das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

kräftig Holländisch:

1. sterk sterk


Taro heeft een sterk verantwoordelijkheidsgevoel.
Melk maakt ons sterk.
Ik ben niet sterk genoeg om dat te heffen.
De waarde van de yen is sterk gestegen.
Waarom hebt ge graag uw koffie sterk?
Is het ijs 15 centimeter gegroeid in één nacht? Dat lijkt me sterk!
Deze jongen heeft een sterk, gezond lichaam.
Het aantal bezoekers wat hij noemt is sterk overdreven: er waren hoogstens zo'n 100 aanwezigen.
De angst voor het communisme was toen erg sterk.
Ik zou graag in het buitenland rondreizen zolang de yen sterk is.
De hoeveelheid papier die een land produceert, is sterk verbonden met zijn culturele normen.
Als je later groot en sterk wilt worden, moet je veel spinazie en boterhammen met pindakaas eten.
In tien jaar zal onze stad sterk veranderen.
Vrouwen houden van mannen zoals ze van koffie houden: sterk en vurig om hen de hele nacht wakker te houden.
Wat de ene sterk maakt, maakt de andere kapot.