das Wörterbuch rumänisch Minus niederländisch

limba română - Nederlands, Vlaams

sol Holländisch:

1. grond grond


Het papieren vliegtuig gleed langzaam naar de grond.
De hertog bezit veel grond.
Stoeltjesliften vind ik eng; ik hou er niet van zo hoog boven de grond aan een draadje te bungelen.
Zijn haar is zo lang dat het de grond raakt.
Als je niet met je voeten bij de grond kunt, moet je het zadel verstellen, want dan staat het te hoog.
Te koop: vrijstaande woning met garage en 1200 m² grond op een mooie locatie aan zee.
Landbouw is gedefinieerd als het bewerken van grond om oogst te bekomen.
In Singapore is op de grond spuwen een misdaad.
De grond is bedekt met sneeuw.
Liefde is blind uit de grond der zaak.
Zijn razenij is maar oppervlakkig, in de grond is hij vriendelijk!
Op de vierde verdieping is er geen warm water, maar op de begane grond wel.
Er zit een grond van waarheid in wat hij zegt.
Deze huizen werden tot de grond platgebrand door de vijand.
Hij bezit een groot stuk grond.

2. bodem bodem


Als je goed kijkt dan zie je dat de doos een valse bodem heeft.
Er is nog wat wijn op de bodem van het glas.