aktywności, czynności

 0    154 Datenblatt    ewasobocinska06
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
czyścić
de keuken schoonmaken
Lernen beginnen
schoonmaken
robić prace domową
zo meteen ga ik huiswerk maken
Lernen beginnen
huiswerk maken
prasować
ik ben bezig met strijken
Lernen beginnen
strijken
prysznic-brałem prysznic-biorę prysznic
zij is nu nogaan het douchen
Lernen beginnen
douchen-ik heb gedoucht-ik doucht
poranna gimnastyka
uk ben bezig met ochtengymnastiek
Lernen beginnen
ochtengymnastiek
jeść śniadanie
darna ga ik ontbijten
Lernen beginnen
ontbijten
za chwilę, zaraz
Lernen beginnen
straks
natychmiast
Lernen beginnen
meteen
grać w piłkę nożną
straks gaan wij voetballen
Lernen beginnen
voetballen
około
Lernen beginnen
ongeveer
budzę się
Lernen beginnen
word ik wakker
najpierw, na początku
eerst ga ik douchen
Lernen beginnen
eerst
prysznic
ik ga douchen
Lernen beginnen
douchen
potem myję zęby
Lernen beginnen
daarna poets ik mijn tanden
myć zęby
Lernen beginnen
poets tanden
potem robię śniadanie
Lernen beginnen
dan maak ik mijn ontbijt
pracuję cały tydzień
Lernen beginnen
ik werk de hele week
gospodarstwo domowe
in het weekend doe ik het huishouden
Lernen beginnen
huishouden
sobota rano
Lernen beginnen
zaterdagochtend
Myję okna
Lernen beginnen
ik lap de ramen
Idę do odkurzania i mopa
Lernen beginnen
ik ga stofzuigen en dweilen
kubek kawy
Lernen beginnen
kop koffie
po tym
Lernen beginnen
hierna
Dostaję niezły bochenek chleba z piekarni
Lernen beginnen
ik haal een lekker brodje bij de bakker
najpierw, na początku
Lernen beginnen
eerst
biegać
ik ga joggen
Lernen beginnen
joggen
gotuję obiad
Lernen beginnen
ik kook het avondeten
oglądanie telewizji
Lernen beginnen
televisiekijken
Ostatni ale nie mniej ważny
Lernen beginnen
ten slotte
kilka stron
Lernen beginnen
een paar bladzijden
idę spać
Lernen beginnen
ik ga slapen
umyć / zrobić pranie
Lernen beginnen
wassen/ de was doen
prasowanie, prasowanie
Lernen beginnen
strijken, heeft gestreken
Gotowanie
Lernen beginnen
eten koken
Sprzątanie łazienki
Lernen beginnen
de badkamer schoonmaken
sprzątanie toalety
Lernen beginnen
de wc schoonmaken
sprzątanie kuchni
Lernen beginnen
de keuken schoonmaken
wynieś śmieci
Lernen beginnen
de vuilnis buitenzetten
pracować w ogrodzie
Lernen beginnen
in de tuin werken
odkurzać
Lernen beginnen
stofzuigen
Czyszczenie okien
Lernen beginnen
de ramen lappen
zakupy / zakupy
Lernen beginnen
boodschappen doen / het winkelen
Załaduj zmywarkę
Lernen beginnen
de afwasmachine inruimen
Posprzątaj pokój
Lernen beginnen
de kamer opruimen
może gotować tylko w weekendy, ponieważ spóźnia się w domu w ciągu tygodnia
Lernen beginnen
hij kan allen in het weekend koken want hij is doordeweeks laat thuis
robi trochę więcej w domu, ponieważ pracuje mniej godzin
Lernen beginnen
zij doet iets meer in het huishouden omdat ze minder uren werkt
groch łuskany
Lernen beginnen
spliterwten
żeberka wieprzowe
Lernen beginnen
varkensribbetjes
denerwujący
Lernen beginnen
vervelend
pory
Lernen beginnen
preien
seler korzeniowy
Lernen beginnen
knolselderie
ziemniaki
Lernen beginnen
aardappels
Sól
Lernen beginnen
zout
pieprz
Lernen beginnen
peper
polecić
Lernen beginnen
aanbraden
ciąć
Lernen beginnen
snijden
przynieść, zaprowadzić
Lernen beginnen
brengen
mleko
Lernen beginnen
de melk
kurczak
Lernen beginnen
de kip
szynka
Lernen beginnen
ham
cebula
Lernen beginnen
ui
ogórek
Lernen beginnen
komkommer
truskawka
Lernen beginnen
Aardbei
kawałki
Lernen beginnen
snijd
obsługiwać
Lernen beginnen
serveer
kilogram
Lernen beginnen
kilogram
szklanka wody
Lernen beginnen
glas water
patelnia
Lernen beginnen
pan
garnek
Lernen beginnen
pot
smażenie na tłuszczu
Lernen beginnen
fruiten
piec-piecze-piecze-piecze, piecze
Lernen beginnen
bakken -ik bak-ik heb gebakken-bakte, bakten
gotować-gotuję-gotowałem-gotowałem, gotowałem
Lernen beginnen
koken-ik kook-ik heb gekookt-kookte, kookten
mieszam-mieszam-mieszam-mieszam, mieszam
Lernen beginnen
roeren-ik roer-ik heb geroerd-roerde, roerden
skórki-skórki-mam obrane tarcze
Lernen beginnen
schillen-ik schil-ik heb geschild-schilde, schilden
trzeć na tarce
Lernen beginnen
raspen
wyciskać
Lernen beginnen
persen-ik heb gepersd-perste/persten
przeważnie
Lernen beginnen
meestal
nigdy
Lernen beginnen
nooit
ciężki, ciężko
Lernen beginnen
zwaar
kanapki
Lernen beginnen
boterhammen
często
Lernen beginnen
vaak
co jesz często?
Lernen beginnen
wat eet je zelf vaak?
czego nigdy nie jesz
Lernen beginnen
wat eet je nooit?
dla zabawy
Lernen beginnen
voor de lol
czy posiłki są gorące czy zimne?
Lernen beginnen
zijn de maaltijden warm of koud?
ile posiłków jesz dziennie?
Lernen beginnen
hoeveel maaltijden eet je per dag?
brukselki
Lernen beginnen
spruitjes
piję wodę z lunchem
Lernen beginnen
ik drink water bij de lunch
jak często chodzisz do restauracji
Lernen beginnen
hoe vaak ga jij naar een restaurant
Nigdy nie jadłem tego tak słone.
Lernen beginnen
zo zout heb ik het nog nooit gegeten.
gram w piłkę nożną
Lernen beginnen
ik doen aan voetbal
gram w hokeja
Lernen beginnen
ik zit op hockey
idę na lekcję tenisa
Lernen beginnen
ik ga naar tennisles
Zajmuję się również fitnessem
Lernen beginnen
ik doe ook nog aan fitness
Jestem w klubie piłkarskim
Lernen beginnen
ik zit bij een voetbalclub
Jestem członkiem klubu hokejowego
Lernen beginnen
ik ben lid van een hockeyclub
Gram w siatkówkę w każdy weekend
Lernen beginnen
ik volleybal elk weekend
dzisiaj idę grać w tenisa
Lernen beginnen
vandaag ga ik tennisen
Idę pobiegać dwa razy w tygodniu
Lernen beginnen
twee keer per week ga ik hardlopen
Trenuję każdego dnia, kiedy muszę rozegrać mecz.
Lernen beginnen
ik traun iedere dag als ik een wedstrijd moet spelen.
idę na siłownię poćwiczyć
Lernen beginnen
ik ga naar sportschool om te sporten
wydawać
Lernen beginnen
besteden
wychodzić
Lernen beginnen
uitgaan
pływanie / (były, były) pływanie
Lernen beginnen
zwemmen/(hebben, zijn) gezwommen
żeglować
Lernen beginnen
zeilen
nurkować
Lernen beginnen
duiken
jeździć na rowerze
Lernen beginnen
fietsen
jeździć na łyżwach
Lernen beginnen
schaatsen
grac na gitarze
Lernen beginnen
gitaar spelen
grac na skrzypcach
Lernen beginnen
Viool spelen
śpiewać
Lernen beginnen
zingen
spiew
Lernen beginnen
de zang
chciałbym śpiewać
Lernen beginnen
ik zou willen zingen
tańczyć, tańczyć, tańczyć, tańczyć
Lernen beginnen
dansen, dans, dansten, hebben gedanst
nie lubię tanczyc
Lernen beginnen
ik houd niet van dansen
oglądać telewizję
Lernen beginnen
televisjekijken
read-h. Czytaj czytaj czytaj
Lernen beginnen
lezen-h. gelezen-las/lazen
iść do kina
Lernen beginnen
naar de bioscoop gaan
odwiedzić teatr
Lernen beginnen
het theater bezoeken
robić muzykę
Lernen beginnen
muziek maken
posłuchać muzyki
Lernen beginnen
naar muziek luisteren
wyjść na obiad
Lernen beginnen
uit eten gaan
Karty
Lernen beginnen
kaarten
fotografować
Lernen beginnen
fotograferen
malować
Lernen beginnen
schilderen
spacerować
Lernen beginnen
wandelen
sport / uprawianie sportu
Lernen beginnen
sporten/aan sport doen
grac w gry komputerowe
Lernen beginnen
computerspelletjes spelen
wybrać się na wycieczkę rowerową
Lernen beginnen
een fietstocht maken
Mogę teraz opisać mój dzień
Lernen beginnen
ik kan nu mijn dag omschrijven
wskazywać godziny i dni
Lernen beginnen
tijdstippen en dagdelen aangeven
Właśnie wstałem z łóżka.
Lernen beginnen
ik kom net uit bed.
bierzemy trzy ziemniaki na osobę
Lernen beginnen
we nemen drie aardappels per persoon
skladniki
Lernen beginnen
ingrediënten
on słucha muzyki
Lernen beginnen
hij luistert naar muziek
wyprowadzam psa
Lernen beginnen
ik wandel met de hond
sporadycznie
Lernen beginnen
af en toe
sporadycznie
Lernen beginnen
nu en dan
smakuje zupę solą i pieprzem
Lernen beginnen
hij brengt de soep op smaak met zout en peper
uczę się
Lernen beginnen
ik ben aan het studeren
on zmywa naczynia
Lernen beginnen
hij is bezig met afwassen
jutro będziemy gotować
Lernen beginnen
we gaan morgen samen koken
Usiądź
Lernen beginnen
ga maar zitten
chodź tu na chwilę
Lernen beginnen
kom eens even hier
pokroić mięso w steki
Lernen beginnen
snijd het vlees in strukjes
dziwny
Lernen beginnen
raar
to ta sama stara historia
Lernen beginnen
het is altijd hetzelfde liedje
jakie są Twoje zainteresowania?
Lernen beginnen
wat zijn je hobby's?
spędzasz dużo czasu na tych hobby?
Lernen beginnen
besteed je veel tijd aandeze hobby's?
jaką aktywność chciałbyś robić i dlaczego?
Lernen beginnen
welke activiteit wil je ookgraag doen en waarom?
jakiej działalności absolutnie nie chcesz robić i dlaczego nie?
Lernen beginnen
welke activiteit wil jeabsoluut niet doen en waarom niet?
chce spedzic dwa tygodnie w Niderlandach
Lernen beginnen
Ik wil twee weken in Nederland doorbrengen
Chcę jechać do Holandii
Lernen beginnen
Ik wil naar Nederland gaan
Chcę iść nad morze
Lernen beginnen
Ik wil naar de zee gaan

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.