das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

england Holländisch:

1. Engeland Engeland


Ik kom uit Engeland.
In het noorden ligt Schotland, in het zuiden Engeland, in het westen Wales, en nog verder naar het westen Noord-Ierland.
Tijdens mijn verblijf in Engeland keek ik vaak in de reisgids.
Maar drie procent van de bevolking van Engeland spreekt RP.
Het klimaat in Japan is zachter dan in Engeland.
De vereniging van Schotland en Engeland vond plaats in 1706.
En net als vele kleine steden in Engeland, heeft het nogal een lange geschiedenis.
Engeland is trots op zijn poëten.
Het klimaat hier lijkt erg op het klimaat in Engeland.
De nieuwe tunnel zal Frankrijk met Engeland verbinden.
De Normandische overwinning tegen Engeland heeft een grote invloed gehad op de Engelse taal.
Naar men zegt is het gras in Engeland zelfs in de winter groen.
Zullen er dit jaar opnieuw veldtekeningen verschijnen in Engeland? Ik denk van wel.
In Engeland vroeg de kelner ons: hoeveel bier wilt ge? Een halve "pint" of een "pint"? Omdat we niet wisten hoeveel dat dan wel was, vroegen we hem de glazen te tonen.
In 1900 verliet hij Engeland, om nooit meer terug te gaan.