Zwroty NL-PL

 0    79 Datenblatt    Ariel 29
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Wat bedoel je?
Lernen beginnen
Co masz na myśli? (O co chodzi?)
Ik bedoel...
Lernen beginnen
Mam na myśli...
het doel
Lernen beginnen
cel
de bedoeling
Lernen beginnen
intencja, zamiar
Dit was niet mijn bedoeling.
Lernen beginnen
To nie było moim zamiarem.
Zeg het maar.
Lernen beginnen
Słucham.
Ik heb geen idee.
Lernen beginnen
Nie mam pojęcia (nie mam pomysłu).
Ik denk het niet.
Lernen beginnen
Myślę, że nie.
Ik denk het wel.
Lernen beginnen
Myślę, że tak.
Het idee.
Lernen beginnen
Pomysł.
Zeggen.
Lernen beginnen
Powiedzieć.
Denken.
Lernen beginnen
Myśleć.
Wat is het aan de hand?
Lernen beginnen
Co się dzieje?
Ik zit in een gekke bui.
Lernen beginnen
Jestem w głupkowatym nastroju.
De bui.
Lernen beginnen
Nastrój (ulewa).
Zitten.
Lernen beginnen
Siedzieć (znajdować się).
Laat maar zitten.
Lernen beginnen
Nic nie szkodzi (zapomnij o tym, zostaw to).
Het ongemak
Lernen beginnen
Dyskomfort, niedogodność, kłopoty.
Sorry voor het ongemak.
Lernen beginnen
Przepraszamy za niedogodności.
Gek.
Lernen beginnen
Szalony, zwariowany.
Bedankt voor de moeite.
Lernen beginnen
Dzięki za wysiłek (poświęcenie).
Ik heb geen zin.
Lernen beginnen
Nie mam ochoty.
Moeite.
Lernen beginnen
Kłopoty.
De zin.
Lernen beginnen
Zdanie, chęć/ochota, sens.
Dit heeft geen zin.
Lernen beginnen
To nie ma sensu.
Bloemen water geven als het regent heeft geen zin.
Lernen beginnen
Podlewanie kwiatów, gdy pada deszcz nie ma sensu.
Dat hoort zo.
Lernen beginnen
Tak ma być (to jest zgodne z projektem).
Wat hoort het niet bij.
Lernen beginnen
Co nie pasuje.
Het zou kunnen.
Lernen beginnen
To możliwe.
Horen.
Lernen beginnen
Słyszeć.
Het valt mee.
Lernen beginnen
To nie jest takie złe (straszne).
Nederlands leren valt mee.
Lernen beginnen
Nauka holenderskiego nie jest tak zła (straszna).
Meevallen.
Lernen beginnen
Łatwe (przejść wszelkie oczekiwania, lepsze niż oczekiwano).
Het valt tegen.
Lernen beginnen
To jest niezadowalające.
Tegenvallen.
Lernen beginnen
Zawieść, rozczarować.
Bemoei je er niet mee.
Lernen beginnen
Nie interesuj się tym.
Zich bemoeien.
Lernen beginnen
Wtrącać, mieszać się.
ermee
Lernen beginnen
(z) tym
Zich bemoeien met...
Lernen beginnen
Kolidować z..., (mieszać się w..., wtrącać się)
Je hoeft je nergens mee te bemoeien.
Lernen beginnen
Nie masz co się wtrącać.
Je hoeft je nergens
Lernen beginnen
Nie masz nic
Ik bemoei me er niet mee.
Lernen beginnen
Nie przejmuję się tym (nic mi do tego, nie wtrącam się).
Waar bemoei je je mee.
Lernen beginnen
Czym ty się przejmujesz?
Maak je geen zorgen.
Lernen beginnen
Nie martw się.
De zorgen.
Lernen beginnen
Obawy, zmartwienia.
Zorgen.
Lernen beginnen
Troszczyć się, dbać.
Zich zorgen maken.
Lernen beginnen
Martwić się.
Rustig aan.
Lernen beginnen
Uspokój się.
Maak je geen zorgen over mij.
Lernen beginnen
Nie martw się o mnie.
Het komt goed!
Lernen beginnen
Będzie dobrze!
Ik spreek je nog!
Lernen beginnen
Zgadamy się jeszcze!
spreken
Lernen beginnen
mówić
Ik heb geen flauw idee.
Lernen beginnen
Nie mam zielonego pojęcia.
flauw
Lernen beginnen
słaby, ospały, gnuśny, mdły
flauw vallen
Lernen beginnen
zemdleć
Hoe kan dat nou.
Lernen beginnen
Jak to może być (jak to możliwe).
Jij spoort echt niet.
Lernen beginnen
Jesteś obłąkany (szurnięty).
Jij bent echt raar.
Lernen beginnen
Jesteś naprawdę dziwny.
Dat slaat nergens op!
Lernen beginnen
To nie ma sensu!
Is onnodig.
Lernen beginnen
Jest niepotrzebne.
Het is zinloos.
Lernen beginnen
To bez znaczenia.
Dat gaat jou niks aan!
Lernen beginnen
Nic ci do tego!
Hou je mond!
Lernen beginnen
Zamknij się!
Volgende die wij hier hebben is...
Lernen beginnen
Kolejne, które mamy tutaj to...
Gaat het zo mee?
Lernen beginnen
Czy tak się z tym zabierzesz?
Hoe komt dat, dat je afwezig bent.
Lernen beginnen
Jak to się stało, że jesteś nieobecny.
Hoe komt dat, dat je niet bent geweest.
Lernen beginnen
Jak to się stało, że cię nie było.
Hoe komt dat, dat je ziek bent?
Lernen beginnen
Jak to się stało, że jesteś chory?
Hoe komt dat?
Lernen beginnen
Jak to się stało? (Jak do tego doszło?)
Ik heb buiten, zonder jas in de regen gerend.
Lernen beginnen
Biegałem na zewnątrz bez kurtki w deszczu.
De volgende.
Lernen beginnen
Następne.
Ik kap ermee.
Lernen beginnen
Kończę z tym.
Ik stop ermee.
Lernen beginnen
Kończę z tym.
Ik kwam, ik zag, ik overwon.
Lernen beginnen
Przybyłem, zobaczyłem, zwyciężyłem.
Kap ermee! / Hou op! / Stop ermee!
Lernen beginnen
Przestań!
Ik heb er genoeg van.
Lernen beginnen
Mam dość.
Ik ben het zat.
Lernen beginnen
Mam tego dosyć.
Haal even koffie.
Lernen beginnen
Weź kawę.
Laat mij met rust
Lernen beginnen
Zostaw mnie w spokoju

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.