das Wörterbuch norwegisch Minus niederländisch

Norsk - Nederlands, Vlaams

fornøyd Holländisch:

1. verheugd verheugd


Als je met je vrienden komt, zal ik nog meer verheugd zijn.
Heb ik me de hele week erop verheugd dat het donderdag zou gaan sneeuwen, nou is het donderdag, sneeuwt 't niet!

2. tevreden tevreden


tevreden met
Een tevreden geest is meer waard dan grote winst.
Hij was tevreden met het speeltje.
Mensen moeten leren tevreden te zijn.
Ik ben tevreden.
Ik ben niet tevreden met wat je gedaan hebt.
Met al zijn geld is hij niet tevreden.
Ik heb de meest eenvoudige smaak. Ik ben altijd tevreden met het beste.
Ze zei: "Ik ben heel tevreden."
Ik ben helemaal niet tevreden met het resultaat.
Gevolg is dat Groningers met meerdere schades ook een somberder toekomstperspectief hebben terwijl een overgrote meerderheid wel tevreden is met het dorp waar ze wonen.
Totdat jullie vrede sluiten met wie jullie zijn, zullen jullie niet tevreden zijn met wat jullie hebben.
Zijt ge tevreden met uw plaats in het bedrijf?
Alle kinderen zijn tevreden met hun maaltijden.
Hij was totaal niet tevreden.