1. teruggaan
Laten we teruggaan.
2. terugkeren
Ik zou graag die stad verlaten en nooit meer terugkeren.
Het verleden zal nooit terugkeren; de toekomst kent nog niemand.
Holländisch Wort "wracać"(terugkeren) tritt in Sätzen auf:
Słówka usłyszane 253. terugkeer
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een oogarts raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een vrouwenarts raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een chirurg raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een internist raadplegen.
4. terugkomen
Wanneer zal je terugkomen naar school?
Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkomen.
Holländisch Wort "wracać"(terugkomen) tritt in Sätzen auf:
czasowniki neregularne