słówka busuu

 0    82 Datenblatt    marcinolszewski7
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
aangenaam
Lernen beginnen
miło cię poznać
acht
Lernen beginnen
8
alstublieft
Lernen beginnen
proszę
het bedrijf
Lernen beginnen
firma
een beetje
Lernen beginnen
trochę
België
Lernen beginnen
Belgia
Belgisch
Lernen beginnen
belg/belgijka
dankjewel
Lernen beginnen
Dziękuję Ci
dorp
Lernen beginnen
wioska
drie
Lernen beginnen
3
Duitsland
Lernen beginnen
Niemcy
één
Lernen beginnen
jeden
en jij?
Lernen beginnen
a ty?
en met jou?
Lernen beginnen
a co u Ciebie?
engeland
Lernen beginnen
Anglia
Frankrijk
Lernen beginnen
Francja
het gaat goed
Lernen beginnen
wporzadku.
geen probleem
Lernen beginnen
nie ma problemu
goedemiddag!
Lernen beginnen
dzień dobry!(po poludniu)
goedemorgen!
Lernen beginnen
dzień dobry! (rano)
goedenavond!
Lernen beginnen
dobry wieczór!
Hij is
Lernen beginnen
On jest
Hij werkt
Lernen beginnen
On pracuje
hoe gaat het?
Lernen beginnen
jak się masz?
Hoe heet ja?
Lernen beginnen
Jak masz na imię?
begrijp het niet
Lernen beginnen
nie rozumiem
ik ben
Lernen beginnen
jestem
ik ben administratief medewerker
Lernen beginnen
Jestem asystentem administracyjnym
ik ben dokter
Lernen beginnen
jestem lekarzem
ik ben leraar
Lernen beginnen
Jestem nauczycielem
Ik ben ober
Lernen beginnen
jestem kelnerem
ik ben student
Lernen beginnen
jestem studentem
Ik spreek Frans en Nederlands
Lernen beginnen
Mówię po francusku i niderlandzku
Ik spreek geen...
Lernen beginnen
Nie mówię po...
Ik studeer
Lernen beginnen
uczę się
ik werk
Lernen beginnen
pracuję
ik werk in een bank
Lernen beginnen
pracuję w banku
ik werk in een kantoor
Lernen beginnen
pracuję w biurze
Ik werk in een winkel
Lernen beginnen
Pracuje w sklepie
ik werk in een ziekenhuis
Lernen beginnen
pracuję w szpitalu
is zij Engels
Lernen beginnen
ona jest Angielką
ja
Lernen beginnen
tak
Japan
Lernen beginnen
Japonia
jij
Lernen beginnen
ty
kom uit
Lernen beginnen
pochodzić z...
Kun jij wat langzamer spreken?
Lernen beginnen
Czy możesz mówić trochę wolniej?
maneer
Lernen beginnen
pan
mevrouw
Lernen beginnen
Pani.
nee
Lernen beginnen
nie
negen
Lernen beginnen
9
nul
Lernen beginnen
zero
prima
Lernen beginnen
świetnie
radio's
Lernen beginnen
radia
sorry
Lernen beginnen
przepraszam
spreek zij duits?
Lernen beginnen
czy ona mówi po niemiecku?
spreken
Lernen beginnen
mówić
spreken jullie Frans
Lernen beginnen
czy mówisz po francusku
Stad
Lernen beginnen
Miasto
tien
Lernen beginnen
10
Turkije
Lernen beginnen
turcja
twee
Lernen beginnen
2
u
Lernen beginnen
Pan, Pani, Państwo
u bent
Lernen beginnen
jesteś
de Verenigde Staten
Lernen beginnen
Stany Zjednoczone
vier
Lernen beginnen
4
vijf
Lernen beginnen
5
Waar kom jij vandaan?
Lernen beginnen
Skąd pochodzisz?
Waar komen jullie vandaan?
Lernen beginnen
Skąd jesteście?
Waar werk jij?
Lernen beginnen
Gdzie pracujesz?
wat doe je?
Lernen beginnen
czym sie zajmujesz?
we zijn/ wij zijn
Lernen beginnen
jesteśmy
Welke taalen spreek jij?
Lernen beginnen
W jakich językach mówisz?
wij komen...
Lernen beginnen
My pochodzimy...
Wij zijn in Amsterdam.
Lernen beginnen
Jesteśmy w Amsterdamie.
ze zijn / zij zijn
Lernen beginnen
oni są/oni są
zes
Lernen beginnen
6
zeven
Lernen beginnen
7
Zij is/ze is
Lernen beginnen
Ona jest/ona jest
Zij is Amerikaans
Lernen beginnen
Ona jest Amerykanką
Zij komen uit Frankrijk
Lernen beginnen
oni Pochodzą z Francji
zij zijn Nederland
Lernen beginnen
oni sa Holandrami.
zijn
Lernen beginnen
jego

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.