das Wörterbuch niederländisch Minus niederländisch

Nederlands, Vlaams - Nederlands, Vlaams

ober Holländisch:

1. kelner kelner


Kelner, ik zou willen betalen!
In Engeland vroeg de kelner ons: hoeveel bier wilt ge? Een halve "pint" of een "pint"? Omdat we niet wisten hoeveel dat dan wel was, vroegen we hem de glazen te tonen.