Thema 2 van DE OPMAAT

 0    208 Datenblatt    xkali
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
poczta
Lernen beginnen
de mail
zaproszenie
Lernen beginnen
het uitnodiging
zapraszać
Lernen beginnen
uitnodigen
urodziny; rocznica
Lernen beginnen
het verjaardag
dobrze; bardzo
Lernen beginnen
wel
pomimo to; przecież; jednak
Lernen beginnen
toch
chyba akurat
Lernen beginnen
wel even
wzdłuż; obok
Lernen beginnen
langs
księgarnia
Lernen beginnen
de boekenwinkel
gratulacje
Lernen beginnen
gefeliciteerd
Gratulacje z okazji urodzin!
Lernen beginnen
Gefeliciteerd met je verjaardag!
Z całego serca!
Lernen beginnen
Van harte!
mieć nadzieję
Lernen beginnen
hopen
Mam nadzieję, że jeszcze go nie masz.
Lernen beginnen
Ik hoop niet dat je het al hebt.
paragon
Lernen beginnen
het bonnetje
zamienić; wymienić
Lernen beginnen
ruilen
tytuł
Lernen beginnen
de titel
na stole
Lernen beginnen
op de tafel
tu; tam
Lernen beginnen
daar
pakować; chwycić
Lernen beginnen
pakken
sam
Lernen beginnen
zelf
zadowolenie z siebie
Lernen beginnen
het zelfbehagen
sztuka
Lernen beginnen
het stukje
mnie; mi
Lernen beginnen
mij
miło; przyjemny
Lernen beginnen
gezellig
Miło, że jesteście tutaj!
Lernen beginnen
Gezellig dat jullie er zijn!
więc
Lernen beginnen
dus
Ja to widzę, jesteś do niej bardzo podobna.
Lernen beginnen
Ik zie het, je lijkt veel op haar.
być podobnym do
Lernen beginnen
lijken op
każdy
Lernen beginnen
iedereen
Wszyscy to mówią.
Lernen beginnen
Dat zegt iedereen.
Zgadza się.
Lernen beginnen
Dat klopt.
Nie zgadza się.
Lernen beginnen
Dat klopt niet.
Moja babcia jest siedem lat martwa.
Lernen beginnen
Mijn oma is zeven jaar geleden overleden.
To ciężkie dla Ciebie.
Lernen beginnen
Wat erg voor je.
zły; źle; bardzo
Lernen beginnen
erg
odczuć brak; chybić
Lernen beginnen
missen
Tak, oczywiście!
Lernen beginnen
Ja, hoor!
czuć; odczuć
Lernen beginnen
voelen
podróżować
Lernen beginnen
reizen
To nie jest miłe!
Lernen beginnen
Het is niet leuk!
udany; doskonale; świetny; spokojnie
Lernen beginnen
leuk
rozważać
Lernen beginnen
zinnen
Chcesz tańczyć?
Lernen beginnen
Zin om te dansen?
wariować za
Lernen beginnen
dol zijn op
Ja wariuję za salsa.
Lernen beginnen
Ik ben dol op salsa.
prawdziwy; rzeczywiście
Lernen beginnen
echt
Ja jestem prawdziwym tancerzem.
Lernen beginnen
Ik ben echte danser.
umrzeć
Lernen beginnen
overlijden
poślubić kogoś
Lernen beginnen
trouwen
matura; egzamin końcowy
Lernen beginnen
het eindexamen
święto; uroczystość
Lernen beginnen
het feest
rodzina
Lernen beginnen
de familie
kubek; miseczka
Lernen beginnen
de kop
filiżanka; kubeczek
Lernen beginnen
het kopje
perfumy
Lernen beginnen
het parfum
wino
Lernen beginnen
de wijn
roczny
Lernen beginnen
jarig
Ubchodzę urodziny.
Lernen beginnen
Ik ben jarig.
bliźniak
Lernen beginnen
de tweeling
bratanek; siostrzeniec; kuzyn
Lernen beginnen
de neef
bratanica; siostrzenica; kuzynka
Lernen beginnen
de nicht
ojczym
Lernen beginnen
de stiefvader
macocha
Lernen beginnen
de stiefmoeder
brat przyrodni
Lernen beginnen
de stiefbroeder
siostra przyrodnia
Lernen beginnen
de stiefzuster
przybrana rodzina
Lernen beginnen
het pleeggezin
najbliższa rodzina
Lernen beginnen
het gezin
przybrany ojciec
Lernen beginnen
de pleegvader
przybrana matka
Lernen beginnen
de pleegmoeder
przybrane dziecko
Lernen beginnen
het pleegkind
przybrany syn
Lernen beginnen
de pleegzoon
przybrana córka
Lernen beginnen
de pleegdochter
ich
Lernen beginnen
hun
składać się
Lernen beginnen
bestaan
przeprowadzić się; wyprowadzić się
Lernen beginnen
verhuizen
Ja rozumiem trochę holenderski, ale moja wymowa jest zła.
Lernen beginnen
Ik begrijp een beetje Nederlands, maar mijn uitspraak is slecht.
wymowa
Lernen beginnen
de uitspraak
test
Lernen beginnen
de test
stanowisko
Lernen beginnen
de baan
gość
Lernen beginnen
de gast
mile widziany; witamy
Lernen beginnen
welkom
nudny; nieciekawie
Lernen beginnen
vervelend
kanał
Lernen beginnen
de gracht
Jaki jest dzisiaj dzień?
Lernen beginnen
Welke dag is het vandaag?
Każdego dnia podrożuję pociągiem.
Lernen beginnen
Elke dag reis ik met de trein.
Jutro przyjedzie nasza córka do domu.
Lernen beginnen
Morgen komt onze dochter naar huis.
Jutro jadę do szpitala.
Lernen beginnen
Morgen ga ik naar het ziekenhuis.
W poniedziałek przyjedzie moja siostra z Polski.
Lernen beginnen
Maandag komt mijn zus uit Polen.
propozycja
Lernen beginnen
het voorstel
umowa; zgoda
Lernen beginnen
de afspraak
przyrzeczenie
Lernen beginnen
de belofte
złożyć życzenia; pragnąć
Lernen beginnen
wensen
pożądać
Lernen beginnen
verlangen
możliwy; możliwie
Lernen beginnen
mogelijk
zakaz
Lernen beginnen
het verbod
zobowiązany
Lernen beginnen
verplicht
potrzebny; niezbędny
Lernen beginnen
nodig
w przyszłym tygodniu
Lernen beginnen
komende week
średni
Lernen beginnen
middelbaar
żłobek
Lernen beginnen
de créche
fizyka
Lernen beginnen
de natuurkunde
pielęgniarka
Lernen beginnen
de verpleegster
pielęgniarka
Lernen beginnen
de verpleegkundige
księgowy
Lernen beginnen
de accountant
proboszcz
Lernen beginnen
de pastoor
odtąd; od kiedy
Lernen beginnen
sinds
rozwiedziony
Lernen beginnen
gescheiden
przygotowywać
Lernen beginnen
voorbereiden
rzecz
Lernen beginnen
de ding
dzień króla
Lernen beginnen
de Koningsdag
dzień Wyzwolenia
Lernen beginnen
de Bevrijdingsdag
wielkanoc
Lernen beginnen
de Pasen
Boże Narodzenie
Lernen beginnen
de Kerstmis
suchar
Lernen beginnen
de beschuit
mysz
Lernen beginnen
de muis
obchodzić
Lernen beginnen
vieren
malować; farbować
Lernen beginnen
verven
świeca
Lernen beginnen
de kaars
świeczka
Lernen beginnen
het kaarsje
zdmuchnąć
Lernen beginnen
uitblazen
choinka
Lernen beginnen
de Kerstboom
ozdobić
Lernen beginnen
versieren
tradycja
Lernen beginnen
de traditie
okazać; uwidocznić
Lernen beginnen
blijken
badanie
Lernen beginnen
het onderzoek
wśród
Lernen beginnen
onder
między innymi
Lernen beginnen
onder andere
następować
Lernen beginnen
volgen
wyzwolenie
Lernen beginnen
de bevrijding
wspomnienie; obchody dla uczczenia pamięci
Lernen beginnen
de herdenking
okupacja
Lernen beginnen
de bezetting
sprowadzić
Lernen beginnen
halen
natychmiast; zarazem
Lernen beginnen
meteen
potem
Lernen beginnen
daarna
śpiewać
Lernen beginnen
zingen
hymn narodowy
Lernen beginnen
het volkslied
cisza
Lernen beginnen
de stilte
cicho; spokojny
Lernen beginnen
stil
sztuczne ognie
Lernen beginnen
het vuurwerk
urodzenie; narodziny
Lernen beginnen
de geboorte
świadome macierzyństwo
Lernen beginnen
de geboortenbeperking
małżeństwo; ślub
Lernen beginnen
het huwelijk
serdeczny; serdecznie
Lernen beginnen
hartelijk
szczęście
Lernen beginnen
het geluk
serdeczne gratulacje!
Lernen beginnen
Hartelijk Gefeliciteerd!
dużo szczęścia z...
Lernen beginnen
Veel geluk met...
wyzdrowienie; poprawa
Lernen beginnen
de beterschap
Z całego serca wyzdrowienia!
Lernen beginnen
Van harte beterschap!
siła;
Lernen beginnen
de sterkte
staranie się
Lernen beginnen
de sollicitatie
przyjemność
Lernen beginnen
het plezier
przyjemny
Lernen beginnen
gezellig
umrzeć
Lernen beginnen
overlijden
Kondolencje z powodu śmierci...
Lernen beginnen
Gecondoleerd met het overlijden van...
Częstuję ciastem.
Lernen beginnen
Ik trakteer op taart.
przyszły
Lernen beginnen
a.s. / aanstaande
tak (na ślubie)
Lernen beginnen
het ja-woord
Zapraszamy was serdecznie.
Lernen beginnen
We nodigen jullie van harte uit.
sala
Lernen beginnen
de zaal
zadanie
Lernen beginnen
de taak
nowożeńcy; narzeczeni
Lernen beginnen
het bruidspaar
gratulować
Lernen beginnen
feliciteren
podczas
Lernen beginnen
tijdens
na przykład
Lernen beginnen
bijvoorbeeld
para
Lernen beginnen
het paar
granica
Lernen beginnen
de grens
spostrzeć
Lernen beginnen
merken
wschód
Lernen beginnen
het oosten
nazwać
Lernen beginnen
noemen
różnić się
Lernen beginnen
verschillen
wyobrazić
Lernen beginnen
voorstellen
alkohol
Lernen beginnen
de alcohol
obydwoje
Lernen beginnen
allebei
tylko; samotny
Lernen beginnen
alleen
para
Lernen beginnen
het echtpaar
żonaty/zamężna
Lernen beginnen
getrouwd
chętnie
Lernen beginnen
graag
pozdrowienie
Lernen beginnen
de groet
jej
Lernen beginnen
haar
kot
Lernen beginnen
de kat
gotowy
Lernen beginnen
klaar
skrzyżowanie
Lernen beginnen
het kruispunt
łyżka
Lernen beginnen
de lepel
nóż
Lernen beginnen
het mes
trudny
Lernen beginnen
moeilijk
muzyka
Lernen beginnen
de muziek
wziąć
Lernen beginnen
nemen
Nic nie szkodzi!
Lernen beginnen
Het is niet!
Nie ma znaczenia!
Lernen beginnen
Het maakt niet uit!
Sylwester
Lernen beginnen
de Oudejaarsavond
parkować
Lernen beginnen
parkeren
reagować
Lernen beginnen
reageren
w prawo
Lernen beginnen
rechtsaf
recepcja
Lernen beginnen
de receptie
palić
Lernen beginnen
roken
zadawać pytania
Lernen beginnen
vragen stellen
kierować (pojazdem)
Lernen beginnen
sturen
ciasto; tort
Lernen beginnen
de taart
czas
Lernen beginnen
de tijd
częstować
Lernen beginnen
trakteren
zapomnieć
Lernen beginnen
vergeten
różnica
Lernen beginnen
het verschil
rozumieć
Lernen beginnen
verstaan
kolejność
Lernen beginnen
volgorde
widelec
Lernen beginnen
de vork
życzenia; pragnienie
Lernen beginnen
de wens
szwagier
Lernen beginnen
de zwager

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.