das Wörterbuch Polnisch Minus niederländisch

język polski - Nederlands, Vlaams

który Holländisch:

1. welk


Uit welk land kom je?
Welk is het dichtst bevolkte werelddeel?
Naar welk nummer moet ik bellen bij een ongeval?
Volgens mij brengt pure meditatie je meer tot rust dan eender welk geneesmiddel.
Welk team zal winnen?
Welk seizoen heeft uw voorkeur?
Welk is uw favoriete televisieprogramma?
Op welk perron bevindt het zich?
Ik denk dat een film interessanter is dan welk boek ook.
Welk een verrassing u hier te zien!
In welk jaar hij geboren is, dat heeft hij niet gezegd.
Uit welk station vertrekt de trein?
Welk verschil is er tussen een dorp en een stad?
Welk soort programma's zou je willen beluisteren op Esperantotalige radiozenders?

2. hetgeen