das Wörterbuch niederländisch Minus Polnisch
- 
onafhankelijkheid auf Polnisch:
1. 
niepodległość
Polska uzyskała niepodległość w 1918 roku.
(Szkocja chciałaby uzyskać niepodległość od Zjednoczonego Królestwa.)
2. niezależność
Potrzeba dużo czasu i wysiłku, aby osiągnąć pełną niezależność od swoich rodziców.
andere Wörter beginnend mit "O(die Empfänger)
omzet auf Polnischomzetten auf Polnisch
onafhankelijk auf Polnisch
onbekwaamheid auf Polnisch
onbeleefd auf Polnisch
onbetrouwbaar auf Polnisch
onafhankelijkheid in anderen Wörterbüchern
onafhankelijkheid in Arabischonafhankelijkheid Tschechisch
onafhankelijkheid Deutsch
onafhankelijkheid Englisch
onafhankelijkheid Spanisch
onafhankelijkheid Französisch
onafhankelijkheid Hindi
onafhankelijkheid Indonesier
onafhankelijkheid Italienisch
onafhankelijkheid georgisch
onafhankelijkheid Litauisch
onafhankelijkheid Norwegisch
onafhankelijkheid Portugiesisch
onafhankelijkheid Rumänisch
onafhankelijkheid Russisch
onafhankelijkheid Slowakisch
onafhankelijkheid Schwedisch
onafhankelijkheid kreuzten Beinen
onafhankelijkheid in Vietnamesisch
onafhankelijkheid Chinesisch
