rozmówki 1

 0    54 Datenblatt    Mangel
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
jak się miewasz?
Lernen beginnen
hoe gaat het? (met jou)?
pani pozwoli, że się przedstawię
Lernen beginnen
kan ik me even voorstellen?
bardzo mi milo
Lernen beginnen
aangenaam
proszę bardzo (odpowiedz na dziekuje)
Lernen beginnen
grasz gedaan
nie ma za co
Lernen beginnen
geeft niet
dziękuję za informacje
Lernen beginnen
dank voor de informatie
tak, z przyjemnością
Lernen beginnen
Ja, met plezier
niestety nie
Lernen beginnen
Helaas niet
przykro mi
Lernen beginnen
Het spijt me
zapraszam Cię do mnie
Lernen beginnen
Ik nodig je bij mij uit
zapraszam Cię na kawę
Lernen beginnen
Ik nodig je uit op de koffie
szybkiego powrotu do zdrowia
Lernen beginnen
veel beterschap! / spodu herstel
szczęśliwej podróży!
Lernen beginnen
goede reis!
udanego weekendu!
Lernen beginnen
goed/ prettig weekend!
baw/cie się dobrze!
Lernen beginnen
veel plezier
powodzenia!
Lernen beginnen
succes!
na razie
Lernen beginnen
tot later
trzymaj się!
Lernen beginnen
hou je goed!
wiem
Lernen beginnen
Ik weet het
nie wiem
Lernen beginnen
Ik weet het niet
musze się chwilę nad tym zastanowic
Lernen beginnen
Ik moet er nog even over nadenken
rozumiesz mnie?
Lernen beginnen
begrijp je mij?
rozumiem
Lernen beginnen
Ik begrijp het
nie rozumiem
Lernen beginnen
Ik begrijp het niet
nie znam niderlandzkiego
Lernen beginnen
Ik spreek geen Nederlands
co powiedziałeś?
Lernen beginnen
wat hebt je gezegd?
proszę to powtórzyć?
Lernen beginnen
kun je dat herhalen?
czy możesz mi to przeliterowac/ napisać?
Lernen beginnen
kan je dat spellen/ opschrijven?
rozmowki
Lernen beginnen
woordenbookje
mieszkam w...
Lernen beginnen
Ik woon in...
... w akademiku
Lernen beginnen
... in een studentenhuis
... w apartamencie
Lernen beginnen
In een appartement...
... u rodziny
Lernen beginnen
... bij de familie
... w pensjonacie
Lernen beginnen
... in een pension
dokąd jedziesz?
Lernen beginnen
Waar gaat u naartoe?
jadę do Amsterdamu
Lernen beginnen
Ik ga naar Amsterdam
czym pani przyjedzie?
Lernen beginnen
hoe gaat u?
przyjadę ... autem/autostopem/ pociągiem
Lernen beginnen
i ga met de auto/ met de bus/ liften/ met de trein
czy dostanę się tam autobusem/ metrem/ na piechote/ tramwajem?
Lernen beginnen
kunt ik daar naartoe gaat met de bus/met de metro/ te voet/ met de tram
zabladzilam
Lernen beginnen
Ik ben de weg kwijt
gdzie jest dworzec autobusowy/ kolejowy/ lotnisko?
Lernen beginnen
waar is er een busstatikn / trein station / vliegveld?
czy mogę Ci przeszkodzić?
Lernen beginnen
mag ik je storen?
czy możesz mi powiedzieć...
Lernen beginnen
kan je me zeggen...?
czy możesz mi pomóc?
Lernen beginnen
kunt u mij helpen?
jestem zmeczona
Lernen beginnen
Ik ben moe
jestem chora
Lernen beginnen
Ik ben ziek
chciałabym odpocząć
Lernen beginnen
Ik wil wat rusten
zrobiło mi się slabo
Lernen beginnen
Ik voel me onwel
kręci mi się w glowie
Lernen beginnen
ik voel me draaierig
musze coś zjeść
Lernen beginnen
Ik moet iets eten
chciałabym się czegoś napić
Lernen beginnen
Ik will iets drinken
nie mogę
Lernen beginnen
Ik kan niet
nie mogę
Lernen beginnen
Ik mag niet
nie jestem upoważniony
Lernen beginnen
Ik heb geen volmach

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.