Vocablist 30/8/20

 0    680 Datenblatt    sukhjeetreehal
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
15 minutes
Lernen beginnen
het kwartier
30 minutes
Lernen beginnen
een half uur
45 minutes
Lernen beginnen
drie kwartier
a
Lernen beginnen
een
a couple of
Lernen beginnen
een paar
a kind of
Lernen beginnen
een soort
about
Lernen beginnen
over
according to
Lernen beginnen
volgens
afraid / scared
Lernen beginnen
bang
afraid of
Lernen beginnen
bang voor
after
Lernen beginnen
na
after that
Lernen beginnen
daarna
again
Lernen beginnen
weer
against
Lernen beginnen
tegen
all (of) the
Lernen beginnen
alle
all sorts/kinds of
Lernen beginnen
allerlei
almost
Lernen beginnen
bijna
along
Lernen beginnen
langs
already
Lernen beginnen
al
also / too / as well
Lernen beginnen
ook
always
Lernen beginnen
altijd
American
Lernen beginnen
Amerikaans
another (a different)
Lernen beginnen
een ander(e)
another (one more)
Lernen beginnen
nog een
any more
Lernen beginnen
meer
approximately / about
Lernen beginnen
ongeveer
April
Lernen beginnen
april
Argentina
Lernen beginnen
Argentinië
around
Lernen beginnen
rond
at home
Lernen beginnen
thuis
at least
Lernen beginnen
tenminste
at night
Lernen beginnen
's nachts
at the office
Lernen beginnen
op kantoor
August
Lernen beginnen
augustus
average
Lernen beginnen
gemiddeld
awake
Lernen beginnen
wakker
away / gone
Lernen beginnen
weg
back
Lernen beginnen
terug
bad
Lernen beginnen
slecht
because of
Lernen beginnen
vanwege / wegens
before
Lernen beginnen
voor
behind
Lernen beginnen
achter
better
Lernen beginnen
beter
big / large
Lernen beginnen
groot
black
Lernen beginnen
zwart
blue
Lernen beginnen
blauw
both
Lernen beginnen
allebei
brave
Lernen beginnen
dapper / moedig
broken
Lernen beginnen
kapot / gebroken
brown
Lernen beginnen
bruin
by accident
Lernen beginnen
per ongeluk
by coincidence / coincidental(ly)
Lernen beginnen
toevallig
cheap
Lernen beginnen
goedkoop
clean
Lernen beginnen
schoon
clear(ly)
Lernen beginnen
duidelijk
cold
Lernen beginnen
koud
compared to
Lernen beginnen
vergeleken met
complicated
Lernen beginnen
ingewikkeld
confused
Lernen beginnen
in de war
current
Lernen beginnen
huidig
dangerous
Lernen beginnen
gevaarlijk
dark
Lernen beginnen
donker
different (compared to something else)
Lernen beginnen
anders
different (several)
Lernen beginnen
verschillend(e)
difficult
Lernen beginnen
moeilijk
dirty
Lernen beginnen
vies / vuil / smerig
disappointed
Lernen beginnen
teleurgesteld
disappointing
Lernen beginnen
teleurstellend
Don't worry.
Lernen beginnen
Maak je geen zorgen.
down
Lernen beginnen
omlaag / naar beneden
during
Lernen beginnen
tijdens
during the day
Lernen beginnen
overdag
Dutch
Lernen beginnen
Nederlands
each
Lernen beginnen
elk(e)
each other
Lernen beginnen
elkaar
early
Lernen beginnen
vroeg
east
Lernen beginnen
oost
easy
Lernen beginnen
makkelijk
economic
Lernen beginnen
economisch
else
Lernen beginnen
anders
emerging markets
Lernen beginnen
opkomende markten
enough
Lernen beginnen
genoeg
especially / mainly / mostly
Lernen beginnen
vooral
even
Lernen beginnen
zelfs
even though
Lernen beginnen
ook al
every
Lernen beginnen
ieder(e)
everybody
Lernen beginnen
iedereen
everything
Lernen beginnen
alles
everywhere
Lernen beginnen
overal
exciting
Lernen beginnen
spannend
expecting
Lernen beginnen
in verwachting
expensive
Lernen beginnen
duur
fantastic
Lernen beginnen
fantastisch
fast / quick(ly)
Lernen beginnen
snel / vlug
fat
Lernen beginnen
dik
February
Lernen beginnen
februari
finally
Lernen beginnen
eindelijk
fine
Lernen beginnen
prima
flexible
Lernen beginnen
flexibel
for example
Lernen beginnen
bijvoorbeeld
for the first time
Lernen beginnen
voor het eerst
for the last time
Lernen beginnen
voor het laatst
forever
Lernen beginnen
voor altijd
fortunately / luckily
Lernen beginnen
gelukkig
France
Lernen beginnen
Frankrijk
French
Lernen beginnen
Frans
from (a place)
Lernen beginnen
uit
funny
Lernen beginnen
grappig
Germany
Lernen beginnen
Duitsland
good
Lernen beginnen
goed
green
Lernen beginnen
groen
grey
Lernen beginnen
grijs
hardly / barely
Lernen beginnen
nauwelijks
have been
Lernen beginnen
zijn geweest
he
Lernen beginnen
hij
he has
Lernen beginnen
hij heeft
he is
Lernen beginnen
hij is
healthy
Lernen beginnen
gezond
heavy
Lernen beginnen
zwaar
her
Lernen beginnen
haar
here
Lernen beginnen
hier
high
Lernen beginnen
hoog
him
Lernen beginnen
hem
his
Lernen beginnen
z'n
holy
Lernen beginnen
heilig
home (direction)
Lernen beginnen
naar huis
honest / fair
Lernen beginnen
eerlijk
hot
Lernen beginnen
heet
how
Lernen beginnen
hoe
I
Lernen beginnen
ik
I am
Lernen beginnen
ik ben
I don't know.
Lernen beginnen
Ik weet het niet.
I don't remember.
Lernen beginnen
Ik weet het niet meer.
I forgot.
Lernen beginnen
Ik ben het vergeten.
I have
Lernen beginnen
ik heb
I have been...
Lernen beginnen
Ik ben ... geweest.
I think so.
Lernen beginnen
Ik denk van wel.
if
Lernen beginnen
als (subclause)
I'm not sure.
Lernen beginnen
Ik weet het niet zeker.
I'm worried.
Lernen beginnen
Ik maak me zorgen.
immediately
Lernen beginnen
meteen
important
Lernen beginnen
belangrijk
impressed
Lernen beginnen
onder de indruk
impressive
Lernen beginnen
indrukwekkend
in [time]
Lernen beginnen
over [time]
in Dutch
Lernen beginnen
in het Nederlands
in front of
Lernen beginnen
voor
in the afternoon
Lernen beginnen
's middags
in the end
Lernen beginnen
uiteindelijk
in the evening
Lernen beginnen
's avonds
in the morning
Lernen beginnen
's morgens / 's ochtends
in the past
Lernen beginnen
vroeger
in the world
Lernen beginnen
ter wereld
incredible
Lernen beginnen
ongelooflijk
Indian
Lernen beginnen
Indiaas
inside
Lernen beginnen
(naar) binnen
instead of
Lernen beginnen
in plaats van
involved in
Lernen beginnen
betrokken bij
Is that right?
Lernen beginnen
Klopt dat?
it
Lernen beginnen
het
It doesn't matter. (no difference)
Lernen beginnen
Het maakt niet uit.
It doesn't matter. (not so bad)
Lernen beginnen
Het geeft niet.
it has
Lernen beginnen
het heeft
it is
Lernen beginnen
het is
its
Lernen beginnen
z'n
It's my birthday.
Lernen beginnen
Ik ben jarig.
January
Lernen beginnen
januari
July
Lernen beginnen
juli
June
Lernen beginnen
juni
just (recently)
Lernen beginnen
net
just like
Lernen beginnen
net als
last Sunday
Lernen beginnen
afgelopen zondag
last/next week
Lernen beginnen
vorige/volgende week
last/next year
Lernen beginnen
vorig/volgend jaar
less
Lernen beginnen
minder
like / such as
Lernen beginnen
zoals
limited
Lernen beginnen
beperkt
little / few
Lernen beginnen
weinig
low
Lernen beginnen
laag
March
Lernen beginnen
maart
May
Lernen beginnen
mei
maybe
Lernen beginnen
misschien
me
Lernen beginnen
me
mediocre
Lernen beginnen
middelmatig
million
Lernen beginnen
miljoen
minus
Lernen beginnen
min
most of the time
Lernen beginnen
meestal
much / many / a lot (of)
Lernen beginnen
veel
my
Lernen beginnen
m'n
natural(ly)
Lernen beginnen
natuurlijk
near(by) / close to
Lernen beginnen
dichtbij
never
Lernen beginnen
nooit
new
Lernen beginnen
nieuw
nice (friendly)
Lernen beginnen
aardig
nice (fun)
Lernen beginnen
leuk
nice (pleasant)
Lernen beginnen
fijn / prettig
nice (pretty)
Lernen beginnen
mooi
nice (tasty)
Lernen beginnen
lekker
no...
Lernen beginnen
geen...
nobody
Lernen beginnen
niemand
north
Lernen beginnen
noord
north of
Lernen beginnen
ten noorden van
northern
Lernen beginnen
noordelijk
not even
Lernen beginnen
niet eens
not yet
Lernen beginnen
nog niet
nothing
Lernen beginnen
niks
nowhere
Lernen beginnen
nergens
often
Lernen beginnen
vaak
old
Lernen beginnen
oud
on (top of)
Lernen beginnen
op
on purpose
Lernen beginnen
expres / met opzet
one
Lernen beginnen
één
only (little/few)
Lernen beginnen
maar
only / alone
Lernen beginnen
alleen
orange
Lernen beginnen
oranje
original
Lernen beginnen
oorspronkelijk
other
Lernen beginnen
andere
our
Lernen beginnen
onze/ons (de/het)
outside
Lernen beginnen
(naar) buiten
passed away
Lernen beginnen
overleden
patient
Lernen beginnen
geduldig
pink
Lernen beginnen
roze
pointless
Lernen beginnen
zinloos
political
Lernen beginnen
politiek
poor
Lernen beginnen
arm
possible
Lernen beginnen
mogelijk
pregnant
Lernen beginnen
zwanger
probably
Lernen beginnen
waarschijnlijk
public
Lernen beginnen
openbaar
purple
Lernen beginnen
paars
quiet
Lernen beginnen
rustig
rainy
Lernen beginnen
regenachtig
rather
Lernen beginnen
nogal
ready / done / finished
Lernen beginnen
klaar
real(ly)
Lernen beginnen
echt
reasonable (-bly)
Lernen beginnen
redelijk
red
Lernen beginnen
rood
relaxed
Lernen beginnen
ontspannen
responsible
Lernen beginnen
verantwoordelijk
rich
Lernen beginnen
rijk
Russia
Lernen beginnen
Rusland
Russian
Lernen beginnen
Russisch
salty
Lernen beginnen
zout
satisfied
Lernen beginnen
tevreden
serious
Lernen beginnen
serieus / ernstig
sharp
Lernen beginnen
scherp
she
Lernen beginnen
ze
she has
Lernen beginnen
ze heeft
she is
Lernen beginnen
ze is
sick
Lernen beginnen
ziek
slow(ly)
Lernen beginnen
langzaam
small
Lernen beginnen
klein
smart
Lernen beginnen
slim
some (a quantity of)
Lernen beginnen
wat
some (out of a group)
Lernen beginnen
sommige
somebody
Lernen beginnen
iemand
something
Lernen beginnen
iets
something [adj]
Lernen beginnen
iets [adj]s
sometimes
Lernen beginnen
soms
somewhere
Lernen beginnen
ergens
soon
Lernen beginnen
snel
sour
Lernen beginnen
zuur
south
Lernen beginnen
zuid
special
Lernen beginnen
bijzonder (bie-)
spicy
Lernen beginnen
pittig
still
Lernen beginnen
nog / nog steeds
strange
Lernen beginnen
vreemd
strict
Lernen beginnen
streng
strong
Lernen beginnen
sterk
such a
Lernen beginnen
zo’n
suitable
Lernen beginnen
geschikt
Sunday after next
Lernen beginnen
volgende week zondag
surprised
Lernen beginnen
verrast
surprising
Lernen beginnen
verrassend
sweet
Lernen beginnen
zoet
that (de word)
Lernen beginnen
die
that (het word)
Lernen beginnen
dat
That depends.
Lernen beginnen
Dat hangt ervanaf.
That’s right.
Lernen beginnen
Dat klopt.
the (exchange) rate
Lernen beginnen
de (wissel) koers
the accident
Lernen beginnen
het ongeluk
the advantage
Lernen beginnen
het voordeel
the afternoon
Lernen beginnen
de middag
the air / the sky
Lernen beginnen
de lucht
the airport
Lernen beginnen
het vliegveld
the American
Lernen beginnen
de Amerikaan
the animal
Lernen beginnen
het dier
the answer
Lernen beginnen
het antwoord
the apartment
Lernen beginnen
het appartement
the appreciation
Lernen beginnen
de waardering
the arm
Lernen beginnen
de arm
the art
Lernen beginnen
de kunst
the asset management
Lernen beginnen
het vermogensbeheer
the asset manager
Lernen beginnen
de vermogensbeheerder
the aunt
Lernen beginnen
de tante
the autumn / the fall
Lernen beginnen
de herfst / het najaar
the average
Lernen beginnen
het gemiddelde
the back
Lernen beginnen
de rug
the beginning
Lernen beginnen
het begin
the birth
Lernen beginnen
de geboorte
the birthday
Lernen beginnen
de verjaardag
the body
Lernen beginnen
het lichaam
the book
Lernen beginnen
het boek
the border / the limit
Lernen beginnen
de grens
the boss
Lernen beginnen
de baas
the boy
Lernen beginnen
de jongen
the branch
Lernen beginnen
de tak
the breakfast
Lernen beginnen
het ontbijt
the bridge
Lernen beginnen
de brug
the brother
Lernen beginnen
de broer
the building
Lernen beginnen
het gebouw
the butterfly
Lernen beginnen
de vlinder
the case
Lernen beginnen
het geval
the chance / the opportunity
Lernen beginnen
de kans
the cheek
Lernen beginnen
de wang
the choice
Lernen beginnen
de keuze
the city
Lernen beginnen
de stad
the coincidence
Lernen beginnen
het toeval
the colour
Lernen beginnen
de kleur
the community
Lernen beginnen
de gemeenschap
the country
Lernen beginnen
het land
the course
Lernen beginnen
de cursus
the cream
Lernen beginnen
de room
the danger
Lernen beginnen
het gevaar
the day
Lernen beginnen
de dag
the debt
Lernen beginnen
de schuld
the degree
Lernen beginnen
de graad
the delivery (childbirth)
Lernen beginnen
de bevalling
the design
Lernen beginnen
het ontwerp
the development
Lernen beginnen
de ontwikkeling
the dinner
Lernen beginnen
het avondeten
the disadvantage
Lernen beginnen
het nadeel
the disappointment
Lernen beginnen
de teleurstelling
the disaster
Lernen beginnen
de ramp
the disease
Lernen beginnen
de ziekte
the dish
Lernen beginnen
het gerecht
the distance
Lernen beginnen
de afstand
the doctor
Lernen beginnen
de arts
the domestic politics
Lernen beginnen
de binnenlandse politiek
the door
Lernen beginnen
de deur
the ear
Lernen beginnen
het oor
the education
Lernen beginnen
de opleiding
the elections
Lernen beginnen
de verkiezingen
the embassy
Lernen beginnen
de ambassade
the end
Lernen beginnen
het eind
the evening
Lernen beginnen
de avond
the example
Lernen beginnen
het voorbeeld
the exercise
Lernen beginnen
de oefening
the experience
Lernen beginnen
de ervaring
the expression
Lernen beginnen
de uitdrukking
the eye
Lernen beginnen
het oog
the face
Lernen beginnen
het gezicht
the failure
Lernen beginnen
de mislukking
the fall
Lernen beginnen
de daling
the family (extended)
Lernen beginnen
de familie
the family (that shares a house)
Lernen beginnen
het gezin
the first...
Lernen beginnen
de/het eerste...
the flag
Lernen beginnen
de vlag
the floor (storey)
Lernen beginnen
de verdieping
the food
Lernen beginnen
het eten
the foot
Lernen beginnen
de voet
the foreign politics
Lernen beginnen
de buitenlandse politiek
the forest
Lernen beginnen
het bos
the friend
Lernen beginnen
de vriend
the furniture
Lernen beginnen
de meubels
the game
Lernen beginnen
het spel
the garden
Lernen beginnen
de tuin
the girl
Lernen beginnen
het meisje
the glasses
Lernen beginnen
de bril
the hair
Lernen beginnen
het haar
the half
Lernen beginnen
de helft
the hand
Lernen beginnen
de hand
the head
Lernen beginnen
het hoofd
the help
Lernen beginnen
de hulp
the history
Lernen beginnen
de geschiedenis
the hole
Lernen beginnen
het gat
the horse
Lernen beginnen
het paard
the hour
Lernen beginnen
het uur (no plural!)
the house
Lernen beginnen
het huis
the idea
Lernen beginnen
het idee
the impression
Lernen beginnen
de indruk
the influence
Lernen beginnen
de invloed
the interest (rate)
Lernen beginnen
de rente
the investment
Lernen beginnen
de investering / de belegging
the investor
Lernen beginnen
de investeerder / de belegger
the invitation
Lernen beginnen
de uitnodiging
the island
Lernen beginnen
het eiland
the jacket / coat
Lernen beginnen
de jas
the job
Lernen beginnen
de baan
the kitchen
Lernen beginnen
de keuken
the last...
Lernen beginnen
de/het laatste...
the law
Lernen beginnen
de wet
the leg
Lernen beginnen
het been
the lie
Lernen beginnen
de leugen
the lobster
Lernen beginnen
de kreeft
the lunch
Lernen beginnen
de lunch
the map
Lernen beginnen
de kaart
the marriage
Lernen beginnen
het huwelijk
the match / the game
Lernen beginnen
de wedstrijd
the matter / the issue
Lernen beginnen
de kwestie / de zaak
the meal
Lernen beginnen
de maaltijd
the meeting (gathering)
Lernen beginnen
de vergadering
the member(s)
Lernen beginnen
het lid - de leden
the Middle-East
Lernen beginnen
het Midden-Oosten
the minute
Lernen beginnen
de minuut
the mistake
Lernen beginnen
de fout / de vergissing
the month
Lernen beginnen
de maand
the moon
Lernen beginnen
de maan
the morning
Lernen beginnen
de morgen / de ochtend
the neighbourhood
Lernen beginnen
de buurt
the Netherlands
Lernen beginnen
Nederland
the news
Lernen beginnen
het nieuws
the night
Lernen beginnen
de nacht
the nineties
Lernen beginnen
de jaren negentig
the north
Lernen beginnen
het noorden
the nose
Lernen beginnen
de neus
the office
Lernen beginnen
het kantoor
the only...
Lernen beginnen
de/het enige...
the opposite of ‘not’
Lernen beginnen
wel
the owner
Lernen beginnen
de eigenaar
the pants
Lernen beginnen
de broek
the parents
Lernen beginnen
de ouders
the part
Lernen beginnen
het deel
the party
Lernen beginnen
het feest(je)
the patience
Lernen beginnen
het geduld
the people
Lernen beginnen
de mensen
the piece
Lernen beginnen
het stuk
the plan
Lernen beginnen
het plan
the police officer
Lernen beginnen
de agent
the policy
Lernen beginnen
het beleid
the pregnancy
Lernen beginnen
de zwangerschap
the problem
Lernen beginnen
het probleem
the profit
Lernen beginnen
de winst
the quarter
Lernen beginnen
het kwart
the question
Lernen beginnen
de vraag
the reason
Lernen beginnen
de reden
the responsibility
Lernen beginnen
de verantwoordelijkheid
the rise
Lernen beginnen
de stijging
the road
Lernen beginnen
de weg
the roof
Lernen beginnen
het dak
the rule
Lernen beginnen
de regel
the saint
Lernen beginnen
de heilige
the same (as)
Lernen beginnen
hetzelfde (als)
the same...
Lernen beginnen
dezelfde/hetzelfde...
the sea
Lernen beginnen
de zee
the season
Lernen beginnen
het seizoen
the sentence
Lernen beginnen
de zin
the shadow / the shade
Lernen beginnen
de schaduw
the shirt
Lernen beginnen
het overhemd
the shoes
Lernen beginnen
de schoenen
the side
Lernen beginnen
de kant
the singer
Lernen beginnen
de zanger(es)
the sister
Lernen beginnen
de zus
the snow
Lernen beginnen
de sneeuw
the solution
Lernen beginnen
de oplossing
the sound
Lernen beginnen
het geluid
the sound (intentional)
Lernen beginnen
de klank
the source
Lernen beginnen
de bron
the space
Lernen beginnen
de ruimte
the spring
Lernen beginnen
de lente / het voorjaar
the star
Lernen beginnen
de ster
the stomach
Lernen beginnen
de buik
the story
Lernen beginnen
het verhaal
the success
Lernen beginnen
het succes
the support
Lernen beginnen
de steun
the surprise
Lernen beginnen
de verrassing
the sweater
Lernen beginnen
de trui
the task
Lernen beginnen
de taak
the theme
Lernen beginnen
het thema
the thing
Lernen beginnen
het ding
the time (clock)
Lernen beginnen
de tijd
the time (occurance)
Lernen beginnen
de keer (no plural)
the towel
Lernen beginnen
de handdoek
the town
Lernen beginnen
het stadje
the tree
Lernen beginnen
de boom
the UK
Lernen beginnen
Engeland
the umbrella
Lernen beginnen
de paraplu
the uncle
Lernen beginnen
de oom
the US
Lernen beginnen
de VS
the value / the worth
Lernen beginnen
de waarde
the village
Lernen beginnen
het dorp
the visit
Lernen beginnen
het bezoek
the war
Lernen beginnen
de oorlog
the watch
Lernen beginnen
het horloge
the water
Lernen beginnen
het water
the way
Lernen beginnen
de manier
the weather
Lernen beginnen
het weer
the wedding
Lernen beginnen
de bruiloft
the week
Lernen beginnen
de week
the world
Lernen beginnen
de wereld
the year
Lernen beginnen
het jaar (no plural!)
their
Lernen beginnen
hun
them
Lernen beginnen
ze
there
Lernen beginnen
daar
there are
Lernen beginnen
er zijn
there is
Lernen beginnen
er is
these
Lernen beginnen
deze
they
Lernen beginnen
ze
they are
Lernen beginnen
ze zijn
they have
Lernen beginnen
ze hebben
thin
Lernen beginnen
dun
this (de word)
Lernen beginnen
deze
this (het word or no noun)
Lernen beginnen
dit
this afternoon
Lernen beginnen
vanmiddag
this morning
Lernen beginnen
vanmorgen / vanochtend
this Sunday
Lernen beginnen
komende zondag
those
Lernen beginnen
die
through
Lernen beginnen
door
till / until
Lernen beginnen
tot
to (a place)
Lernen beginnen
naar
to appreciate
Lernen beginnen
waarderen
to arrange / organize
Lernen beginnen
regelen
to ask
Lernen beginnen
vragen
to ask a question
Lernen beginnen
een vraag stellen
to be able to / can
Lernen beginnen
kunnen (ik/hij/ze/het kan)
to be about
Lernen beginnen
gaan over
to be allowed to / may
Lernen beginnen
mogen (ik/je/hij/ze/het mag)
to be called
Lernen beginnen
heten
to be crazy about
Lernen beginnen
zijn gek op
to be from a place
Lernen beginnen
komen uit
to be unnecessary
Lernen beginnen
hoeven + niet/geen
to become
Lernen beginnen
worden (werd - is geworden)
to begin (to) / to start (to)
Lernen beginnen
beginnen (+ te + infinitive)
to believe
Lernen beginnen
geloven
to borrow
Lernen beginnen
lenen
to breathe
Lernen beginnen
ademhalen
to bring
Lernen beginnen
brengen
to build
Lernen beginnen
bouwen
to buy
Lernen beginnen
kopen (kocht - h. gekocht)
to call
Lernen beginnen
noemen
to catch
Lernen beginnen
vangen
to celebrate
Lernen beginnen
vieren
to choose
Lernen beginnen
kiezen (koos - h. gekozen)
to compare
Lernen beginnen
vergelijken
to compare (to)
Lernen beginnen
vergelijken (met)
to consider
Lernen beginnen
overwegen
to continue
Lernen beginnen
doorgaan
to create
Lernen beginnen
creëren
to discover
Lernen beginnen
ontdekken
to divide
Lernen beginnen
verdelen
to do
Lernen beginnen
doen
to do groceries
Lernen beginnen
boodschappen doen
to explain
Lernen beginnen
uitleggen (separable)
to fight
Lernen beginnen
vechten
to fit
Lernen beginnen
passen
to force
Lernen beginnen
dwingen
to get
Lernen beginnen
krijgen
to give
Lernen beginnen
geven
to go
Lernen beginnen
gaan
to grow
Lernen beginnen
groeien
to have breakfast
Lernen beginnen
ontbijten
to have lunch
Lernen beginnen
lunchen
to have to / to need to / should / must
Lernen beginnen
moeten
to hear
Lernen beginnen
horen
to influence
Lernen beginnen
beïnvloeden
to invest
Lernen beginnen
investeren / beleggen
to invite
Lernen beginnen
uitnodigen (separable)
to jump
Lernen beginnen
springen
to keep
Lernen beginnen
houden
to know (information)
Lernen beginnen
weten
to know (people or things)
Lernen beginnen
kennen
to last for / to take time
Lernen beginnen
duren
to lead
Lernen beginnen
leiden
to let
Lernen beginnen
laten
to lie
Lernen beginnen
liggen
to like (to do something)
Lernen beginnen
[verb] graag
to like / to love (something/somebody)
Lernen beginnen
vinden ... leuk / houden van...
to listen (to)
Lernen beginnen
luisteren (naar)
to live
Lernen beginnen
leven
to live (in a house)
Lernen beginnen
wonen
to look (a certain way)
Lernen beginnen
zien er(...)uit
to look (at) / to watch
Lernen beginnen
kijken (naar)
to look for
Lernen beginnen
zoeken
to look like
Lernen beginnen
lijken op
to make
Lernen beginnen
maken
to mean (what someone means)
Lernen beginnen
bedoelen
to mean (what something means)
Lernen beginnen
betekenen
to measure
Lernen beginnen
meten
to meet
Lernen beginnen
ontmoeten
to move (oneself)
Lernen beginnen
bewegen
to need (something)
Lernen beginnen
hebben ... nodig
to order
Lernen beginnen
bestellen
to participate
Lernen beginnen
meedoen / deelnemen (both separable)
to play
Lernen beginnen
spelen
to pull
Lernen beginnen
trekken
to reach / to achieve
Lernen beginnen
bereiken
to read
Lernen beginnen
lezen
to recognize (by)
Lernen beginnen
herkennen (aan)
to remove
Lernen beginnen
weghalen / verwijderen
to say
Lernen beginnen
zeggen (zei(den) - h. gezegd)
to see
Lernen beginnen
zien
to seem / to appear
Lernen beginnen
lijken
to sell
Lernen beginnen
verkopen (verkocht - h. verkocht)
to send
Lernen beginnen
sturen
to share
Lernen beginnen
delen
to show
Lernen beginnen
laten zien
to sign up
Lernen beginnen
je aanmelden / je opgeven
to sit
Lernen beginnen
zitten
to smell
Lernen beginnen
ruiken
to speak
Lernen beginnen
spreken
to spend (money)
Lernen beginnen
uitgeven
to stand
Lernen beginnen
staan
to start / to begin
Lernen beginnen
beginnen (+ te + inf)
to stay
Lernen beginnen
blijven
to supply
Lernen beginnen
leveren
to support
Lernen beginnen
steunen
to survive
Lernen beginnen
overleven
to take
Lernen beginnen
nemen
to take care of
Lernen beginnen
zorgen voor
to take place
Lernen beginnen
vinden plaats
to talk
Lernen beginnen
praten
to tell
Lernen beginnen
vertellen
to think (about)
Lernen beginnen
denken
to think (to give prolonged thought)
Lernen beginnen
nadenken
to throw
Lernen beginnen
gooien
to try
Lernen beginnen
proberen + te + inf
to understand
Lernen beginnen
begrijpen
to use
Lernen beginnen
gebruiken
to vote
Lernen beginnen
stemmen
to wake up
Lernen beginnen
wakker worden
to walk
Lernen beginnen
lopen
to want
Lernen beginnen
willen (hij/ze/het wil!)
to warn
Lernen beginnen
waarschuwen
to wear
Lernen beginnen
dragen
to weigh
Lernen beginnen
wegen
to work
Lernen beginnen
werken
to write
Lernen beginnen
schrijven
today
Lernen beginnen
vandaag
today (nowadays)
Lernen beginnen
tegenwoordig
together
Lernen beginnen
samen
tomorrow
Lernen beginnen
morgen
tonight
Lernen beginnen
vanavond
tonight (past midnight)
Lernen beginnen
vannacht
too
Lernen beginnen
te
trust / faith / confidence
Lernen beginnen
vertrouwen
unfortunately
Lernen beginnen
jammer genoeg / helaas
up
Lernen beginnen
omhoog / naar boven
us
Lernen beginnen
ons
useful
Lernen beginnen
nuttig
usually
Lernen beginnen
normaal
very
Lernen beginnen
heel
was - were
Lernen beginnen
was - waren
we
Lernen beginnen
we
we are
Lernen beginnen
we zijn
we have
Lernen beginnen
we hebben
We shall see.
Lernen beginnen
We zullen zien.
well...
Lernen beginnen
nou...
west
Lernen beginnen
west
what
Lernen beginnen
wat
What else?
Lernen beginnen
Wat nog meer?
What is ... called?
Lernen beginnen
Hoe heet ...?
what kind/sort of
Lernen beginnen
wat voor
what time
Lernen beginnen
hoe laat
when
Lernen beginnen
wanneer
when (past)
Lernen beginnen
toen (subclause!)
when (present/future)
Lernen beginnen
als (subclause!)
where
Lernen beginnen
waar
which
Lernen beginnen
welke
while
Lernen beginnen
terwijl
white
Lernen beginnen
wit
who
Lernen beginnen
wie
whole
Lernen beginnen
hele
why
Lernen beginnen
waarom
will be
Lernen beginnen
worden
with
Lernen beginnen
met
without
Lernen beginnen
zonder
worried
Lernen beginnen
bezorgd
worse
Lernen beginnen
erger
would
Lernen beginnen
zou / zouden
wrong
Lernen beginnen
fout / verkeerd
yellow
Lernen beginnen
geel
yesterday
Lernen beginnen
gisteren
you
Lernen beginnen
je
you (plural)
Lernen beginnen
jullie
you (plural) are
Lernen beginnen
jullie zijn
you (plural) have
Lernen beginnen
jullie hebben
you are
Lernen beginnen
je bent
you have
Lernen beginnen
je hebt
young
Lernen beginnen
jong
your
Lernen beginnen
je

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.