lekcja 5

 0    143 Datenblatt    wiolciaf
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
kwijt zijn
Lernen beginnen
zgubić, nie mieć
meenemen
Lernen beginnen
brać ze sobą
verliezen
Lernen beginnen
zgubić
teruggaan
Lernen beginnen
wracać
onthouden
Lernen beginnen
zapamiętać
gebruiken
Lernen beginnen
używać
voetballen
Lernen beginnen
grać w piłkę nożną
de echtgenoot, de man
Lernen beginnen
mąż
de echtgenote, de vrouw
Lernen beginnen
żona
de grootvader, de opa
Lernen beginnen
dziadek
de oma, de grootmoeder
Lernen beginnen
babcia
de grootouders
Lernen beginnen
dziadkowie
de schoonvader
Lernen beginnen
teść
de schoonmoeder
Lernen beginnen
teściowa
de vader
Lernen beginnen
ojciec
de moeder
Lernen beginnen
matka
het echtpaar
Lernen beginnen
małżeństwo
de ouders
Lernen beginnen
rodzice
de zwager
Lernen beginnen
szwagier
de neef
Lernen beginnen
kuzyn
de nicht
Lernen beginnen
kuzynka
de schoonzus
Lernen beginnen
szwagierka
de dochter
Lernen beginnen
córka
de zoon
Lernen beginnen
syn
de broer
Lernen beginnen
brat
de zus
Lernen beginnen
siostra
de schoonouders
Lernen beginnen
teściowie
de schoonzoon
Lernen beginnen
zięć
de schoondochter
Lernen beginnen
synowa
de oom
Lernen beginnen
wujek
de tante
Lernen beginnen
ciocia
de kleinzoon
Lernen beginnen
wnuk
de kleindochter
Lernen beginnen
wnuczka
het kleinkind
Lernen beginnen
wnuk/wnuczka
verdrietig
Lernen beginnen
smutny
druk
Lernen beginnen
zajęty, głośny, ruchliwy, energiczny
netjes
Lernen beginnen
przyzwoity, porządny, poukładany
slordig
Lernen beginnen
niechlujny
grappig
Lernen beginnen
zabawny, śmieszny
stil
Lernen beginnen
cichy, cicho
sportief
Lernen beginnen
sportowy, wysportowany
realistisch
Lernen beginnen
realistyczny
niet sportief
Lernen beginnen
niewysportowany
onvriendelijk
Lernen beginnen
nieprzyjazny
beleefd
Lernen beginnen
uprzejmy, grzeczny
lief
Lernen beginnen
miły, grzeczny, kochany
optimistisch
Lernen beginnen
optymistyczny
serieus
Lernen beginnen
poważny
gek
Lernen beginnen
szalony, zwariowany
pessimistisch
Lernen beginnen
pesymistyczny
romantisch
Lernen beginnen
romantyczny
gevoelig
Lernen beginnen
wrażliwy, czuły, uczuciowy
saai
Lernen beginnen
nudny
onbeleefd
Lernen beginnen
niegrzeczny
gezellig
Lernen beginnen
przytulny, towarzyski
depressief
Lernen beginnen
depresyjny
dit
Lernen beginnen
ten, ta, to (blisko)
dat
Lernen beginnen
ten, ta, to (daleko) tamten, tamta, tamto
hoe ziet ze eruit?
Lernen beginnen
Jak ona wygląda?
hoe is ze?
Lernen beginnen
jaka ona jest?
hoe ben jij?
Lernen beginnen
Jaki jesteś? (pytanie o charakter)
inderdaad
Lernen beginnen
rzeczywiście, naprawdę
misschien
Lernen beginnen
może
aardig
Lernen beginnen
miły
een beetje
Lernen beginnen
trochę
heel
Lernen beginnen
bardzo
heel erg
Lernen beginnen
bardzo bardzo
helemaal niet
Lernen beginnen
Ani trochę, wcale nie, absolutnie nie
niet zo
Lernen beginnen
niezbyt, nie za bardzo
vrij, nogal
Lernen beginnen
całkiem, dość
erg
Lernen beginnen
bardzo, okropnie, strasznie
best wel
Lernen beginnen
tak sobie, jako tako
de sterren
Lernen beginnen
gwiazdy
slank
Lernen beginnen
szczupły
slim
Lernen beginnen
mądry, pojętny
volgens mij
Lernen beginnen
według mnie
doordat
Lernen beginnen
ponieważ, dlatego że, bo
dichtbij
Lernen beginnen
pod ręką, w zasięgu ręki
verder
Lernen beginnen
dalszy, dalej
branden
Lernen beginnen
palić się, płonąć
zwanger
Lernen beginnen
w ciąży
de zwangerschap
Lernen beginnen
ciąża
opruimen
Lernen beginnen
porządkować, układać
echt waar?
Lernen beginnen
naprawdę? serio?
uitrusten
Lernen beginnen
odpoczywać
want
Lernen beginnen
ponieważ, bo
in
Lernen beginnen
w
voor
Lernen beginnen
przed, z przodu, dla
door
Lernen beginnen
przez
om
Lernen beginnen
o, wokół
naar
Lernen beginnen
do (kierunek)
zonder
Lernen beginnen
bez
uit
Lernen beginnen
z
achter
Lernen beginnen
za, z tyłu
over
Lernen beginnen
po, o, za (np godz)
tegen
Lernen beginnen
przeciwko, przeciw, około(w przybliżeniu)
langs
Lernen beginnen
wzdłuż
tijdens
Lernen beginnen
podczas
naast
Lernen beginnen
obok
aan
Lernen beginnen
przy
bij
Lernen beginnen
u (kogoś), przy
sinds
Lernen beginnen
od (jakiegoś czasu)
op
Lernen beginnen
na
boven
Lernen beginnen
nad, na górze
binnen
Lernen beginnen
do środka, w środku
met
Lernen beginnen
z
na
Lernen beginnen
po
onder
Lernen beginnen
pod
buiten
Lernen beginnen
na zewnątrz, poza
tot
Lernen beginnen
do
via
Lernen beginnen
poprzez, za pośrednictwem
luisteren naar
Lernen beginnen
słuchać
gaan naar
Lernen beginnen
iść do
kijken naar
Lernen beginnen
oglądać, patrzeć
bang zijn voor
Lernen beginnen
bać się czegoś
klagen over
Lernen beginnen
narzekać na
lijken op
Lernen beginnen
być podobny do
stoppen met
Lernen beginnen
skończyć z czymś
beginnen met
Lernen beginnen
zacząć z
wachten op
Lernen beginnen
czekać na coś
praten met
Lernen beginnen
rozmawiać z kimś
praten over
Lernen beginnen
mówić o czymś
prachtig​
Lernen beginnen
wspaniały, piękny
het strand
Lernen beginnen
plaża
bezoeken
Lernen beginnen
odwiedzać, zwiedzać
uiteten
Lernen beginnen
jedzenie na mieście
feesten
Lernen beginnen
imprezować
de vriend
Lernen beginnen
przyjaciel
de vriendin
Lernen beginnen
przyjaciółka
de vrienden
Lernen beginnen
przyjaciele
de bioscoop
Lernen beginnen
kino
winkelen
Lernen beginnen
robić zakupy, chodzić po sklepach
schoonmaken
Lernen beginnen
czyścić, sprzątać
spelltje doen
Lernen beginnen
Grać w grę
de sleutel
Lernen beginnen
klucz
vervolgens
Lernen beginnen
następnie
andersom
Lernen beginnen
na odwrót, odwrotnie
de mens
Lernen beginnen
człowiek, osoba
het schilderij
Lernen beginnen
obraz
bezitten
Lernen beginnen
posiadać
het bezit
Lernen beginnen
posiadanie
de karaktereigenschappen
Lernen beginnen
cechy charakteru
hoe vind je het?
Lernen beginnen
jak ci się podoba?

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.