód wysłania
vest[en] Lernen beginnen		kamizelka
vet Lernen beginnen		tłuszcz
vierkant Lernen beginnen		kwadrat
vliegtuig[en] Lernen beginnen		samolot
vliegtuigticket[s] Lernen beginnen		bilet samolotowy
voertuig(en) Lernen beginnen		pojazd
volk[eren] Lernen beginnen		naród / lud
voorbeeld[en] Lernen beginnen		przykład
voordeel(delen) Lernen beginnen		zaleta(y)
voorhoofd[en] Lernen beginnen		czoło
voorschot Lernen beginnen		przedpłata, zaliczka
voorschrift[en] Lernen beginnen		recepta
voorstel[len] Lernen beginnen		propozycja, oferta
voorwerp[en] Lernen beginnen		obiekt, przedmiot
vuur [vuren] Lernen beginnen		ogień
wagentje (s) Lernen beginnen		wózek ()
wasgerief Lernen beginnen		przybory do mycia
water Lernen beginnen		woda
weekend Lernen beginnen		weekend
weer Lernen beginnen		pogoda
westen Lernen beginnen		zachód
wisselgeld Lernen beginnen		reszta (z zakupów)
witloof [witlofen] Lernen beginnen		cykoria
woord[en] Lernen beginnen		słowo
zacht[e] Lernen beginnen		miękki
zakje () Lernen beginnen		torba papierowa ()
zand[*] Lernen beginnen		piasek
zandkasteel {-kastelen} Lernen beginnen		zamek z piasku
zeef [zeven] Lernen beginnen		sitko
zeil[en] Lernen beginnen		żagiel
zicht Lernen beginnen		widok, widoczność
ziekenhuis [huizen] Lernen beginnen		szpital
zilver(en) Lernen beginnen		srebro/srebrne
zwembad Lernen beginnen		basen
goud(en) Lernen beginnen		złoto/ złote
kostuum Lernen beginnen		garnitur
oord (recreatieoord) Lernen beginnen		miejsce
rietje Lernen beginnen		słomka
stapelbed Lernen beginnen		łóżko piętrowe
boontje Lernen beginnen		fasolka szparagowa
aangenaam Lernen beginnen		miło Cię poznać
af en toe Lernen beginnen		od czasu do czasu, sporadycznie
al. Lernen beginnen		już, aż
al. gestorven zijn Lernen beginnen		już nie żyje
allebei Lernen beginnen		obydwoje
allemaal () Lernen beginnen		wszyscy ()
alles Lernen beginnen		wszystko
anderhalve Lernen beginnen		półtora/półtorej
aprate Lernen beginnen		osobno
behalve Lernen beginnen		oprócz
beide () Lernen beginnen		oba ()
beina Lernen beginnen		prawie
beneden Lernen beginnen		poniżej
beterschap Lernen beginnen		szybkiego powrotu do zdrowia
bijna Lernen beginnen		prawie
bovenal Lernen beginnen		przede wszystkim
bronchitis Lernen beginnen		zapalenie oskrzeli
daarom Lernen beginnen		dlatego
dichtbij Lernen beginnen		blisko
ermee Lernen beginnen		by, abby, żeby
goedenavond Lernen beginnen		dobrywieczór
liefst Lernen beginnen		chętniej lepiej
meestal Lernen beginnen		często
minstens Lernen beginnen		conajmnije, przynajmniej
minstens () Lernen beginnen		co najmniej ()
naar Lernen beginnen		do
naartoe () Lernen beginnen		dokąd (idziesz, zmierzasz)
nader Lernen beginnen		dalej
twee jaren geleden () Lernen beginnen		dwa lata temu ()
ver Lernen beginnen		daleko
volgend[e] Lernen beginnen		następny
vooral Lernen beginnen		szczególnie, zwłaszcza
voorhand Lernen beginnen		wcześniej
voorlopig Lernen beginnen		tymczasow
vroeg Lernen beginnen		wcześnie
vrouwelijke arts () Lernen beginnen		lekarka ()
waar Lernen beginnen		gdzie
waarom Lernen beginnen		dlaczego?
wablief Lernen beginnen		proszę
wanneer Lernen beginnen		kiedy
want Lernen beginnen		ponieważ
wat Lernen beginnen		co
weer () Lernen beginnen		znowu ()
wegens + Lernen beginnen		ze zwględu na...
weinig Lernen beginnen		mało, nie wiele
welk[e] Lernen beginnen		jaki
wissel Lernen beginnen		zmiana
zeer Lernen beginnen		bardzo
zelden Lernen beginnen		rzadko
zicht op () Lernen beginnen		widok na (np. Ma morze)
zoals Lernen beginnen		takie jak
zodat Lernen beginnen		aby, żeby
zwanger Lernen beginnen		w ciąży
(uit)zicht Lernen beginnen		widok
autokeuring Lernen beginnen		stacja kontroli pojazdów
buil[en] Lernen beginnen		guz
buiten Lernen beginnen		poza
burgerlijk staat Lernen beginnen		stan cywilny
buschauffeur (s) Lernen beginnen		kierowca autobusu ()
bushalte[s] Lernen beginnen		przystanek autobusowy
buur [buren] Lernen beginnen		sąsiad
buurt[en] Lernen beginnen		okolica / sąsiedztwo
buurvrouw (en) Lernen beginnen		sąsiadka ()
canvas Lernen beginnen		płotno
catalogus[sen] Lernen beginnen		katalog
chanpignon[s] Lernen beginnen		pieczarki
charcuterie Lernen beginnen		wędlina
chauffeur[s] Lernen beginnen		kierowca
confituur Lernen beginnen		konfitura
container Lernen beginnen		kontener
cornflakes Lernen beginnen		płatki śniadaniowe
croissant Lernen beginnen		krosant
cursist[en] Lernen beginnen		kursant
cursus Lernen beginnen		kurs
daarboven Lernen beginnen		tam u góry
daaronder Lernen beginnen		poniżej, pod
degelijk Lernen beginnen		soliny, uczciwy
deken (s) Lernen beginnen		koc ()
dief (dieven) Lernen beginnen		złodziej ()
diefstal[len] Lernen beginnen		kradzież
dienst (en) Lernen beginnen		usługa ()
diepvries Lernen beginnen		głeboko mrożone
dik[ke] Lernen beginnen		gruby
ding(en) Lernen beginnen		rzecz, rzeczy
divers[e] Lernen beginnen		różny, inna
doktorsbrief [brieven] Lernen beginnen		zwolnienie
dom Lernen beginnen		głupi
dood Lernen beginnen		zmarły
doof Lernen beginnen		głuchy
doorsnee [doorsneden] Lernen beginnen		średnia
doos (dozen) Lernen beginnen		pudełko ()
dorst Lernen beginnen		pragnienie (chce się pić)
draad [draden] Lernen beginnen		nitka
dragelijk Lernen beginnen		znośny, do wytrzymania
driehoek Lernen beginnen		trójkąt
dringend Lernen beginnen		pilny, nagły
droog [droge] Lernen beginnen		suchy
droogkast[en] Lernen beginnen		suszarka
druk[ke] Lernen beginnen		tłoczno (opposit rustig)
druppel[s] Lernen beginnen		kropla
dubbel Lernen beginnen		podwójny
duidelijk Lernen beginnen		jasny, oczywisty
duim[en] Lernen beginnen		kciuk
dwergpapegaai[en] Lernen beginnen		papużki nierozłaczki
echt[e] Lernen beginnen		prawdziwe (np. mleko)
echtgenoot () Lernen beginnen		małżonek ()
echtgenote () Lernen beginnen		małżonka ()
een kwart Lernen beginnen		jedna czwarta
eend (en) Lernen beginnen		kaczka ()
eenvoudig Lernen beginnen		prosty, zwykły
eerlijk Lernen beginnen		uczciwy, prawidłowy
eerstdaags Lernen beginnen		niebawem, w krótce
eetbaar Lernen beginnen		jadalne,
eetgewoont[en/s]] Lernen beginnen		nawyki żywieniowe ()
eetkamer[s] Lernen beginnen		jadalnia
effen Lernen beginnen		gładki (bez zworu)
efficient Lernen beginnen		efektywny, wydajny
ei[eren] Lernen beginnen		jajko
eigen Lernen beginnen		własne
eigenaar [eigenars] Lernen beginnen		właściciel
eindelijk Lernen beginnen		końcowy
eindig Lernen beginnen		skończony
elastiekjes Lernen beginnen		gumka do włosów
elke Lernen beginnen		każdy/e/a
elleboog [ellebogen] Lernen beginnen		łokieć
emmer (s) Lernen beginnen		wiadro ()
enkel[s] Lernen beginnen		kostka
envelop[pen] Lernen beginnen		koperta
ervoor Lernen beginnen		przed, przedtem
erwt (en) Lernen beginnen		groch ()
essentieel Lernen beginnen		niezbędny, podstawowy, istotny
excuseer Lernen beginnen		przepraszam
ezel[s] Lernen beginnen		osił
familielid[leden] Lernen beginnen		krewny ()
familienaam [namen] Lernen beginnen		nazwisko paniejskie
fee[en] Lernen beginnen		wróżka
feest[en] Lernen beginnen		świeto (uroczystość)
feestdag[en] Lernen beginnen		dzień świąteczny
fel[le] Lernen beginnen		ostry, cierpki
scherp Lernen beginnen		ostry (przedmiot, kont)
fiche[s] Lernen beginnen		fiszki
fiets[en] Lernen beginnen		rower
firmawagen[s] Lernen beginnen		samochód słóżbowy
foor [foren] Lernen beginnen		wesołe miasteczko
forfait Lernen beginnen		ryczałt
formulier[en] Lernen beginnen		formularz
friet[en] Lernen beginnen		frytki
fris[e] Lernen beginnen		świeże/a/y
frisdrank[en] Lernen beginnen		napój
fruit Lernen beginnen		owoc/e
fruitsap[pen] Lernen beginnen		sok owocowy
gang[en] Lernen beginnen		korytarz
garantie[s] Lernen beginnen		gwaracja
garnaal [garnalen] Lernen beginnen		krewtka
gast(en) Lernen beginnen		gość
gebergte Lernen beginnen		łańcuch górski
gebloemd[e] Lernen beginnen		w kwiatki
geboorteplaats[en] Lernen beginnen		miejsce urodzenia
gedurende Lernen beginnen		podczas, gdy
geemenschappelijk Lernen beginnen		publiczny, wspólny, gminny
geen Lernen beginnen		żaden
gefeliciteerd Lernen beginnen		gratulacje
gehakt Lernen beginnen		mieso mielone
gehandicapten Lernen beginnen		niepełnosprawny
gehuwd Lernen beginnen		żonaty
geitenkaas [kazen] Lernen beginnen		kozi ser
geitenvlees Lernen beginnen		kozie mięso
gek Lernen beginnen		szalone, zabawne
geld Lernen beginnen		pieniądze
geldig Lernen beginnen		ważny, prawidłowy
geldigheid Lernen beginnen		ważność
geleden () Lernen beginnen		przeszły ()
geleidelijk Lernen beginnen		stopniowo
gelieve Lernen beginnen		proszę (żeby coś zrobić)
gelijk[e] Lernen beginnen		równy
gelijkvloers Lernen beginnen		parter
geluid Lernen beginnen		dzwięk
geluk Lernen beginnen		szczęście
gelukkig Lernen beginnen		szczęśliwy
gemakkelijk Lernen beginnen		łątwe/a/y
gemeenschappelijk Lernen beginnen		współna, zbiorowa (np. toaleta)
gemeentehuis () Lernen beginnen		urząd gminy ()
gemeentelijk Lernen beginnen		miejski, gminny
gemeubeld[e] Lernen beginnen		umeblowane
gemiddeld[e] Lernen beginnen		średni / przeciętny
genoeg Lernen beginnen		wystatczająco
geraspt[e] Lernen beginnen		tarty
geraspte kaas Lernen beginnen		tarty ser
geregeld Lernen beginnen		regularnie
gerenoveerd Lernen beginnen		odnowione
geruit[e] Lernen beginnen		w kratkę
gerust Lernen beginnen		spokojny, bezpieczny
gescheiden Lernen beginnen		rozwiedziony
geschenk[en] Lernen beginnen		prezent
geschiedenis Lernen beginnen		historia
geschikt Lernen beginnen		odpowiedni, stosowny
geslacht[en] Lernen beginnen		płeć
gesloten () Lernen beginnen		zamknięty ()
gestreept[e] Lernen beginnen		w paski
getal[len] Lernen beginnen		liczba
getrouwd Lernen beginnen		zamęzny
gevaar [gevaren] Lernen beginnen		niebezpieczeństwo
gevaarlijk Lernen beginnen		niebezpieczny
gevel Lernen beginnen		fasada
gevuld Lernen beginnen		faszerowany (np. owocami_
gewoon Lernen beginnen		zwykły
gewoonlijk Lernen beginnen		zazwyczaj / zwykle
gewoonte[s] Lernen beginnen		nawyk/zwyczaj/
gezamenlijk Lernen beginnen		wspólnie, razem
gezellig Lernen beginnen		przytulny
gezicht[en] Lernen beginnen		twarz
gezin Lernen beginnen		rodzina
gezond Lernen beginnen		zdrowy
gezondheid Lernen beginnen		zdrowie
gisteren Lernen beginnen		wczoraj
glad[de] Lernen beginnen		śliski, gładki
glas [glazen] Lernen beginnen		szklanka
glazen Lernen beginnen		szklisty, szklany, błyszczący
glimlach Lernen beginnen		uśmiech
glimlachend Lernen beginnen		uśmiechniety
goedemiddag Lernen beginnen		dzień dobry w południe
goedemorgen Lernen beginnen		dzień dobry
goedkoop [goedkope] Lernen beginnen		tanie
golf (golven) Lernen beginnen		fala ()
gooi [gooien] Lernen beginnen		rzut
gootsteen(gootnsenen) Lernen beginnen		zlew w kuchni
goud Lernen beginnen		złoto
grappig Lernen beginnen		zabawny, śmieszny
gras (sen) Lernen beginnen		trawa ()
griep Lernen beginnen		grypa
grijs () Lernen beginnen		szary ()
groente[n] Lernen beginnen		warzywo
groentewinkel[s] Lernen beginnen		warzywniak
groetjes Lernen beginnen		pozdrownia
grondwettelijk Lernen beginnen		konstytucyjny
gront Lernen beginnen		grunt
haak [haken] Lernen beginnen		haczyk / hak
haar [haren] Lernen beginnen		włosy
haarborstel (s) Lernen beginnen		szczotka do włosów ()
haardroger[s] Lernen beginnen		suszarka do włosów
hak[ken] Lernen beginnen		obcas
halfpension Lernen beginnen		obiadokolacja
hals [halzen] Lernen beginnen		szyja
ham[men] Lernen beginnen		szynka
hand[en] Lernen beginnen		ręka
handdoek () Lernen beginnen		ręcznik ()
handig Lernen beginnen		zręczny
handschoen[en] Lernen beginnen		rękawiczki
handtas[sen] Lernen beginnen		torebka
handtekening[en] Lernen beginnen		podpis
hap[pen] het(hapje) Lernen beginnen		kęs
hart[en] Lernen beginnen		serce
haven[s] Lernen beginnen		port
heel veel Lernen beginnen		mnóstwo
heerlijk Lernen beginnen		pyszne, spaniałe
helemaal Lernen beginnen		zupełnie, całkiem
hemd[en] Lernen beginnen		koszula
hens Lernen beginnen		rzeczywisty, realny,
herfst Lernen beginnen		jesień
hesp[en] Lernen beginnen		szynka
het sneeuwt ( Lernen beginnen		sypie śnieg ()
hiel[en] Lernen beginnen		pięta
hier Lernen beginnen		tutaj
hoek[en] Lernen beginnen		róg np. Ulicy/
hoes [hoezen] Lernen beginnen		narzuta na łóżko
hoest Lernen beginnen		kaszel
hoestsiroop [siropen] Lernen beginnen		syrop na kaszel
hond[en] Lernen beginnen		pies
honger Lernen beginnen		głód
honing Lernen beginnen		miód
hoofd[en] Lernen beginnen		głowa
hoofdstad [steden] Lernen beginnen		stolica
hooi Lernen beginnen		siano
hooikorts Lernen beginnen		katar sienny
hopelijk Lernen beginnen		mając nadzieję
horloge[s] Lernen beginnen		zegarek
huid Lernen beginnen		skóra ludzka
huisarts[en] Lernen beginnen		lekarz domowy
huisdier () Lernen beginnen		zwierzę domowe ()
huishouden Lernen beginnen		obowiazki domowe
huisvrouw[en] Lernen beginnen		gosodyni domowa
huurder Lernen beginnen		najemca
huwelijk Lernen beginnen		ślub
huwelijksreis () Lernen beginnen		podróż poślubna ()
idee[en] Lernen beginnen		pomysł / idea
iemand Lernen beginnen		ktoś
ijs[es] Lernen beginnen		lód
ijzel Lernen beginnen		gołoledź
in verband met Lernen beginnen		w związku z czymś, powiązane z
inclusief Lernen beginnen		zawarte
inderdaad Lernen beginnen		rzeczywiście
indien Lernen beginnen		jeśli, jeżeli
informatie[s] Lernen beginnen		informacje
ingang[en] Lernen beginnen		wejście
ingebouwd Lernen beginnen		połaczony (wbudowany np... Karta graficzna)
ingenieur (s) Lernen beginnen		inżynier ()
ingericht[e] Lernen beginnen		wyposażony
inkom[men] Lernen beginnen		wejsciówka
inlichting[en] Lernen beginnen		opis, informacja
interdaad Lernen beginnen		naprawdę, rzeczywiscie
interview [s] Lernen beginnen		wywiad
jaar [jaren] Lernen beginnen		rok
jaarlijks[e] Lernen beginnen		roczny
jammer Lernen beginnen		szkoda
jas[sen] Lernen beginnen		płaszcz
jeuk Lernen beginnen		świąd, swędzenie
jezelf Lernen beginnen		się
jongste Lernen beginnen		najmłodsze
juffrouw[en] Lernen beginnen		panienka\
juist[e] Lernen beginnen		poprawny
juistheid Lernen beginnen		poprawność
jurk[en] Lernen beginnen		spódnica
juweel[en] Lernen beginnen		kleinto, biżuteria
kaal (kale) Lernen beginnen		goły / łysy
kaartje[s] Lernen beginnen		kartka z życzeniami
kaas [kazen] Lernen beginnen		ser
kabouter[s] Lernen beginnen		gnom, chochlik
kachel[s] Lernen beginnen		piec, podgrzewacz
kado['s] Lernen beginnen		prezent
kalender[s] Lernen beginnen		kalendarz
kalfslapje[s] Lernen beginnen		filet cielęcy
kalkoen[en] Lernen beginnen		indyk
kam (men) Lernen beginnen		grzebień ()
kamer[s] Lernen beginnen		pokój
kanaal [kanalen] Lernen beginnen		kanał
kanker (s) Lernen beginnen		rak (med.)
kant[en] Lernen beginnen		koronka
kapper (s) Lernen beginnen		fryzjer ()
kapster (s) Lernen beginnen		fryzjerka ()
kapstok (ken) Lernen beginnen		wieszak ()
kast (en) Lernen beginnen		szafa ()
kat[ten] Lernen beginnen		kot
kater (s) Lernen beginnen		kac ()
kauwgom[men] Lernen beginnen		guma do żucia
keel (kelen) Lernen beginnen		gardło ()
keelontsteking[en] Lernen beginnen		zapelanie gardła
keer Lernen beginnen		razy
kelder (s) Lernen beginnen		piwnica ()
kerk[en] Lernen beginnen		kościół
kers[en] Lernen beginnen		wiśnia
kerstvakantie Lernen beginnen		ferie na boże narodzenie
keuken[s] Lernen beginnen		kuchnia [pomieszczenie]
kier[en] Lernen beginnen		szczelina
kindergeld Lernen beginnen		zasiłęk na dzieci
kinderstoel[en] Lernen beginnen		krzesełko do jedzenia dla dzieci
kip[pen] Lernen beginnen		kurczak
kist (en) Lernen beginnen		kufer ()
kiwi[s] Lernen beginnen		kiwi
klacht (en) Lernen beginnen		reklamacja / skarga
klant (en) Lernen beginnen		klient ()
klantenkaart[en] Lernen beginnen		karta klienta
klasgenoot [klasgenoten] Lernen beginnen		kolega z klasy
klasgenote[n] Lernen beginnen		koleżanka z klasy /koledzy
kleedkamer (s) Lernen beginnen		garderoba /szatnia
kleerkast(en) Lernen beginnen		szafa na ubrania
kleermaakster[s] Lernen beginnen		krawcowa
kleermaker[s] Lernen beginnen		krawiec
kleindochter (s) Lernen beginnen		wnuczka ()
kleinkind (eren) Lernen beginnen		wnuczek ()
kleinzoon [zonen] Lernen beginnen		wnuk ()
kleren Lernen beginnen		odzież, ubranie
kleding Lernen beginnen		ubranie
kleur[en] Lernen beginnen		kolor
klien[e] Lernen beginnen		mały
klok[ken] Lernen beginnen		zegarek
klusjesman Lernen beginnen		złota rączka
knap[pe] Lernen beginnen		przystojny
knie[en] Lernen beginnen		kolano
koe[ien] Lernen beginnen		krowa
koekjesfabriek[en] Lernen beginnen		fabryka cistek
koelkast[en] Lernen beginnen		lodówka
koer[en] Lernen beginnen		podwórze / dzielnica
koffie[s] Lernen beginnen		kawa
komkommer[s] Lernen beginnen		ogórek
konijn[en] Lernen beginnen		królik
koning[en] Lernen beginnen		król
koningin[nen] Lernen beginnen		księżna
koninklijke Lernen beginnen		królewska
kookboek[en] Lernen beginnen		ksiązka kucharska
kookplaat [platen] Lernen beginnen		płyta grzewcza
kool [kolen] Lernen beginnen		węgiel
kool [kolen] Lernen beginnen		kapusta
koolrabi Lernen beginnen		kalarepa
koolstof Lernen beginnen		węgiel
koopjes Lernen beginnen		okazje
koord[en] Lernen beginnen		lina /sznur
koorts[en] Lernen beginnen		gorączka
kop[pen] Lernen beginnen		łeb
kop[pen] - kopje Lernen beginnen		filiżanka
korstjes Lernen beginnen		grzanki
kort[e] Lernen beginnen		krótki
kost[en] Lernen beginnen		koszt
koud[e] Lernen beginnen		zimno
kraam [kramen] Lernen beginnen		stragan
krans(en) Lernen beginnen		wieniec pogrzebowy
krant[en] Lernen beginnen		gazeta
kruid[en] Lernen beginnen		przyprawy
kruidtuin[en] Lernen beginnen		ogródek z warzywami
kruis [kruizen] Lernen beginnen		krzyż
krul(len) Lernen beginnen		lok
kuiken[s] Lernen beginnen		kurczaczek
kunst[en] Lernen beginnen		sztuka
kussen (s) Lernen beginnen		poduszka ()
kust () Lernen beginnen		wybrzeże ()
kustplaats[en] Lernen beginnen		miejscowość nadmorska
kuur[kuren] Lernen beginnen		zachcianka
kwaliteit[en] Lernen beginnen		jakość
kwijt Lernen beginnen		stracony, zgubiony
laag [lage] Lernen beginnen		nisko/niska/niskie
laag Lernen beginnen		warstwa
laars[laarzen] Lernen beginnen		kozak
laat [late] Lernen beginnen		późno
lade(n) Lernen beginnen		szuflada
lader[s] Lernen beginnen		ładowrka
lak[ken] Lernen beginnen		lakier
lam[meren] Lernen beginnen		jagnię (owca)
lamp (en) Lernen beginnen		lampa ()
lamsvlees Lernen beginnen		jagnięcina
land[en] Lernen beginnen		państwo
aankomst[en] Lernen beginnen		przyloty
langs Lernen beginnen		wzdłuż
slaapkop[pen] Lernen beginnen		śpioch
langslaper () Lernen beginnen		śpioch ()
slaper Lernen beginnen		śpiący
lat[ten] Lernen beginnen		listwa
lavabo['s] Lernen beginnen		zlew
lawaai Lernen beginnen		hałas
leeftijd[en] Lernen beginnen		wiek
leeg [lege] Lernen beginnen		puste
leer [leren] Lernen beginnen		skóra (surowiec)
leider (s) Lernen beginnen		lider ()
lek (ken) Lernen beginnen		przeciek / wyciek
lekker[e] Lernen beginnen		smaczne
lente[s] Lernen beginnen		wiosna
lepel (s) Lernen beginnen		łyżka ()
lepeltje (s) Lernen beginnen		łyżeczka ()
leraar[s] Lernen beginnen		nauczyciel
lerares[sen] Lernen beginnen		nauczycielka
les[sen] Lernen beginnen		lekcja
letter[s] Lernen beginnen		litera
leuk Lernen beginnen		miły, zabawny, fajny
lied[eren] Lernen beginnen		piosenka
lief Lernen beginnen		miły, sympatyczny
lief Lernen beginnen		sympatia
lief kind [lieve kinderen] Lernen beginnen		słodki dzieciak
lieveling[s] Lernen beginnen		ulubiony
liever Lernen beginnen		woleć coś
lijk[en] Lernen beginnen		zwłoki
lijst Lernen beginnen		lista
lik (ken) Lernen beginnen		klaps / liźniecie
linkerkant[en] Lernen beginnen		z lewej strony
linkeroever Lernen beginnen		lewobrzeżny
links Lernen beginnen		lewo
linkshandig () Lernen beginnen		leworęczny ()
linnen Lernen beginnen		lniany
lip[pen] Lernen beginnen		warga
lok[ken] Lernen beginnen		lok/ kędzior
lolly['s] Lernen beginnen		lizak
long[en] Lernen beginnen		płuco
longontsteking Lernen beginnen		zapalenie płuc
loos [loze] Lernen beginnen		pusty, bez
lucht[en] Lernen beginnen		powietrze / niebo
luchthaven[s] Lernen beginnen		lotnisko
lucifer(s) Lernen beginnen		zapałka
lui (e) Lernen beginnen		leniwy ()
luid[e] Lernen beginnen		głośny, wysoki (dźwięk_
luierik[ed] Lernen beginnen		lenich
luik[en] Lernen beginnen		okiennica
maag [magen] Lernen beginnen		żoładek
maaltijd Lernen beginnen		posiłek
maan [manen] Lernen beginnen		księżyc
maand[en] Lernen beginnen		miesiąc
maat [maten] Lernen beginnen		rozmiar
maatregel[s] Lernen beginnen		miara, jednostka
mand[en] Lernen beginnen		koszyk
mandarijn[en] Lernen beginnen		mandarynka
margarine Lernen beginnen		margaryna
markt[en] Lernen beginnen		rynek
marmer Lernen beginnen		marmur
mat[ten] Lernen beginnen		mata
mayonaise Lernen beginnen		majonez
mededeling Lernen beginnen		komunikat, doniesienie, awizo
medicijn[en] Lernen beginnen		lek
meer Lernen beginnen		więcej
meer [meren] Lernen beginnen		jezioro
meisje[s] Lernen beginnen		dziewczynka
melk Lernen beginnen		mleko
meloen[en] Lernen beginnen		melon
meneer [meneren] Lernen beginnen		Pan
merk[en] Lernen beginnen		marka
mes[sen] Lernen beginnen		nóż
meter[s] Lernen beginnen		metr / matka chrzestna
meterstand Lernen beginnen		zużycie (np. prądu_
metselaar (s) Lernen beginnen		murarz ()
meubel(s) Lernen beginnen		mebel
mevrouw[en] Lernen beginnen		Pani
microgolf [golven] Lernen beginnen		mikrofalówka
middag[en] Lernen beginnen		południe
middagpauze[s] Lernen beginnen		pauza popołudniowa
middelste Lernen beginnen		środkowe /średnie np. Dziecko
middenstreep [strepen] Lernen beginnen		przedziałek
middernacht[en] Lernen beginnen		północ
mier[en] Lernen beginnen		mrówka
mis Lernen beginnen		fauszywe błedne
mis[sen] Lernen beginnen		msza
misschien Lernen beginnen		może
moe Lernen beginnen		zmęczony
moedertaal [talen] Lernen beginnen		język ojczysty
moeilijk[e] Lernen beginnen		trudne
moer[en] Lernen beginnen		nakrętka (na śrubkę)
mogelijk () Lernen beginnen		możliwie ()
mond[en] Lernen beginnen		usta
mooi[e] Lernen beginnen		ładny
moot () Lernen beginnen		kawałek ()
morgen[s] Lernen beginnen		ranek
ochtend Lernen beginnen		ranek, poranek
mossel (en) Lernen beginnen		małż ()
mot (ten) Lernen beginnen		ćma
mouw(en) Lernen beginnen		rękaw
mouwenloostshirt Lernen beginnen		koszulka bez rękawów
muil[en] Lernen beginnen		pysk / gęba/ morda
muis (muizen) Lernen beginnen		mysz ()
museum[s] Lernen beginnen		muzeum
muur [muren] Lernen beginnen		mur
naaiatelier Lernen beginnen		zakłąd krawiecki
naaimachine[s] Lernen beginnen		maszyna do szycia
naakt () Lernen beginnen		goło ()
naald[en] Lernen beginnen		igła
naam [namen] Lernen beginnen		imię / nazwa
nacht[en] Lernen beginnen		noc
nadeel [nadelen] Lernen beginnen		wada
nagel[s] Lernen beginnen		paznokiec
nagelvijl[en] Lernen beginnen		pilniczek do paznokci
namiddag Lernen beginnen		popoludnie
nat[te] Lernen beginnen		mokry
neef [neven] Lernen beginnen		kuzyn / bratanek
neerslag[en] Lernen beginnen		opady
neerslagzone[n] Lernen beginnen		strefa opadów
net Lernen beginnen		właśńie, dopiero co
neus [neuzen] Lernen beginnen		nos
neusspray Lernen beginnen		spray do nosa
nieuw[e] Lernen beginnen		nowy / e /a
nieuwjaar Lernen beginnen		nowy rok
nog leven Lernen beginnen		wciąż żyje
nonkel (s) Lernen beginnen		wujek ()
noorden Lernen beginnen		północ
nummer[s] Lernen beginnen		numer
ober[s] Lernen beginnen		kelner
olie[n] Lernen beginnen		olej
olifant[en] Lernen beginnen		słoń
olijf [olijven] Lernen beginnen		oliwki
olijfolie Lernen beginnen		oliwa z oliwek
ondanks Lernen beginnen		pomimo, wbraw, na przekór
ondergronds Lernen beginnen		podziemny
onderhoud Lernen beginnen		przegląd, konserwacja np... Auta, domu
ondernemer[s] Lernen beginnen		przedsiębiorca
onderwerp (en) Lernen beginnen		temat ()
oneerlijk Lernen beginnen		nieuczciwy
ongeacht Lernen beginnen		mimo, bez względu na
ongehuwd Lernen beginnen		niezamężna
ongeluk Lernen beginnen		nieszczęscie
ongeval (len) Lernen beginnen		wypadek (nieszczęście)
ongeveer Lernen beginnen		około
ongezond[e] Lernen beginnen		niezdrowy
onmogelijk Lernen beginnen		niemożliwe
onregelmatig Lernen beginnen		nieregularne
ontbijt Lernen beginnen		śniadanie
ontbijtgranen Lernen beginnen		płaytki śnaidaniowe
ontmiddelijk[e] Lernen beginnen		natychmiast
ontsteking[en] Lernen beginnen		zapalenie
ontvangst[en] Lernen beginnen		odbiór, pokwitowanie,
onverwacht[e] Lernen beginnen		nieoczekiwany
oog [ogen] Lernen beginnen		oko
oor [oren] Lernen beginnen		ucho
oorlog[en] Lernen beginnen		wojna
oorspronkelijk Lernen beginnen		pierwotny, rdzenny
oosten Lernen beginnen		wschód
opdracht[en] Lernen beginnen		polecenie, rozkaz
open () Lernen beginnen		otwarty ()
openbaar [openbare] Lernen beginnen		publiczny /e/a
openbaar vervoer Lernen beginnen		transport publiczny
openingsuren Lernen beginnen		godziny otwarcia
opmerking[en] Lernen beginnen		uwaga (np... Dla kuriera)
opnieuw Lernen beginnen		ponownie / znowu
oprecht[e] Lernen beginnen		prawdziwy, szczery
oud[e] Lernen beginnen		stary
ouder[s] Lernen beginnen		rodzic
oudercontact[en] Lernen beginnen		wywiadówka
ouderdom[men] Lernen beginnen		wiek (dot. Tylko przedmiotów)
ovaal [ovalen] Lernen beginnen		owal
overdag () Lernen beginnen		za dnia ()
overgrootvader () Lernen beginnen		pradziadek ()
overvloed[en] Lernen beginnen		obfitość, dostatek
overwinning[en] Lernen beginnen		wygrana
overzicht[en] Lernen beginnen		instrukcjia, sktór, streszczenie
paard [en] Lernen beginnen		koń
paddenstoel[en] Lernen beginnen		pieczarki
pak(ken) Lernen beginnen		paczka
pan[nen] Lernen beginnen		patelnia
paprika['s] Lernen beginnen		papryka
parfum Lernen beginnen		perfumy
Pasen Lernen beginnen		Wielkanoc
paskamer[s] Lernen beginnen		przymierzalnia
pauk[en] Lernen beginnen		kocioł
peer [peren] Lernen beginnen		gruszka
pels[en] Lernen beginnen		skóra / futro
periode[s] Lernen beginnen		okres
perron (s) Lernen beginnen		peron ()op het perron
personeel (*) Lernen beginnen		personel ()
persoon [personen] Lernen beginnen		osoba
persoonlijk[e] Lernen beginnen		osobisty
peter Lernen beginnen		ojciec chrzestny
peterselie[s] Lernen beginnen		pietruszka
piepklein Lernen beginnen		malutka, tycia
pijnstiller[s] Lernen beginnen		tabletki przeciw bólowe
pijp(en) Lernen beginnen		nogawka
pil[len] Lernen beginnen		tabletka
piloot (piloten) Lernen beginnen		pilot ()
pin[nen] Lernen beginnen		szpilka
Pinksterweekend Lernen beginnen		zielone światki
pistolet[s] Lernen beginnen		słodkie bułeczki
pit[ten] Lernen beginnen		pestka
plaats Lernen beginnen		miejsce
plafond Lernen beginnen		sufit
plat (e) Lernen beginnen		płaski ()
platteland Lernen beginnen		wieś
plezier Lernen beginnen		przyjemność
ploeg [en] Lernen beginnen		zespół
poetsvrouw[en] Lernen beginnen		sprzątaczka
politieagent (en) Lernen beginnen		policjant ()
pols[en] Lernen beginnen		nadgarstek
pompelmoes [zen] Lernen beginnen		grejpfut
pop[pen] Lernen beginnen		lalka
postbode (s) Lernen beginnen		listonosz ()
postcode[s] Lernen beginnen		kodpocztowy
postzegel(s) Lernen beginnen		znaczek na listy
pot[ten] Lernen beginnen		garnek / słoik
potlood Lernen beginnen		ołówek
praktisch[e] Lernen beginnen		praktyczny
praline[s] Lernen beginnen		pralina
prei[en] Lernen beginnen		por
pret[*] Lernen beginnen		zabawa
probleem [problemen] Lernen beginnen		problem
proficiat Lernen beginnen		gratulacje
pruim[en] Lernen beginnen		śliwka
pudding[en] Lernen beginnen		puding
punt[en] Lernen beginnen		kropka
raadpleging[en] Lernen beginnen		konsultacja
raam [ramen] Lernen beginnen		okno
raat [raten] Lernen beginnen		plaster [miodu]
radiator (s) Lernen beginnen		grzejnik ()
radijs[radijzen] Lernen beginnen		rzodkiewka
rap Lernen beginnen		szybki, szybkoo
rat[ten] Lernen beginnen		szczór
rauw (e) Lernen beginnen		surowy ()
recht () Lernen beginnen		prawo ()
rechtdoor Lernen beginnen		prosto
rechterkant Lernen beginnen		z prawej strony
rechteroever Lernen beginnen		prawobrzeżny
rechthoek[en] Lernen beginnen		prostokąt
rechts Lernen beginnen		prawo
rechtshandig Lernen beginnen		praworęczny
recreatie[s] Lernen beginnen		rekreacja
recreatieoord(en) Lernen beginnen		uzdrowisko
reden (en) Lernen beginnen		powód ()
ree[en] Lernen beginnen		sarna
reeks[en] Lernen beginnen		szereg, ciąg
reep [repen] Lernen beginnen		kawałek [pasek] czekolady
regel[s] Lernen beginnen		rególa
regelmatig Lernen beginnen		regularny
register Lernen beginnen		rejestr

słówka zo gezegd 1 i 2

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr