das Wörterbuch Französisch Minus niederländisch

Français - Nederlands, Vlaams

quartier Holländisch:

1. buurt buurt


Ze wonen in de buurt.
Er blaft een hond in de buurt.
In mijn buurt zijn er enkele brutale jongens.
Mijn huis staat in de buurt van het station.
We wonen in de buurt van een grote bibliotheek.
In de buurt van onze school is een bushalte.
Ze zeggen dat hier in de buurt een schat begraven ligt.
Is er een postkantoor in de buurt?
Hij kwam in mijn buurt wonen.
Kent gij een goed restaurant in deze buurt?
Hij woont in de buurt van de school.
Gisteren was er een brand in de buurt.
Niet één van mijn klasgenoten woont hier in de buurt.
Wilt u alstublieft een kamer in de buurt van de internationale luchthaven in Toronto reserveren?
Mijn auto is in de buurt geparkeerd.

2. afdeling afdeling


Waar is de afdeling XXX?
De afdeling Forensische Opsporing probeert de oorzaak van de brand van vandaag vast te stellen.

3. wijk wijk


Hoe heet de wijk waarin je woont?
Ik woon in deze wijk.
Ik hoop dat we naar een betere wijk zullen verhuizen.
In onze wijk is een grote bibliotheek.
Het theater in mijn wijk wordt omgebouwd.