das Wörterbuch Polnisch Minus niederländisch

język polski - Nederlands, Vlaams

umieć Holländisch:

1. kunnen


Toen ik haar vroeg naar haar werk zei ze dat het te ingewikkeld was om daar kort iets over te kunnen zeggen.
Kunnen we praten?
Dat u zo'n end niet meer kan lopen is toch niks om u voor te schamen?! Je zal ze de kost moeten geven die op uw leeftijd überhaupt niet meer kunnen lopen.
De prins vond, dat een dergelijke bekwaamheid meer waard was dan om het even wat men als bruidsschat zou kunnen geven aan een meisje. Hij bracht ze naar het paleis van zijn vader, de koning, waar ze met hem trouwde.
's Nachts zet ik mijn paprikaplantjes bij het open raam, zodat ze een beetje kunnen harden voor ik ze buiten poot, want ze hebben nu nog zulke dunne steeltjes.
Als jullie de lessen van het seminar "Corruptiebestrijding binnen het bedrijf" niet willen volgen, kunnen jullie ook 200 hryvnia betalen en het certificaat gewoon zo ontvangen.
Eventueel zou het ook kunnen werken als je eerst zeer aandachtig de lijst zinnen doorloopt en daarna oefent met de 'typ'-methode.
Wiskunde is het deel van de wetenschap waarmee je je nog steeds zou kunnen bezighouden als je 's morgens wakker zou worden en zou merken dat het heelal er niet meer is.
Om computerlinguïstiek te kunnen studeren moet men meerdere talen kennen, maar ook goed met computers kunnen omgaan.
De gelijkberechtiging en het behoud van de talen zouden enkel kunnen gegarandeerd worden, indien de Europese Unie een neutrale, gemakkelijk te leren, geleidelijk invoerbare brugtaal zou aannemen als hulptaal tussen zijn volkeren.
Aan de kabelbaan hangen cabines waarin plaats is voor vier personen. De skistokken dient men bij zich te houden; de ski's kunnen in de daarvoor bestemde houders aan de achterkant van de cabine geplaatst worden.
Dit kerkhof heeft zelfs een eigen site, en daarop staat een pagina "Nieuws". Kunnen jullie het je voorstellen, nieuws van de begraafplaats?!
Alleen door alle atoomwapens te verbieden kunnen we allemaal samen de wapenwedloop stoppen.
Maar over zijn zus kunnen we zeggen, dat ze zo hatelijk werd, dat haar eigen moeder ze wegjoeg; en het ongelukkige meisje had zoveel gelopen en niemand gevonden, die haar wilde opvangen, dat ze weldra omkwam in een hoek van het bos.

Holländisch Wort "umieć"(kunnen) tritt in Sätzen auf:

Niderlandzki pods. 3 podstawowe czasowniki

2. weten


Alles wat iemand over het leven moet weten, heb ik geleerd van een sneeuwpop.
Ik moet weten.
Mocht iemand vragen waar het in het verhaal om gaat, zou ik het echt niet weten.
Geen schrik: ik zal discreet zijn, en niet zeggen wat ze beter niet weten.
Gelieve dit formulier in te vullen en te wachten tot wij iets laten weten.
Ik twijfel op geen enkele manier aan je goeie wil, maar ik wou je iets laten weten.
Meer en meer landen in Europa weten zich geen raad met de groeiende stroom immigranten.
Laat u me het alstublieft zo snel mogelijk weten als u een deel van de conferentiezaal zou willen opzetten om uw producten te tonen.
Er zijn drie soorten onwetendheid: niets weten, slecht weten en niet datgene weten, wat nodig is te weten.
Veel mensen weten niet dat antibiotica niet effectief zijn tegen virusziekten.
Jij en ik weten natuurlijk wel beter dan dat je verkouden zou worden door zonder jas naar buiten te gaan, maar je zult ze de kost moeten geven die denken dat dat wel zo is.
Ik trachtte te weten te komen hoeveel mensen er echt wonen in deze stad.
Ik hou er niet van als wiskundigen die veel meer weten dan ik hun gedachten niet duidelijk kunnen uitdrukken.
Het is plezant om weten dat de schoonheid van Japanse tuinen in geen enkele andere cultuur teruggevonden wordt.
Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.