1. de taal
Holländisch Wort "język"(de taal) tritt in Sätzen auf:
Boom, de opmaat, thema 12. de tong
Holländisch Wort "język"(de tong) tritt in Sätzen auf:
Lichaamsdelen - części ciałaMijn zus woont in Zweden3. tong
De patiënt toonde zijn tong aan de dokter.
De thee was zo heet, dat ik m'n tong verbrand heb.
Hij heeft het hart op de tong.
Je moet je tong leren om goede koffie van slechte te onderscheiden.
De tong van een vrouw is haar zwaard.
Het ligt op het puntje van mijn tong.
Met een tong en een mond komt men de wereld rond.
Je zou je tong zeven keer in je mond moeten ronddraaien voordat je spreekt, dat zou je een boel zorgen en misverstanden schelen.
Waar een tand pijn doet, daar gaat de tong naartoe.
Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong.
Ik heb in mijn tong gebeten tot ze bloedde.
Steek je tong uit.
Holländisch Wort "język"(tong) tritt in Sätzen auf:
holenderskie słówka