das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

gehalt Holländisch:

1. salaris salaris


De vorige stoker had iets gedronken dat qua prijs overeenkwam met zijn salaris, en het toverdrankje bracht hem in dat verre buitenland, waar algehele werkeloosheid een synoniem is voor eeuwig geluk.
Hij verdronk zijn hele salaris.