das Wörterbuch Spanisch Minus niederländisch

español - Nederlands, Vlaams

policía Holländisch:

1. politie politie


De politie arresteerde hem wegens dronkenschap achter het stuur.
De politie beschouwt zijn dood als een moordgeval.
De politie onderzoekt dat.
Roep de politie!
Zoals altijd kon ik slechts hopen dat de politie me niet zou aanhouden.
De politie zal straks aankomen op de plaats van de misdaad.
Om zich voor de politie te verstoppen, bracht Dima de nacht door in een vuilcontainer.
Dorenda chanteert me; als ik haar mijn geheim vertel, gaat ze me niet aangeven bij de politie.
Het bord geeft aan dat de politie je auto wegsleept als je hier parkeert.
De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".
Daar komt de politie. Wegwezen hier.
De politie zal jullie dwingen de kogels te vinden.
Hij wordt door de politie gezocht.
De politie was niet in staat om dergelijk geweld het hoofd te bieden.
De politie trof de politicus dood aan in zijn kamer.