svet lekcja 3

 0    59 Datenblatt    sylwiafaltin5
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Deze auto is duur.
Lernen beginnen
Ten samochód jest drogi.
Mijn buurvrouw is mooi.
Lernen beginnen
Mója sąsiadka jest miła.
Koek is zoet.
Lernen beginnen
Ciasto jest słodkie.
Ik koop brood bij Hoogvliet.
Lernen beginnen
Kupuję chleb w Hoogvliet.
Ik drink veel thee.
Lernen beginnen
Piję dużo herbaty.
Ik drink ook veel koffie.
Lernen beginnen
Piję też dużo kawy.
we zullen lezen
Lernen beginnen
będziemy czytać
Ik werk veel.
Lernen beginnen
Dużo pracuję.
Ik werk elke dag.
Lernen beginnen
Pracuję każdego dnia.
Ik werk ook op zaterdag.
Lernen beginnen
Pracuję też w soboty.
Ik werk niet op zondag.
Lernen beginnen
Nie pracuję w niedziele.
Ik ben thuis op zondag
Lernen beginnen
W niedzielę jestem w domu
Mijn huis is mooi.
Lernen beginnen
Mój dom jest piękny.
let op
Lernen beginnen
wypatrywać, uwaga
de fiets
Lernen beginnen
rower
de boot
We wouden graag een boot huren.
Lernen beginnen
łódź
Chcielibyśmy wynająć łódź.
de mand
Lernen beginnen
koszyk
het boek
Dit boek is erg interessant.
Lernen beginnen
książka
Ta książka jest bardzo interesująca.
de tas
Lernen beginnen
torba
de aap
Lernen beginnen
małpa
de buik
Lernen beginnen
brzuch
het huis
Zij heeft een huis in Italië gekocht.
Lernen beginnen
Dom
Ona kupiła dom we Włoszech.
de bus
Ik hou niet van met de bus gaan.
Lernen beginnen
autobus
Nie lubię jeździć autobusem.
de maan
Lernen beginnen
Księżyc
de sleutel
Lernen beginnen
kluczem
sleutel
Lernen beginnen
klucz
koud
Lernen beginnen
zimno
de kop
Lernen beginnen
filżanka
de boom
Lernen beginnen
drzewo
nul
Lernen beginnen
zero
de rij
Lernen beginnen
kolejka
het ei
Lernen beginnen
jajko
mijn
Dit is mijn kamer.
Lernen beginnen
mój
To jest mój pokój.
mij
Lernen beginnen
mnie
goeg gedan
Lernen beginnen
dobrze zrobione
De koek is bruin.
Lernen beginnen
Ciasto jest brązowe.
Ik koop brood bij Hoogvliet.
Lernen beginnen
Kupuję chleb w Hoogvliet.
Ik kook soep in de keuken.
Lernen beginnen
Gotuję zupę w kuchni.
Ik ben op mijn werk.
Lernen beginnen
Jestem w pracy.
Ik koop bier op vrijdag.
Lernen beginnen
Kupuję piwo w piątek.
Ik werk tot zeventiende uur.
Lernen beginnen
Pracuję do siedemnastej.
Ik ga naar Polen op vrijdag om achttiende uur.
Lernen beginnen
Jadę do Polski w piątek o osiemnastej.
Ik ga op vakantie in maart.
Lernen beginnen
Wyjeżdżam na wakacje w marcu.
Ik eet graag vlees.
Lernen beginnen
Lubię jeść mięso.
Ik drink graag wijn.
Lernen beginnen
Lubię pić wino.
Ik heb geen kinderen.
Lernen beginnen
Nie mam dzieci.
De pen ligt in de doos.
Lernen beginnen
Pióro znajduje się w pudełku.
doos
Lernen beginnen
pudełko, karton
Ben je in Polen.
Lernen beginnen
Jesteś w Polsce?
Tonny werk in augustus in Nederland.
Lernen beginnen
Tonny pracuje w Holandii w sierpniu.
Ik sta in de rij.
Lernen beginnen
Stoję w kolejce.
De bom is gevaarlijk.
Lernen beginnen
Bomba jest niebezpieczna.
Ik zie een boom en de maan.
Lernen beginnen
Widzę drzewo i księżyc.
Ik zie geen mand.
Lernen beginnen
Nie widzę koszyka.
Waar is de mand?
Lernen beginnen
Gdzie jest kosz?
Ik heb vandaag veel wijn gedronke en ik heb nu buikpijn.
Lernen beginnen
Dzisiaj wypiłem dużo wina i teraz odczuwam ból brzucha.
nooit
Ze liegt nooit.
Lernen beginnen
nigdy
Ona nigdy nie kłamie.
altijd
Ik kom altijd vorbereid.
Lernen beginnen
zawsze
Zawsze przychodzę przygotowany.
vaak
Ze gaat vaak naar het zwembad.
Lernen beginnen
często
Ona często chodzi na basen.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.