Hoe gaat het?

 0    99 Datenblatt    przemyslawc8
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
wszystko
Lernen beginnen
alles
powrót do zdrowia
Lernen beginnen
beterschap
zajęty
Lernen beginnen
bezig
brat
Lernen beginnen
de broer
tam
Lernen beginnen
daar
zajęty
Lernen beginnen
druk
trochę
Lernen beginnen
een beetje
w końcu
Lernen beginnen
eindelijk
pozdrowienie
Lernen beginnen
de groet
pl. groeten
przyjemny
Lernen beginnen
lekker
chodzić
Lernen beginnen
lopen
matka
Lernen beginnen
de moeder
jutro
Lernen beginnen
morgen
paracetamol
Lernen beginnen
de paracetamol
super
Lernen beginnen
prima
wciąż
Lernen beginnen
steeds
irytujący
Lernen beginnen
vervelend
przyjaciel
Lernen beginnen
de vriend
przyjaciółka
Lernen beginnen
de vriendin
dlaczego
Lernen beginnen
waarom
ciepły
Lernen beginnen
warm
pogoda
Lernen beginnen
het weer
robić się
Lernen beginnen
worden
chory
Lernen beginnen
ziek
zbyt
Lernen beginnen
zo
słońce
Lernen beginnen
de zon
siostra
Lernen beginnen
de zus
wizyta
Lernen beginnen
het bezoek
wejść
Wejdź.
Lernen beginnen
binnenkomen
Kom binnen.
pić
Dużo śpi, chętnie pije.
Lernen beginnen
drinken
Hij slaapt veel, hij drinkt goed.
wyglądać
Dobrze wyglądasz.
Lernen beginnen
eruitzien
Je ziet er goed uit.
dawać
Daj tu swój płaszcz.
Lernen beginnen
geven
Geef je jas maar hier.
cały
Moja mama przychodzi w piątek na cały dzień.
Lernen beginnen
heel
Mijn moeder komt vrijdag de hele dag.
słyszeć
Hej, do usłyszenia.
Lernen beginnen
horen
Hé, ik hoor iets!
płakać
Dziecko mojej siostry dużo płacze i źle śpi.
Lernen beginnen
huilen
De baby van mijn zus huilt veel en slaapt niet goed.
kurtka
Podaj tutaj swój płaszcz.
Lernen beginnen
de jas
Geef je jas maar hier.
chłopiec
Lernen beginnen
de jongen
mały
Gdzie jest mały mężczyzna?
Lernen beginnen
klein
Waar is de kleine man?
kawa
Czego się napijesz? Kawy, herbaty?
Lernen beginnen
de koffie
Wat wil je? Koffie, thee?
śmiać się
Tak, często się uśmiecha.
Lernen beginnen
lachen
Ja, joh, hij lacht al veel.
kochany
On jest kochany.
Lernen beginnen
lief
Hij is heel lief!
mleko
Czarna czy z mlekiem?
Lernen beginnen
de melk
Zwart of met melk?
zmęczony
Moja siostra jest bardzo zmęczona.
Lernen beginnen
moe
Mijn zus is heel moe.
spać
On wciąż śpi.
Lernen beginnen
slapen
Hij slaapt nog.
cukier
Proszę czarną, bez cukru.
Lernen beginnen
de suiker
Zwart graag, zonder suiker.
herbata
Czego się napijesz? Kawy, herbaty?
Lernen beginnen
de thee
Wat wil je? Koffie, thee?
samemu
Nie wiem. A samemu co pijesz?
Lernen beginnen
zelf
Het maakt me niet uit. Wat drink je zelf?
siedzieć
Chodź, siadaj.
Lernen beginnen
zitten
Kom, ga zitten.
bez
Poproszę czarną, bez cukru.
Lernen beginnen
zonder
Zwart graag, zonder suiker.
czarny
Czarna czy z mlekiem?
Lernen beginnen
zwart
Zwart of met melk?
wieczór
W piątek wieczór w telewizji jest piłka nożna.
Lernen beginnen
de avond
Vrijdagavond is er voetbal op tv.
zaczynać
O ktorej to się zaczyna?
Lernen beginnen
beginnen
Hoe laat begint het?
rozumieć
Okej, rozumiem.
Lernen beginnen
begrijpen
Oké, ik begrijp het.
dzwonić
Lernen beginnen
bellen
piwo
Przyniosę piwo.
Lernen beginnen
het bier
Ik haal wel bier.
zostać
Zostanie tu spać.
Lernen beginnen
blijven
Ze blijft hier slapen.
ten
Lernen beginnen
deze
tamten
Zawsze jesteś taki zajęty tamtymi dziećmi.
Lernen beginnen
die
Je bent altijd zo druk met die kinderen van je.
naprawdę
Lernen beginnen
echt
jeść
Lisa idzie zjeść kolację z przyjaciółką.
Lernen beginnen
eten
Lisa gaat bij een vriendin eten.
wystarczająco
Nie, mam wystarczająco piwa.
Lernen beginnen
genoeg
Nee joh, ik heb genoeg bier.
przyjemny, wesoły
Tak, naprawdę przyjemnie.
Lernen beginnen
gezellig
Ja echt gezellig.
bardzo, cały
Jest bardzo kochany.
Lernen beginnen
heel
Hij is heel lief.
raz
Przyjdź innym razem.
Lernen beginnen
de keer
Kom maar een andere keer.
później
Do zobaczenia później.
Lernen beginnen
later
Tot later.
hałas
Czy słyszysz hałas?
Lernen beginnen
het lawaai
Hoor je het lawaai?
słuchać
Słuchaj chłopcze.
Lernen beginnen
luisteren
Luister jongen.
spokojny
Jest tu miło i spokojnie.
Lernen beginnen
rustig
Het is lekker rustig hier.
zapraszać
Lernen beginnen
uitnodigen
wakacje
W tym tygodniu są na wakacjach.
Lernen beginnen
de vakantie
Zij hebben vakantie deze week.
piłka nożna
W piątek wieczór w telewizji jest piłka nożna.
Lernen beginnen
het voetbal
Vrijdagavond is er voetbal op tv.
piątek
W piątek wieczór w telewizji jest piłka nożna.
Lernen beginnen
vrijdag
Vrijdagavond is er voetbal op tv.
znowu
Lernen beginnen
weer
poza domem
Moja dziewczyna jest poza domem.
Lernen beginnen
weg
Mijn vriendin is weg.
umówione
Fajnie, jesteśmy umówieni.
Lernen beginnen
afgesproken
Leuk, afgesproken.
umówione spotkanie
Mam umówione spotkanie kwadrans po dwunastej.
Lernen beginnen
de afspraak
Ik heb een afspraak om kwart over twaalf.
praca
Mam nową pracę!
Lernen beginnen
de baan
Ik heb een nieuwe baan!
wiadomość
Lernen beginnen
het bericht
zadowolony, szczęśliwy
Jestem naprawdę szczęśliwy.
Lernen beginnen
blij
Ik ben echt blij.
luty
Za miesiąc, w połowie lutego.
Lernen beginnen
februari
Over een maand, half februari.
impreza
Robisz imprezę?
Lernen beginnen
het feestje
Geef je nog een feestje?
składać życzenia, gratulować
Lernen beginnen
feliciteren
szybko
Idź szybko.
Lernen beginnen
gauw
Ga maar gauw.
wszystkiego najlepszego, gratulacje
Gratulacje! To są dobre wieści!
Lernen beginnen
gefeliciteerd
Gefeliciteerd! Dat is goed nieuws!
kopę lat
Cześć bella. Kopę lat!
Lernen beginnen
lang geleden
Hé, Bella. Dat is lang geleden!
styczeń
Dziś jest piętnasty stycznia.
Lernen beginnen
januari
Het is vandaag vijftien januari.
jubilat, mający urodziny
Dziś są moje urodziny.
Lernen beginnen
jarig
Ik ben vandaag jarig.
brzmieć
To brzmi dobrze.
Lernen beginnen
klinken
Dat klinkt goed.
dostawać
Właśnie dostałem wiadomość.
Lernen beginnen
krijgen
Ik krijg net een bericht.
może
Być może, jeszcze nie wiem.
Lernen beginnen
misschien
Misschien, ik weet het nog niet.
dopiero co, właśnie
Właśnie dostałem wiadomość.
Lernen beginnen
net
Ik krijg net een bericht.
wiadomości
To są dobre wieści!
Lernen beginnen
het nieuws
Dat is goed nieuws!
powodzenia
Powodzenia w nowej pracy.
Lernen beginnen
het succes
Veel succes met je nieuwe baan.
zaproszenie
Oczywiście dam ci zaproszenie.
Lernen beginnen
de uitnodiging
Je krijgt natuurlijk een uitnodiging dan.
dziś wieczorem
Jem dziś wieczorem kolację w Gustavino.
Lernen beginnen
vanavond
Ik ga vanavond in Gustavino eten.
dzisiaj, dziś
Mam dziś urodziny
Lernen beginnen
vandaag
Ik ben vandaag jarig.
urodziny
Wszystkiego najlepszego z okazji urodzin.
Lernen beginnen
de verjaardag
Fijne verjaardag.
następny, przyszły
Na pewno w przyszłym roku, będę wtedy miał 35 lat.
Lernen beginnen
volgend
Volgend jaar zeker, dan word ik 35.
z pewnością, na pewno
Hej Felix. To na pewno było dawno temu.
Lernen beginnen
zeker
Hé, Felix. Dat is zeker lang geleden.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.