das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

immer Holländisch:

1. altijd


Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!
Honger was voor hem een abstract begrip; hij had altijd genoeg te eten.
Als we thuis ruzie hebben, kiest mijn man niet mijn kant maar altijd die van zijn moeder.
Fred liegt altijd.
Er zijn altijd dingen die ik nooit zal leren, ik heb de eeuwigheid niet voor de boeg.
Het is altijd mogelijk om een aanzienlijk aantal mensen te verenigen in liefde, zolang er andere mensen overblijven om hun agressieve uitingen te incasseren.
Herinnert gij u nog de voornaam van uw grootmoeder?- Neen, ik noemde haar altijd gewoon oma.
Van zulke motregen word je toch altijd natter dan je denkt, als je er een tijdje in fietst zonder regenpak.
Toen ik klein was dacht ik dat het leven er was voor altijd.
Ondanks de liefdesverklaringen van Trang vreest Spencer nog altijd dat zij ooit zal stoppen met van hem te houden.
Met zo'n zachte, heldere nacht als vandaag, krijg ik altijd zin om om middernacht een ommetje te maken.
Wie altijd schaterlacht is dwaas, wie nooit schaterlacht is ongelukkig.
Verwijt je vriend niet, want jijzelf verdient het verwijt meer; hij is maar een éénmalige leugenaar terwijl jij nu nog altijd leugenaar bent.
Altijd wanneer de schoolbel klonk, staarde Ivan kwijlend in het niets. Na verscheidene mislukte uitdrijvingen ontdekten zijn ouders dat hij een reïncarnatie was van een van Pavlovs honden.
Altijd als ik die dichtbundel zie, denk ik aan u en onze woorden over de dichter.