das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

anwesend Holländisch:

1. aanwezig aanwezig


Bij de plechtigheid waren onder anderen de Duitse bondskanselier Angela Merkel, Europarlementsvoorzitter Martin Schulz (de winnaar van vorig jaar), en de Spaanse koning Felipe aanwezig.
Wees aanwezig.
Veel mensen waren aanwezig op het feest.
Elk lid van de club was aanwezig.
Niemand was aanwezig.
Hij is aanwezig op de vergadering.
Verscheidene leerlingen waren niet aanwezig op school wegens verkoudheid.
Er waren duizenden mensen aanwezig.
Het is niet nodig dat we bij de voordracht aanwezig zijn.
Ik zou graag aanwezig zijn op het feest de eerste november.